Een volledige samenvatting van het vak Inleiding Europees recht, gebaseerd op de hoorcolleges, verplichte literatuur en behandelde jurisprudentie aan de Universiteit Utrecht (collegejaar 2021/22).
• Een verwijzing naar regelgeving bevat altijd een verwijzing naar de vindplaats in het Publicatieblad (Pb).
• Bij verwijzen naar Europese wet- en regelgeving is het jaar waarin de regeling tot stand kwam van
belang. Verschillen zijn de de aanduiding EEG of EG (resp. voor en na 1993), de aanduiding van het
jaar van de richtlijn (vóór 2000: 2 cijfers, ná 2000: 4 cijfers) en de aanduiding van het Publicatieblad
(vóór 1 februari 2003: Publicatieblad EG, ná 1 februari 2003: Publicatieblad EU).
• Een voorbeeldverwijzing ná 2003: Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van
20 december 2006 betre ende het rijbewijs, PbEU 2006, L 403/18.
• Verwijs bij jurisprudentie in principe altijd naar de vindplaats in de Jurisprudentie (afkorting: Jur.), noteer
bij voorkeur de zaaknaam van de uitspraak en indien beschikbaar de ECLI. Slechts wanneer de
vindplaats nog niet bekend is, volstaat een vermelding met toevoeging "nog niet gepubliceerd, maar wel
raadpleegbaar via EUR-Lex" of "raadpleegbaar via de website van het Hof van Justitie”.
• Een voorbeeldverwijzing: HvJ EG 27 november 1991, C-4/91, ECLI:EU:T:1994:79, Jur. 1991, p. I-5627
(Bleis).
Hoofdstructuur
Ontstaan en ontwikkeling
Europese Gemeenschap
In 1951 werd bij verdrag op initiatief van een Franse minister de Europese Gemeenschap voor Kolen en
Staal (EGKS) opgericht. Het is de oorsprong van de huidige Europese Unie.
In 1957 verbreedde de Gemeenschap zijn werkterrein tot een gemeenschappelijke markt met een eigen
douane-unie, handelsbeleid en een intern landbouwbeleid en (kern-)energiebeleid: het EEG-verdrag.
Tevens werd de Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) opgericht.
Het idee achter een gemeenschap voor grondsto en benodigd voor oorlogsvoering, en toenemende
economische afhankelijkheid is het praktisch ‘onmogelijk’ maken van oorlogsvoering tussen de lidstaten.
• Het EEG-verdrag is de basis van het huidige EU-Werkingsverdrag (‘Verdrag betre ende de werking van
de Europese Unie’, VWEU).
Belangrijke arresten
De Europese Gemeenschap (juridisch drie gemeenschappen, maar opereerde al snel als één) ontwikkelde
zich juridisch o.b.v. twee arresten van het Europese Hof van Justitie:
• In Van Gend & Loos heeft het Hof voor het eerst de rechtstreekste werking van het gemeenschapsrecht
in de EU-lidstaten erkend.
• In Costa/E.N.E.L. stelde het Hof dat het E.E.G. Verdrag een eigen autonome rechtsorde in het leven heeft
geroepen die door inwerkingtreding in de rechtsorde der lidstaten is opgenomen en waarmee nationale
ff ff ff
, rechters rekening dienen te houden. Het Hof verklaarde dat bij een con ict tussen nationaal en Unierecht,
het Unierecht altijd prefereert – ook in geval van constitutioneel recht.
Europese Unie
In 1992 hervormde de Gemeenschap met het Verdrag van Maastricht tot een meer politiek verband: de
Europese Unie. Kenmerkend waren het burgerschap van de Unie (art. 17 EG-Verdrag, thans art. 20 VWEU)
en het besluit tot een gezamenlijke muntunie.
Met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa wilden de lidstaten de gegroeide en verder
groeiende juridische, politieke en nanciële autonomie van hun Unie een constitutionele grondslag geven.
Dit verdrag werd verworpen, maar met het Verdrag van Lissabon (2007, van kracht 2009) namen de
lidstaten de meeste veranderingen uit het verworpen Grondwettelijk Verdrag toch op…
Instellingen en verhoudingen
Gaandeweg heeft het bestel meer trekken gekregen van een klassiek stelsel van machtendeling/trias
politica.
• In een niet-juridisch akkoord van 1979 werd de Europese Raad gevestigd met alle regeringsleiders van
de lidstaten. Eveneens werd afgesproken dat het Europees Parlement een direct verkozen
volksvertegenwoordiging zou worden.
Sinds het Verdrag van Lissabon zijn naast de rechtsprekende macht ook de wetgevende en uitvoerende
macht helder te onderscheiden. De structuur is te vinden in het VEU (Verdrag betre ende de Europese
Unie):
• De Raad van de EU (bestaande uit de vakminister uit elke lidstaat, zie art. 16 VEU en art. 237 e.v. VWEU)
voert samen met het Europees Parlement (zie art. 14 VEU en art. 233 e.v. VWEU) de wetgevingstaak uit
als ook de begroting (artt. 14 lid 1 en 16 lid 1 VEU, en 314 VWEU).
• Het Europees Parlement vertegenwoordigt de burgers van de Europese Unie (zie art. 14 VEU en art. 233
e.v. VWEU) en voert samen met het Europees Parlement de wetgevingstaak uit als ook de begroting.
• De Commissie (zie art. 17 VEU en art. 244 e.v. VWEU) vertegenwoordigt het belang van de Unie en heeft
– in de meeste gevallen het exclusieve – recht om wetgevingsvoorstellen (initiatieven) te formuleren. Ook
handhaaft en controleert het EU-recht en beheerst het de begroting.
• De uitvoerende macht ligt bij de Europese Raad – welke expliciet geen wetgevingstaak uitvoert (art. 15
VEU en art. 235 e.v. VWEU). Het bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten.
• De rechtsprekende macht ligt bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, welke het Hof van Justitie,
het Gerecht en de gespecialiseerde rechtbanken omvat (art. 19 VEU en art. 251 e.v. VWEU). Het Hof van
Justitie telt ten minste één rechter per lidstaat – later wordt er verder op het HvJ ingegaan.
In het VEU zijn de takenpakketten van de verschillende bovengenoemde instanties te vinden.
Bevoegdheden en werkingsterreinen
Het Werkingsverdrag is voor een groot deel een boek van bevoegdheden. Het geeft ook een goed overzicht
van de werkingsterreinen van de EU.
fi fl ff
, Wetgevende macht
EP, de Raad
Uitvoerende macht Rechterlijke macht
Commissie, Europese Raad, de HvJ
Raad, lidstaten
Rechtsgemeenschap, wetgeving en begroting
EU-grondrechten
• In de oorspronkelijke EU-verdragen (EGKS, EEG, Eurotom) was niet in grondrechtenbescherming
voorzien. Na dreiging van het Duitse BGH EU-recht in Duitsland onverbindend te verklaren wanneer hier
niet in werd voorzien, stelde het Hof dat het zich laat leiden door ‘constitutionele tradities van de lidstaten
en de rechten zoals die zijn neergelegd in het EVRM’. Sinds die tijd worden deze “grondrechten” als
algemene rechtsbeginselen van de Unie beschouwd.
• Aan het einde van de jaren ’10 kwam het besef dat strengere rechtshandhaving vraagt om stevigere
garanties voor burgerlijke vrijheden. Grondrechten werden ook steeds actueler, o.m. door de dreiging van
internationaal terrorisme.
• Sinds het Verdrag van Lissabon heeft de EU naast grondrechtenbescherming uit rechtspraak ook een
eigen Handvest van Grondrechten van de Europese Unie gekregen, als deel van het verdragsrecht ex art.
6 lid 1 VEU.
• Volgens lid 2 hebben lidstaten tevens afgesproken dat de Unie zal toetreden tot het EVRM, al is dat tot
op heden niet gebeurd. Het Hof heeft onverwacht in 2014 de toetredingsvoorwaarden van de EU tot
het EVRM in een advies afgekeurd als strijdig met de autonomie van het EU-recht.
• De grondrechtenbescherming van het EVRM blijft krachtens lid 3 echter geldig.
Het Handvest
• Sinds het Verdrag van Lissabon zijn door het juridisch verbindend verklaren van het Handvest de
lidstaten grondwetgevers geworden in de hoedanigheid van Verdragopstellers.
• Als hoofdregel zijn EU-grondrechten gericht tot de Unie maar daarnaast ook tot de lidstaten zelf tot zover
deze maatregelen nemen tot uitvoering van Europese regels, terwijl het Handvest niks zelf over
toepasbaarheid ten aanzien van particulieren (zie art. 51 Handvest).
• Het Hof van Justitie kan in het kader van een beroep op nietigverklaring (o.g.v. 263 VWEU) of de
beantwoording van een prejudiciële geldigheidsvraag (o.g.v. 267 VWEU) een eenmaal aangenomen
secundair-rechtelijke Uniehandeling toetsen op de verenigbaarheid met de Handvestbepalingen (zie
uitspraak Digital Rights Ireland).
, • Een andere functie van is die van de ‘interpretatie-leidraad’ wat inhoudt dat al het andere Unierecht
(zowel primair als secundair) uitgelegd moet worden in het licht van en in overeenstemming met de
bepalingen uit het Handvest
• Burgers kunnen ook een beroep op de bepalingen van het Handvest doen om de rechtmatigheid van
handelingen an andere particulieren te betwisten, zo volgt uit uitspraken van het Hof.
Bronnen van Unierecht
Het Unierecht is te onderscheiden in primair en secundair Unierecht., maar daarnaast kan ook ‘tertiair’
Unierecht worden onderscheiden. Ze hebben betrekking op de positie binnen de juridische rangorde die
een rechtsbron inneemt, al zijn niet alle rechtsbronnen eenvoudig onder één categorie te categoriseren.
• Primair recht staat bovenaan de juridische randorde en bestaat uit verdragen, de algemene
rechtsbeginselen die het Hof uit de constitutionele traditie en het EVRM herleidt en grondrechten.
• Secundair recht bestaat uit een tienduizenden pagina’s tellende verzameling van wetgeving en andere
bindende rechtshandelingen welke op primair recht zijn gebaseerd. Uit 288 VWEU kan worden
opgemaakt dat verordeningen en richtlijnen de belangrijkste secundaire rechtshandelingen zijn. Het
artikel onderscheidt:
• Een verordening heeft een algemene strekking (en is dus bindend voor lidstaten, particulieren etc.), is
verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
• Een verordening kan in zowel rechten als plichten voor particulieren voorzien.
• Het heeft zowel een horizontale als verticale werking.
• Een verordening mag niet door nationale lidstaten worden omgezet.
• Een richtlijn is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij
bestemd is, doch wordt aan de nationale instanties bij het nakomen van hun verplichtingen de
bevoegdheid gelaten ‘vorm en middelen’ te kiezen. Pas wanneer een richtlijn d.m.v. een nationale
omzettingsmaatregel ten uitvoer is gelegd, heeft zij haar volledige juridische e ect. Soms bevatten
richtlijnen zelf bepalingen die de vrijheid van ‘vorm en middelen’ beperken.
• Een richtlijn voorziet niet direct in rechten en plichten voor particulieren, maar de nationale
uitwerking van richtlijnen voorzien wel in rechten maar niet in plichten voor particulieren.
• Richtlijnen hebben een verticale werking: het geldt tussen lidstaten.
• Het omzetten van een richtlijn is verplicht.
• Een besluit is verbindend in al haar onderdelen. Indien de adressaten worden vermeld, is het alleen
voor hen verbindend (en anders is het van algemene strekking).
• Een besluit voorziet in zowel rechten als plichten voor particulieren en/of lidstaten.
• Het heeft zowel horizontale als verticale werking.
• Soms wordt ‘tertiair recht’ onderscheiden, waarmee wordt gedoeld op niet formeel geregelde
instrumenten zoals (actie)programma’s, beleidsdoelstellingen, resoluties, richtsnoeren, bekendmakingen,
gedragscodes, conclusies en aanbevelingen (ook wel tezamen ‘soft law’ genoemd). Enkel de
ff
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pactasuntservanda. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.