Scheikunde H1 materialen en stoffen
P1 materialen
- Natuurlijke materialen = gereedschappen die gemaakt zijn van materialen die je in
de omgeving aantreft. Bijvb. been, hout en steen.
- Grondstoffen = stoffen die je nodig hebt om materialen te maken die je niet direct in
de natuur kunt vinden. Bijvb. ijzererts en houtskool.
- Synthetische materialen = materialen die je niet in de natuur kunt vinden, maar
moet maken. Bijvb. baksteen, ijzer en glas.
- Kunststof of plastic = wat we tegenwoordig met de term synthetisch bedoelen.
- Aardolie = plastic en kunststof wordt van deze grondstof gemaakt.
- Biologisch afbreekbaar = Stoffen zijn biologisch afbreekbaar als ze volledig verrotten.
- Biodegradeerbaar = het moet door bacteriën kunnen worden afgebroken.
- Hernieuwbare grondstoffen = grondstoffen die niet opraken, waarvan de voorraad
in een korte periode kan worden hersteld.
- Hydrofoob = een materiaal dat waterafstotend is. Bijvb. plastic.
- Hydrofiel = een materiaal dat water absorbeert en doorlaat. Bijvb. katoen.
- Materiaaleigenschappen =
Dichtheid IJzer heeft een hoge dichtheid,
aluminium heeft een lage dichtheid.
Elasticiteit Rubber is elastisch, een steen veert niet
terug.
Elektrische geleidbaarheid Metalen zoals koper en goud, geleiden
de stroom goed, plastic (meestal) niet.
Hardheid Beton is hard, (stoep)krijt is zacht.
Hydrofiel Katoen neemt vocht op.
Hydrofoob Plastic is waterafstotend.
- Composiet = een materiaal dat is samengesteld uit een mix van verschillende
materialen.
- Legering = een mengsel van samengesmolten metalen.
- Carbonvezels = is net zo licht als gewoon plastic, maar door de vezels die 10x zo dun
als een haar, maar vele malen sterker zijn. Het materiaal stijf is stijf en sterk.
P2 stoffen
- Materiaaleigenschappen = worden bepaald door de combinatie van de
stofeigenschappen van de verschillende stoffen waaruit het materiaal bestaat.
- Stofeigenschappen = de verschillende stoffen waaruit het materiaal bestaat.
- Moleculen = de kleinste deeltjes van een stof, deze bepalen de stofeigenschappen.
- Zuivere stoffen = dat het om een stof gaat. Komen maar één soort moleculen in
voor.
- Mengsels = dat het gaat om twee of meerdere stoffen.
- Homogene mengsels = mengsels waarin je de verschillende stoffen die erin
voorkomen niet kunt zien.
- Oplossing = is een homogeen mengsel: je ziet niet dat er verschillende stoffen in
voorkomen.
, - Oplosmiddel = is een materiaal waarin andere materialen opgelost kunnen worden.
- Helder = lichtstralen kunnen gemakkelijk langs suikermoleculen en watermoleculen
door het water heen en worden niet verstrooid. Oplossing is daardoor altijd helder,
doorzichtig. Kan wel een kleur hebben.
- Legering = een mengsel van samengesmolten metalen.
- Gasmengsel = altijd een homogeen mengsel.
- Heterogene mengsels = mengsels waarin je verschillende stoffen (onder een
microscoop) kunt zijn.
- Suspensie = wanneer een vaste stof niet oplost in een vloeistof. Een vloeistof waarin
kleine brokjes van een vaste stof zweven. Is troebel. Vloeistof + vaste stof.
- Bezinken = als je een suspensie met rust laat, de deeltjes zakken langzaam naar de
bodem.
- Emulsie = wanneer een vloeistof niet oplost in een vloeistof. Een ondoorzichtige,
troebele vloeistof waarin druppels van een andere vloeistof zweven. Vloeistof +
vloeistof.
- Rook = van een verbranding
- Nevel = kleine vloeistofdruppeltjes die zweven in een gas.
- Schuim = wanneer er kleine gasbellen opgeslagen in zitten in een vloeistof of vaste
stof. Bijvb. schuimrubber, badschuim en slagroom.
- Kookpunt = temperatuur waarbij een gegeven stof van een vloeistof in een
gas overgaat.
- Smeltpunt = temperatuur waarbij een gegeven stof overgaat van vloeistof naar vast.
- Standaarddruk = het kookpunt is afhankelijk van de druk. Hoe hoger de druk, hoe
hoger het kookpunt. Kookpunten worden daarom altijd gemeten bij de
standaarddruk.
- Samenstelling = geeft aan welke stoffen en hoeveel daarvan in 100 gram
levensmiddel voorkomen.
- Massapercentage = de massa (in gram) van een stof die voorkomt per 100 gram van
het mengsel, uitgedrukt in procenten.
- Volumepercentage = met het volumepercentage geef je aan hoeveel (milli)liter van
een stof voorkomt in 100 (milli)liter van het mengsel, uitgedrukt in procenten.
ῤ= m
V massa% = massa stof x100%
massa mengsel
maar ook,
m= ῤ•V
P3 scheidingsmethoden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller wilmerhansma. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.