Vennootschapsbelasting, waarom eigenlijk?
• In de basis is de vennootschapsbelasting een antimisbruikregeling.
• De vennootschapsbelasting voorkomt belastingvrij oppotten. Anders was er alleen
belastingheffing geweest over dividend (als het uitgekeerd wordt). Maar om de
oppotting dus te voorkomen is er ook vennootschapsbelasting.
• Heffing over de winst gerealiseerd door rechtspersonen.
o Vennootschapsbelasting is belasting heffen over de winst die gemaakt wordt
door rechtspersonen. Dit is dus een aanvulling op heffing van de winst zoals die
bij natuurlijke personen zelf plaatsvinden. Vennootschapsbelasting zou je
kunnen zien als een voorheffing op de winst bij natuurlijke personen, dus bij
inkomstenbelasting.
• Vanuit die optiek is de vennootschapsbelasting een aanvulling op de heffing over de
winst bij ondernemers/natuurlijk personen.
o Soort aanvulling op de inkomstenbelasting
• Toekomstvisie: misschien komt er ooit een ondernemings(winst)belasting
Vennootschapsbelasting
• Term ‘vennootschapsbelasting’ is enigszins ongelukkig.
o Niet alle vennootschappen zijn zelfstandig VPB-plichtig (bijvoorbeeld de v.o.f en
de c.v.).
o Sommige samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen zijn VPB-plichtig
terwijl er geen sprake is van rechtspersoonlijkheid. Bijvoorbeeld open
commanditaire vennootschap.
o Vennootschapsbelasting wordt bijvoorbeeld ook geheven van verenigingen en
stichtingen als ze een onderneming drijven of in concurrentie treden met de
markt. Dus niet altijd VPB-plichtig.
• De vennootschapsbelasting ziet zowel op het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) als op
multinationale ondernemingen.
o Gevolg: complexe regelgeving, welke deels slechts voor MKB relevant is, voor
een ander deel slechts betrekking heeft op multinationale ondernemingen. Er
wordt weleens gezegd: maak een VPB-light en een VPB-all-in. Dat is nog niet
gelukt dus is het gewoon één wet waarin van alles staat wat voor MKB’s vaak
niet van belang is omdat die problemen niet spelen bij hele kleine bedrijven.
• Er is niet echt een goed alternatief voor de term ‘vennootschapsbelasting’, want winst
heffen lijkt weer teveel op winst uit onderneming etc.
Geschiedenis van de vennootschapsbelasting
• Besluit op de winstbelasting 1940: Voor het eerst géén uitdelingsbelasting.
• Ter vergelijking: Estland kent nog steeds een uitdelingsbelasting (tarief winstbelasting
0%, pas bij uitdeling van winst wordt 21% VPB geheven).
o In Nederland heffen we dus over de winst, Estland heft pas wanneer het
uitgekeerd wordt.
• Besluit op de vennootschapsbelasting 1942: van kracht tot 1-1-1970!
• Opgevolgd door de huidige (!) Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
1
,Stelsels heffing vennootschapsbelasting
• Klassieke stelsel: volledige loskoppeling VPB en IB. Nadeel hiervan is dat economisch
dubbele belastingheffing ontstaat. Als je je onderneming namelijk in een BV stopt dan
moet je daarmee VPB betalen. Als je dan geld uit de BV haalt om je boodschappen te
kunnen doen dan betaal je IB daarover.
• In Nederland alleen nog het klassieke stelsel bij aandeelhouders zonder aanmerkelijk
belang (box 3). Bij de heffing van IB wordt op geen enkele wijze rekening gehouden
met de VPB-heffing.
• Gematigd klassieke stelsel bij aandeelhouders met een aanmerkelijk belang (box 2):
combinatie van a.b-tarief en VPB-tarief benadert box 1 tarief. Je zou dus kunnen stellen
dat in de IB er enigszins rekening mee wordt gehouden dat over het voordeel al
vennootschapsbelasting is betaald.
• Economisch gezien is het dus nog wel dubbele heffing, maar juridisch gezien niet want
het ene is inkomstenbelasting en het andere vennootschapsbelasting. Dan betaal je dus
niet belasting over hetzelfde, maar zo voelt het wel.
Voorbeeld ‘vroeger’
Stel winst BV is € 100.000
• Verschuldigde VPB 20% € 20.000
• Als dividend kan daarom worden uitgekeerd € 80.000
• Belast in de IB als inkomen in box 1 52% = € 41.600
• Resteert netto € 38.400
• Dus een belastingdruk van 71,6%
Voorbeeld ‘nu’
Stel winst BV is € 100.000
• Verschuldigde VPB 20% € 20.000
• Als dividend kan worden uitgekeerd € 80.000
• Belast in de IB als inkomen uit aanmerkelijk belang 25% = € 20.000
• Resteert netto € 60.000
• Dus een belastingdruk van 40%
Dat is minder dan de 2e schijf van box 1
Kijk dit terug voor uitleg!
Stelsels heffing vennootschapsbelasting
• Bij aandeelhouders met aanmerkelijk belang middenweg tussen klassieke stelsel en
verrekening:
- Belastingdruk bij ondernemer: Nederlandse tarief box 1 max. 52% (echter
zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling).
- Belastingdruk bij aandeelhouder met aanmerkelijk belang: vpb 20%/25% plus ab
25% levert een gecombineerde belastingdruk op van 40% resp. 43,75%, globaal
evenwicht.
- Belastingdruk bij aandeelhouder zonder aanmerkelijk belang:
VPB 20%/25% plus 1,2% box 3 (regeling t/m 2016), echter vergelijking gaat mank.
Aandeelhouder is geen ondernemer maar belegger.
Geïntegreerde stelsels
• Volledige integratie, ongeacht hoeveel winst er wordt uitgekeerd.
• Overige geïntegreerde stelsels:
2
, - op enigerlei wijze aftrek in de VPB-sfeer van uitgekeerd dividend c.q. fictief
dividend.
- correctiemechanisme in de IB-sfeer.
- Probleem is steeds: hoe ga je om met situaties waarbij de winst na VPB niet
volledig wordt uitgekeerd?
• Ook een lastige: hoe ga je om met grensoverschrijdende situaties?
Vpb is een Europese vpb geworden
• Strijdigheden met het EU-Werkingsverdrag (VWEU).
o Vrijheid van vestiging en vrijheid van kapitaal zijn bijvoorbeeld belangrijke
bepalingen waardoor nationale wetgeving soms aangepast moet worden.
• Belastingconcurrentie binnen de Europese Unie, Nederland behoort qua vpb-tarief tot
de middenmoot.
• Code of conduct (Europese gedragscode ter vermijding schadelijke
belastingconcurrentie).
• Europese richtlijnen op het gebied van directe belastingen.
• Een Europese VPB? Heffing van VPB op basis van een geconsolideerde
heffingsgrondslag? Ontwerp-richtlijn CCCTB.
o Staten zijn nu nog heel soeverein en willen dat niet heel graag opgeven. Dus dit
is nog een lastig punt. Het idee is wel dat dit ooit gaat ontstaan zodat in alle
Europese landen dezelfde wetten gaan gelden. Dan maakt het voor bedrijven
niet meer uit in welk land ze gaan zitten. Als land raak je dan heel wat
soevereiniteit kwijt dus.
o Sinds herfst 2017 ambitieuze plannen: CCTB willen ze in 2019 laten ingaan,
CCCTB willen ze in 2021 laten ingaan. Kans is klein dat het gaat lukken.
• Bepalingen in de vennootschapsbelasting incl. rulings mogen niet leiden tot
staatssteun.
• Twee anti-misbruikrichtlijnen (ATAD-1 en ATAD-2)
Fiscaal vestigingsklimaat
Nederland is een fijn vestigingsland. Waarom?
• Deelnemingsvrijstelling: art. 13 Vpb. Gaan we nog 2,5 college over hebben.
• Introductie innovatiebox: vrij technische regeling. Gaan we het niet echt over hebben.
• Tariefsverlaging: de eerste schijf gaat Nederland oprekken.
• Horizontaal toezicht: de belastingdienst maakt vooraf afspraken met bedrijven over
hoe we fiscaal omgaan met bepaalde transacties. Er wordt dus de mogelijkheid
gegeven om te overleggen met de belastingdienst ten aanzien van de fiscale gevolgen
van bepaalde handelingen.
• Belastingdienst denkt mee met multinationals.
o Hierdoor weten bedrijven van tevoren wat de fiscale gevolgen zijn en kan je
hiermee rekening houden. In veel landen kan dat niet. Je hoeft dan dus niet
perse minder te betalen maar je hebt wel zekerheid van tevoren over wat er
gaat gebeuren.
• Rulingpraktijk: afspraak met de belastingdienst. Het bedrijfsleven hecht aan zekerheid
vooraf. Als de inspecteur iets toezegt dan komt er een ruling tot stand. Dat betekent dat
de belasting en de staat gebonden zijn aan die afspraken dan.
o ATR: advanced tax ruling.
o APA: advanced price agreement.
3
, Dit rijtje houdt Nederland echt aan vast. Als hier iets moet veranderen dan doet Nederland
niet mee aan die CCCTB hebben ze gezegd.
● Voorstel tot afschaffing dividendbelasting aanstaande Prinsjesdag!
Rechtsbronnen van de VPB
• Wet VPB. 1969
• Wet IB 2001.
o Bepalingen over winst zijn ook geldig bij de Wet VPB.
• Uitvoeringsbesluit VPB. 1971
• Uitvoeringsbeschikking VPB. 1971
• Besluit fiscale eenheid 2003
• Standaardvoorwaarden fusie etc.
• Besluit beleggingsinstellingen
• Diverse beleidsbesluiten
• AWR
• Europees recht
Opbouw wet VPB
1. Het subject (art. 1/m 4).
Subjectieve vrijstellingen (art. 5 t/m 6a).
Wie moet eigenlijk VPB betalen?
2. Het object van binnenlandse belastingplichtige (art. 8 t/m 16).
Waarover moet betaald worden?
3. Object bij buitenlands belastingplichtige (art. 17 t/m 19).
Waarover moet betaald worden?
4. Verrekening van verliezen (art. 20 t/m 21).
Onder allerlei voorwaarden kan je verliezen tot op zekere hoogte verrekenen
5. Tarief (art. 22 t/m 23b).
Hoeveel moet je gaan betalen?
5a Deelnemingsverrekening (art. 23c t/m 23d).
6. Wijze van heffing (art. 24 t/m 27).
Hoe dient de betaling plaats te vinden etc.?
7. Aanvullende regelingen (art. 28 t/m 29a).
8. Overgangs- en slotbepalingen (art. 30 t/m 39).
Opbouw Wet VPB hoofdstuk 2
Het object van binnenlandse belastingplichtige (art. 8 t/m 16).
Art. 8: verwijzing naar de Wet IB 2001. Komt vaak voor in tentamen!
Art. 9: van de winst aftrekbare uitgaven
Art. 10 t/m 11: niet van de winst aftrekbare uitgaven
Art. 12 t/m 12b: enkele bijzondere regelingen
Art. 13: deelnemingsvrijstelling
Art. 14 t/m 14c: fusies en dergelijke
Art. 15: fiscale eenheid
Art. 16: giftenaftrek
Belastingplicht
• Onderscheid tussen subjectieve en objectieve belastingplicht:
- Subjectieve belastingplicht: wie is belastingplichtig?
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Rechtenstudent3911. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.