Bedrijfseconomie samenvatting h17, h18 en h19
17.1
Uitbreidingsinvesteringen; wanneer een onderneming de voorraad vaste
kapitaalgoederen uitbreidt. Vervangingsinvesteringen; zijn investeringen die andere
kapitaalgoederen vervangen.
Vaste kapitaalgoederen hebben last van technische en economische veroudering. Bij
technische slijtage verminderen vaste kapitaalgoederen in waarde door gebruik en
het verloop van de tijd. Bij economische veroudering dalen vaste kapitaalgoederen in
waarde door nieuwe technische veranderingen.
Een onderneming probeert onzekerheden zo klein mogelijk te maken, dat noemen
we risicoreductie. Het verschil tussen de geldstroom die de onderneming ontvangt en
de geldstroom die zij uitgeeft, noemen we cashflow.
We kunnen een investeringsproject op drie momenten met cashflow bepalen:
Aan het begin van de looptijd, het is dan vaak negatief, want dat is alle investeringen
bij elkaar opgeteld.
Tijdens de looptijd, = nettowinst (winst na belasting) + afschrijvingskosten
Aan het einde van de looptijd, = restwaarde
17.2
Terugverdientijd: is de eenvoudigste methode, en is de periode waarin de investering
zichzelf terugverdient met behulp van de jaarlijkse cashflows. We noemen dit ook wel
pay-back period of pay-out period.
Je doet dan het geïnvesteerde bedrag min de cashflows die je ontvangt en dan reken
je zo de tijd uit hoe lang het duurt voordat je het terugverdiend hebt.
Voordelen van de terugverdientijd methode;
Het is eenvoudig
Houdt rekening met de onzekerheid die aan een investeringsproject is
verbonden: degene die je het snelst terugontvangt heeft de voorkeur.
Nadelen van terugverdientijd methode;
Houdt geen rekening met betaalde intrest
Het verwaarloost de verdeling van de cashflows over de verschillende
perioden.
De cashflows die na de terugverdientijd binnenkomen, worden verwaarloosd.
, 17.3
Nettocontantewaardemethode; betrekt alle cashflows in de berekening en houdt
rekening met het ontvangen daarvan. Je maakt de cashflows dan contant tegen de
gewenste intrest. Is de contante waarde negatief, daar wordt er niet geïnvesteerd, is
het positief dan wel.
We berekenen de nettocontantewaarde door:
De contante waarde x r^-? -1 % r^-1 -1, vervolgens haal je hier het investeerde
bedrag vanaf. (Soms moet er nog r^-1 worden vermenigvuldigd)
Een nadeel van de nettocontantewaarde is; het houdt rekening met de tijdsvoorkeur,
doordat we de toekomstige cashflows contant maken. Daarbij nemen we aan dat we
de cashflows min of meer met zekerheid kunnen voorspellen. Als de periode langer
is dan wordt het moeilijker om het nauwkeurig te voorspellen.
Soms is de restwaarde gegeven je moet dan bij je berekening die restwaarde erbij
optellen.
17.4
Veel andere gebruikte methodes zijn; intrinsieke waarde, liquidatiewaarde,
rentabiliteitseiswaarde, marktwaarde en discounted cashflow methode.
Intrinsieke waarde; is je eigenvermogen of bezittingen min vreemd vermogen
Liquidatiewaarde; dat al je bezittingen worden verkocht, de opbrengst daarvan.
Rentabiliteitseiswaarde; de winst na belasting % het gewenste
rentabiliteitspercentage. Contante waarde van de toekomstige winst na belasting.
Marktwaarde; erg subjectief, is eigenlijk wat iemand voor je bedrijf wil betalen.
Discounted cashflow; contante waarde van de toekomstige cashflows. De
kasstromen zijn meestal hoger dan de nettowinst doordat de afschrijvingsbedragen
in de kasstromen zijn inbegrepen. Voorbeeld som;
Jaarlijkse cashflow; 200.000, disconteringsvoet; 20%, dan is de waarde volgens de
discounted cashflow methode; 200.000/0.20= 1.000.000
18.1
Aandelenkapitaal is onderdeel van het eigenvermogen van een bv/nv. Het is een
permanent vermogen. Naarmate het eigen vermogen groter is, kan een onderneming
gemakkelijker vreemd vermogen aantrekken(lenen). Garantiefunctie: het eigen
vermogen vormt een buffer om mogelijke verliezen op te vangen. Je komt aan
aandelenkapitaal door aandelen uit te geven, dit is emitteren: een bv/nv verkoopt de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jentevanderklis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.67. You're not tied to anything after your purchase.