Hierin heb ik het e-book "De Factor Arbeid" samengevat voor het vak HRM & Nederlands arbeidsrecht. Ik heb het vak inmiddels gehaald en alle theorie vragen in het examen waren te vinden in mijn samenvatting. Ik hoop dat het jullie helpt met leren, net zoals het mij heeft geholpen.
Inleiding
Regelgeving op het gebied van arbeidsrecht is ontstaan doordat arbeiders in fabrieken omtrent de
industrialisatie van de 19e eeuw in erbarmelijke omstandigheden leefden.
- Er ontstonden wetten met het doel om de samenleving sociaaleconomisch te reguleren met
het oog op een rechtvaardige verdeling van de welvaart en van de arbeid.
Dit om te voorkomen dat arbeiders niet in staat waren om te profiteren van de
welvaartsgroei in de tijd van industrialisatie.
- Begin 20e eeuw werd er in het BW een aantal regels opgenomen omtrent de
arbeidsovereenkomst, loonvorming en sociale zekerheid.
Arbeidsrecht en HRM
HRM beoogt een optimale benutting van het menselijk potentieel te realiseren.
- Enerzijds zo goed mogelijk voor het bedrijf, maar anderzijds óók voor de werknemer.
Hoofddoel is dus niet enkel een zo doeltreffende inzet van de werknemers in het
arbeidsproces, maar er is ook oog voor gezondheid, welzijn en welvaart.
In HRM literatuur worden vaak 4 velden onderscheiden die het voorwerp moeten vormen van
strategische keuzes:
1. Employee influence = de participatie van medewerkers.
- Betreft de invloed, de macht en verantwoordelijkheid die door werkgevers gedelegeerd
wordt richting de werknemers.
- Wet op de Ondernemingsraden = legt werkgever de verplichting op om, zodra er in zijn
onderneming een bepaald minimum aantal personen werkzaam is, een Ondernemingsraad
(OR) in te stellen.
Heeft bevoegdheden die het voor werknemer(s) mogelijk maakt om het beleid van de
onderneming te beïnvloeden.
2. Personnel flows = HR-stromen.
- Interne arbeidsmarkt: een bedrijf zien als een arbeidsmarkt waarin sprake is van een vraag
naar werk een aanbod van werk.
- Instromen, uitstromen en doorstromen.
3. Reward systems = beloningssystemen.
- Moeten aansluiten bij waarden en betekenis die door verschillende partijen aan loon en
arbeid worden toegekend.
- Maar moet ook functioneel zijn ten aanzien van de doelstellingen van de organisatie.
Het gehanteerde beloningssysteem moet zorgen dat medewerkers die het bedrijf op
lange termijn nodig heeft worden aangetrokken, gemotiveerd en behouden.
- De wetgever heeft de vrijheid van de werkgever aannemelijk verkleind door de Wet op het
Minimumloon en Minimum vakantietoeslag uit 1968.
4. Work systems = werksystemen moeten zo worden ingericht dat ze ruimte bieden voor
betrokkenheid, creativiteit en inzet van werknemers.
- Er zijn diverse wetten die de vrijheid van handelen van een werkgever aanzienlijk inperken.
Arbeidstijdenwet: arbeids- en rusttijden voor werknemers.
Arbowetgeving: schrijft voor dat bij het organiseren van de arbeid, het inrichten van de
arbeidsplaatsen en het bepalen van de productie- en werkmethoden de werkgever de
veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemer in acht dient te nemen.
Verder zijn er ook regels om de mogelijkheden van HRM-beleid te verruimen.
, - Subsidieregelingen waardoor de loonkosten naar beneden kunnen worden gebracht.
- Wet Collectieve Arbeidsovereenkomst: maakt het mogelijk om voor één afzonderlijke bedrijf
de arbeidsvoorwaarden vast te leggen in een bedrijfs-cao.
- Het BW kent ook tal van bepalingen waarvan mag worden afgeweken.
Al met al word duidelijk dat de mogelijkheden van HRM-beleid voor een groot deel bepaald
worden door de (on)mogelijkheden die het arbeidsrecht biedt.
Daarom is het zaak dat degene die verantwoordelijk is voor dit HRM-beleid ook kennis heeft
van de belangrijkste regelgeving op het terrein van het arbeidsrecht.
Economische en bedrijfskundige benadering
Op grond van de gangbare economische modellen maakt “arbeid” deel uit van een van de vier
productiefactoren.
1. Natuur = de grond met daarnaast ook alle natuurlijke rijkdommen die daarmee zijn
verbonden (grondstoffen en delfstoffen, maar ook bijvoorbeeld de bossen) en die nodig zijn
voor productie.
2. Arbeid = alle lichamelijke en geestelijke menselijke inspanning die gericht is op het
voortbrengen van goederen of het verlenen van diensten ter verwerving van inkomen.
3. Kapitaal = het geheel aan kapitaal- of productiegoederen in een samenleving.
Wordt gebruikt om andere goederen te produceren en/of diensten te verlenen.
4. Ondernemerschap = “ondernemen” is onlosmakelijk verbonden met de persoon van de
ondernemer. Hij of zij is degene die de eerste drie productiefactoren combineert en daarbij
per definitie een risico loopt.
Ondernemersrisico is een afzonderlijke factor die geen onderdeel vormt van “arbeid”.
Natuur en arbeid zijn de meest oorspronkelijke productiefactoren waarmee kapitaal (nr. 3) mee
vervaardigd kan worden.
- Daarom is kapitaal ook wel een afgeleide productiefactor.
Tegenwoordig zijn er ook mensen die beargumenteren dat kennis een extra productiefactor is.
- Levensvatbare productie is tegenwoordig niet meer mogelijk zonder kennis-input van (bijv.)
werknemers.
De beroepsbevolking
Beroepsbevolking = de personen die in een samenleving een deel van hun dagelijkse bezigheden
vervult met het voortbrengen van goederen of het verlenen van diensten ter verwerving van
inkomen. Er zijn hierbinnen 3 verschillende categorieën:
1. Zelfstandige beroepsbevolking = Gaan met tal van verschillende opdrachtgevers diverse
soorten van relaties aan en geven daarmee vorm aan hun arbeid.
- Hun daadwerkelijke bijdrage aan het arbeidsproces verloopt langs drie verschillende
civielrechtelijke overeenkomsten die worden afgesloten met steeds wisselende afnemers:
1) Aanneming van werk (art. 7:400 – 413 BW)
2) Overeenkomst van opdracht (art. 7:750 – 769 BW)
3) Koop- en verkoopovereenkomst (art. 7:1 ev BW).
2. Onzelfstandige beroepsbevolking
1) Publieke sector = deze mensen zijn in overheidsdienst als ambtenaar en hebben hierdoor
te maken met verschilpunten met het arbeidsrecht dat geldt voor on-zelfstandigen in de
private sector.
2) Private sector = personen die werkzaam zijn als werknemer in het particuliere
bedrijfsleven.
De markt is hier richtinggevend voor het grootste deel van de processen.
, Ook het arbeidsbeleid wordt dus voor een groot deel door de gebeurtenissen op de
markt bepaald.
3) Collectieve sector = heeft kenmerken van de publieke sector maar ook met
privaatrechtelijke aspecten.
Vaak zijn dit geprivatiseerde organisaties of zijn het instellingen met een wettelijke taak
of een duidelijk publiek belang.
Bijv. onderwijsinstellingen, nutsbedrijven voor energie en water, openbaar vervoer,
openbare musea/bibliotheken, etc.
3. Werklozen = personen die geen betaald verrichten maar die wél betaalde arbeid zoeken en
voor de arbeidsmarkt beschikbaar zijn.
- Hebben dus alleen tijdelijk geen aandeel in de productie.
De niet-actieve bevolking
Groepen van personen die om uiteenlopende redenen niet actief aan het arbeidsproces deelnemen:
1) Niet-meer-kunnen: mensen die door ziekte arbeidsongeschikt zijn (tijdelijk) + zwangere
vrouwen + mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn (niet tijdelijk).
2) Nog-niet-mogen: jeugdigen onder de leeftijd van 16 mogen nog niet deelnemen aan het
productieproces.
3) Niet-meer-hoeven: personen die hun pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en niet
meer uitmaken van de beroepsbevolking.
Ook huisvrouwen en huismannen vallen niet onder de beroepsbevolking omdat zij niet beschikbaar
zijn voor de arbeidsmarkt, maar de kwalificatie “niet-actieve-bevolking” vind de auteur hier niet
gepast.
HOOFDSTUK 2 – VORMEN VAN WERK
“Werken” valt te verdelen in twee categorieën: “werken voor zichzelf” en “werken voor anderen”.
Laatst genoemde valt ook nog weer te verdelen in betaald en onbetaald werken voor anderen.
Werken voor zichzelf
Hiermee wordt primair een activiteit bedoeld die erop is gericht om geld mee te verdienen.
- Deze vorm van werken wordt gevormd door hen die een eigen bedrijf hebben en in dat
kader hun onderhoud voorzien.
- Zij horen ook wel tot de “zelfstandige beroepsbevolking” (zie vorig hoofdstuk).
(Onbetaald) werken voor anderen
Deze categorie kan men onderverdelen in twee subcategorieën:
1. Vrijwilligerswerk: deze mensen concentreren zich op hulpvragen die moeilijk
geprofessionaliseerd worden of op allerhande bestuurs-, organisatie- of vergadertaken in het
verenigingsleven.
2. Werken op basis van familierechtelijke relatie :
- Bijvoorbeeld: één van de twee partners drijft een onderneming en de andere partner werkt
(onbezoldigd) vaak op allerlei terreinen en op wisselende momenten mee.
- Feitelijk een onbetaalde werkinzet van een persoon die dit enkel doet vanwege de
familierechtelijke relatie met de ondernemer.
(Betaald) werken voor anderen
, Een belangrijke oorzaak voor de groei van deze bevolkingsgroep is het feit dat vrouwen steeds meer
tot de arbeidsmarkt toetreden.
In het vorige hoofdstuk werd deze groep geschaard onder “onzelfstandige beroepsbevolking”. Hierbij
werden 3 sectoren genoemd, waarvan in dit hoofdstuk uitsluitend de private sector aan bod komt. In
deze sector kan er, vanuit juridisch aspect, op drie manieren betaald werk voor een ander worden
verricht:
1. De overeenkomst tot aanneming van werk (7:750 BW) = de overeenkomst waarbij de
aannemer zich verbindt om, buiten dienstbetrekking, voor de opdrachtgever tegen een
bepaalde prijs een bepaald werk tot stand te brengen.
- Het gaat in eerste instantie om een tastbaar resultaat dat moeten worden geleverd.
- Resultaatverbintenis: de aannemer heeft zich verplicht een bepaald product tot stand te
brengen een resultaat te verwezenlijken.
- Voorbeeld: Een installatiebedrijf voorziet het dak aan een groothandel van een aantal
zonnepanelen.
“Buiten dienstbetrekking”: tussen het installatiebedrijf en de groothandel bestaat geen
gezagsverhouding.
Het installatiebedrijf mag zelf bepalen op welke wijze het werk verricht wordt en is
niet verplicht opdrachten en aanwijzingen van de groothandel op te volgen, zolang
het beloofde resultaat verwezenlijkt wordt.
2. De overeenkomst tot opdracht (7:400 BW)
- Vindt ook plaats buiten dienstbetrekking: ook geen gezagsverhouding en dus geen plaats
voor het geven van aanwijzingen.
- Verschil met de aanneming van werk is dat hier niet het tot stand brengen of bewerken van
een stoffelijk product wordt beoogd maar meer het leven van creatieve of intellectuele
arbeid.
- Voorbeelden zijn de verrichtingen van een accountant, een advocaat, een makelaar, een
tekstschrijver, een vertaler of een arts.
- In de dagelijkse praktijk komt de overeenkomst tot opdracht vaak onder de naam
“freelanceovereenkomst” voor.
- I.p.v. een focus op resultaat (zoals bij overeenkomst tot aanneming) ligt het accent hier op de
inspanning inspanningsverbintenis.
- Voorbeeld: Een advocaat voert bij de kantonrechter voor een van zijn cliënten een procedure.
Stel dat de rechter de eis van de advocaat afwijst en de cliënt veroordeelt tot betaling
van de proceskosten. Het feit dat de cliënt de rechtszaak heeft verloren betekent niet dat
deze de advocaat niet hoeft te betalen.
Het honorarium zal moeten worden voldaan zolang duidelijk is dat de advocaat zijn best
heeft gedaan en geen grove fouten heeft gemaakt.
3. De arbeidsovereenkomst (7:610 BW) = een overeenkomst waarbij de ene partij, de
werknemer, zich verbindt in dienst van een andere partij, de werkgever, tegen loon
gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
- Vanwege deze definitie zijn er 3 eigenschappen als karakteristiek voor een
arbeidsovereenkomst te onderscheiden.
a) Het verrichten van arbeid
- Gaat nadrukkelijk om de verbintenis van de werknemer om gedurende zekere tijd arbeid te
verrichten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller matthijsfehrmann. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.39. You're not tied to anything after your purchase.