Hoorcolleges Penitentiair Recht
Hoorcollege 1: 07-02-2020
Strafdoelen en straftheorieën
Introductie
Wat is penitentiair recht?
- Jonkers: strafrechtelijk sanctierecht in ruime zin. Het geheel van regels met betrekking tot
straffen en maatregelen. Zowel de oplegging als de tenuitvoerlegging. Penitentiair recht en
sanctierecht zijn hier synoniemen.
- Kelk: engere opvatting. Hij zei: alleen het tenuitvoerleggingen van sancties, dus niet de
dreiging of de oplegging van sancties.
Docent: opleggen en tenuitvoerleggingen en het geheel van regels dat daarop betrekking heeft.
Beide aspecten komen dus aan de orde: straftoemeting en executie.
Detentierecht: ziet op de rechtspositie van gedetineerden.
Penologie: ziet op de leer van het straffen —> bestudering van strafrechtelijke sancties vanuit een
meer gedragswetenschappelijk, empirisch perspectief
Bestraffing kan door de rechter of de officier van justitie.
- Rechter: art. 348/350 Sv (welke straf of maatregel?)
- Officier van justitie: strafbeschikking (art. 257a e.v.)
Bronnen van het penitentiair recht:
- Wetboek van Strafvordering en Wetboek van Strafrecht: meer vanuit het Wetboek van
Strafrecht overgeheveld naar het Wetboek van Strafvordering
o Art. 1 Sr: legaliteitsbeginsel. Hieruit vloeit ook voort dat de op te leggen straffe in de
wet moet zijn opgenomen (nulla poena-beginsel)
- Grondwet, Pwb, Bvt en Gratiewet
o Grondwet: minimale beperkingen vastgelegd
- Lagere regelingen, zoals Regeling Tijdelijk Verlaten van de Inrichting, Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing
- Internationale verdragen: EVRM, IVBPR, EHRM, Soft Law
o Art. 3 EVRM: folterverbod en verbod op onmenselijke behandeling.
Lorsé T. Nederland: schending van art. 3 EVRM want elke week visitatie en
dat was zo routinematig dat het geen specifiek doel diende. Andere
beveiligingsmaatregelen in de EBI zorgde ervoor dat het eigenlijk niet zou
hoeven.
Murray tegen Nederland: levenslang opgelegd bij iemand met een
psychische stoornis maar die werd niet behandeld. Dus hij had nooit
mogelijkheid om vrij te komen nog. Door die behandeling dus niet aan te
bieden werd er geen perspectief op vrijlating geboden.
o Art. 5 EVRM: voortzetting van de vrijheidsbeneming moet een grond houden in de
veroordeling.
o Art. 7 EVRM: nulla poena-beginsel
o Prison Rules: aanbeveling van Europa over hoe detentie geregeld moet worden. Is
soft law en niet bindend.
- EU-Verdragen: kaderbesluiten
Straftheorieën
Presentatie Esra:
Straffen is vergelden? Niet altijd.
1. Retributieve (absolute vergeldingstheorieën): straf vindt rechtvaardiging in het strafbare feit.
Gericht op het verleden. Gaat alleen maar over vergelden. De dader verdiend het om gestraft
te worden omdat de dader een strafrechtelijke norm heeft overtreden.
2. Relatieve (utilistische/doel theorie): gaat om de doelmatigheid. Straf moet een doel hebben
en in dat verband kan je denken aan preventie (speciale of generale). Kan ook resocialisatie,
beveiliging van de maatschappij, gedragsverandering en genoegdoening zijn. Straf is gericht
op de toekomst. De bedoeling is dat het nut heeft en dat het effectief is.
3. Verenigingstheorieën: combinatie van beiden boven. Grondslag is vergeling, maar ook
andere strafdoelen zijn belangrijk. Accent verschilt per persoon wat belangrijker is.
Vergelding voert de boventoon volgens Esra, maar er wordt meer dan alleen maar vergelding
beoogd. De mate van de verwijtbaarheid vormt de ondergrens van de vergelding. De mate
van het ernst van het feit vormt de bovengrens van de vergelding.
Accentverschuiving naar preventie:
- Wetsvoorstel ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van
terroristische misdrijven: uit de MvT kan je opmaken dat het accent niet ligt op achteraf
vergelden. Daar ligt het accent op het voorkomen van de terroristische misdrijven.
Vergelding zal op de achtergrond vast een rol spelen.
- Wetsvoorstel tot invoering van de maatregel terbeschikkingstelling aan het onderwijs:
jongeren kunnen worden gedwongen weer naar school te gaan. Doel is niet vergelding of
bestraffen volgens de MvT. Expliciet genoemd. Zuiver utilistische visie op straf. (Gaat niet
door dit wetsvoorstel).
Er kan dus wel worden afgeweken van de heersende verenigingstheorie.
Docent:
Accentverschuiving lijkt ook wel een poging van de overheid om langer grip te houden op mensen.
,Er zijn drie clusters van strafrechttheorieën, clusters omdat niet elke aanhanger dezelfde invulling
geeft aan een theorie:
- Retributieve theorieën (ook wel absolute vergeldingstheorieën):
o De rechtvaardiging (of grondslag) voor de straf is gelegen in het begane misdrijf.
Anders gezegd: de rechtvaardiging van de straf is gelegen in het vergelden van
schuld. Het te verwachten nut van de straf is daaraan ondergeschikt.
o Met de rechtvaardiging van de straf is tevens het doel gegeven, namelijk vergelding.
Anders gezegd: er wordt gestraft om te vergelden.
o Straffen richten zich sterk op het verleden
o Er moet worden gestraft volgens de categorie imperatief
o Rechtsgrond = doel = vergelding. Doel is louter vergelding
o Vergelding is dus doel en rechtvaardiging tegelijk
o Deze straftheorieën zijn typerend voor de Klassieke Richting.
o Straf kan dienen om iemand te veranderen (maar is niet het doel, want dat is
vergelden)
o Het mensbeeld dat bij deze richting past is dat van de homo economicus. Homo
economicus: rationele mens. Je weegt de voordelen en de nadelen tegen elkaar af.
Als de straf voldoende erg is dan zal iemand zich onthouden van het plegen van
misdrijven.
o Kenmerk van verlichting als tegenhanger van het ancien regime waar nogal wrede
straffen golden.
o Beccaria: liet zich uit over die wrede straffen en vond de willekeur en wreedheid niet
kunnen. Rechters waren nu heel vrij en konden mede door corruptie willekeurig en
overmatig straffen. Hij vond dat vooraf straffen moesten worden vastgelegd, maar
wel de vrijheid voor rechters ook behouden.
o Onder invloed van dit denken is dus ons wetboek van strafrecht tot stand gekomen
en ook de straffen die opgelegd kunnen worden.
o Kant ging ook uit van de rationele mens en daarmee onderscheiden we ons van
dieren. Driften en passies hebben we onder controle. Daardoor kunnen we dus ook
zedelijk handelen.
o Strafrecht = categorisch imperatief. Dat wil zeggen dat de wil onvoorwaardelijk
verplicht om zo en niet anders te handelen. Dus er moet gestraft worden, ook al
heeft dat geen enkel doel meer. Als morgen de wereld vergaat, moet vandaag nog de
laatste misdadiger worden opgehangen.
- Utilistische theorie/doeltheorie:
o Rechtvaardiging (of grondslag) van de straf is gelegen in het doel (of het
veronderstelde nut) daarvan. Er wordt gestraft, omdat daarvan een bepaald doel
wordt verwacht. Grondslag in het nut dat een straf moet hebben. Bij
tenuitvoerlegging en oplegging.
o Benadrukt de bescherming van het collectief tegen gevaarlijk geachte personen.
o Onderscheid tussen verschillende type daders en welke straffen zij moeten krijgen.
o Twee strafdoelen:
Generale preventie: afschrikking en normstelling en normbevestiging.
Speciale preventie: individuele afschrikking, resocialisatie,
onschadelijkmaking (incapacitatie)
o Rechtvaardiging en grondslag liggen vooral in het te verwachten effect. Lastig want
die doelen zijn moeilijk te onderzoeken of die ook daadwerkelijk bereikt worden.
o Terug te voeren tot de klassieke oudheid
o Vooral in de verlichting populair omdat er wetenschappelijk onderzoek kon worden
gedaan naar effecten en doelen
o Typerend voor Moderne Richting: maar gaan dus wel al langer terug
, o Mensbeeld van de rationele mens wordt verworpen, een meer wetenschappelijke
benadering wordt vooropgesteld. Mensbeeld niet van de rationele mens. Veel meer
werd geloofd in het feit dat de mens door biologische of sociale factoren werd
gebracht tot strafbare feiten. Dus bijvoorbeeld ook de opvoeding zou belangrijk zijn.
o Niet zozeer gericht op de daad, maar meer op de dader. Die werd ook meer
onderwerp van onderzoek
Verschillen tussen deze twee theorieën:
- Doel: vergelding vs. preventie
- Rechtsgrond: vergelding vs. nut
- Mensbeeld: homo economicus vs. wetenschappelijke benadering
- Verenigingstheorieën (heersende leer):
o De straf wordt ingegeven door vergelding (retributivisme)
o Voor wat betreft de keuze van de straf en de hoogte daarvan spelen hoofdzakelijk
utilistische overwegingen een rol.
o Er wordt dus een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de rechtvaardiging
(grondslag) van de straf en anderzijds het doel van de straf.
o De grondslag van de straf is vergelding (‘het wezen van de straf’, aldus Knigge). De
vergelding moet proportioneel zijn.
o Doelen van de straf (zie artikel van Vegter op Brightspace):
Speciale preventie (afschrikking, verbetering (resocialisatie),
onschadelijkmaking (incapacitatie). Dit speelt vooral bij het jeugdstrafrecht
een grote rol waar vooral het pedagogische effect belangrijk is.
Positief: denk aan resocialisatie
Negatief: afschrikking voor de toekomst of onschadelijkmaking door
opsluiting bijvoorbeeld
Generale preventie: normbevestiging en normstellend, conflictoplossing,
beveiliging van de maatschappij.
Positief: richten op norminprenting en bewustzijn. Voorkomen van
eigenrichting.
Negatief: afschrikken van andere daders.
Herstel: richting samenleving, slachtoffer en zichzelf.
HET doel van de straf bestaat niet. Strafdoelen worden voor persoonlijke
rekening gekozen (De Keijzer).
o Mengeling van voorgaande theorieën
o Lichter straffen soms dan in de mate van schuld of helemaal afzien van het opleggen
van straf of maatregel door utilisme
o Grondslag is de vergelding, het wezen van de straf volgens Pompe en Knigge.
Vergelding is dan niet echt een doel, want het ís vergelden. Het moet wel
proportioneel zijn: oog om oog en tand om tand, niet meer. Dus verwijtbaarheid is
de bovengrens volgens sommigen. Niet de doeltreffendheid.
Vegter maakt ook nog onderscheid tussen:
- ‘Gewone’ verenigingstheorie (trekharmonica) Hoge Raad lijkt deze aan te hangen
- Speelruimtetheorie
Voor- en nadelen absolute vergeldingstheorie
- Schaduwzijde: bestraffing moet plaatsvinden (ook al dient dit geen enkel doel).
- Beschermend aspect: men blijft uit het hoofd van de dader en de dader is een gelijke
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Rechtenstudent3911. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.