NL&T
1.3 Opzetten van een onderzoek
In de wetenschap worden doorgaans 8 stappen doorlopen om tot een resultaat te komen
en deze te onderzoeken. De volgende stappen worden hierbij doorlopen:
Vorm een onderzoeksvraag
Bij het vormen van een onderzoeksvraag ga je meestal uit van een hoofdvraag met een
aantal deelvragen. Een hoofdvraag kun je causaal of als samenhangend (correlationeel)
verband formuleren. Causaal verband: “A heeft invloed op B”, “A heeft effect op B”, “A is
de oorzaak van B”, “A biedt verklaring voor B”, “A voorspelt B”, “A en B beïnvloeden
elkaar”. Een correlationeel verband vraagt naar samenhang tussen variabelen. Een
voorbeeld hiervan is; “Is er een verband tussen onderwijsniveau en gewicht van
dertienjarigen?”
Voer achtergrondonderzoek uit
Tijdens deze stap ga je op zoek naar informatie over je onderzoek. Je verdiept je meer in
de materie en gaat bedenken wat eventuele antwoorden zijn op de door jou bedachte
onderzoeksvragen.
Creëer een hypothese
Een hypothese is een stelling die niet bewezen is en deze dient als uitgangspunt voor een
experiment. Vaak wordt de hypothese opgesteld in de vorm; “Als [deze veranderingen
worden toegepast], dan [zal er een waarneembare verandering optreden aan een
specifieke variabele].”
Ontwerp een experiment
Om er achter te komen of je hypothese waar is ga je experimenten bedenken waardoor je
je hypothese kunt toetsen.
Verzamel data
Hierbij ga je het bedachte experiment ook echt uitvoeren en krijg je gegevens tot je
beschikking.
Analyseer de resultaten
Nu je alle gegevens verzameld hebt is het belangrijk dat je ze gaat uitwerken (tabellen,
grafieken). Verder ga je de gegevens analyseren, hierbij bekijk je de belangrijkste
onderzoeksvragen en filter je tabellen en resultaten. Ook onderzoek je wat de cijfers nu
echt betekenen.
Trek conclusies
Tot slot ga je een conclusie trekken, hierbij is het van belang dat er geen nieuwe
bevindingen worden gepresenteerd.
Communiceer de resultaten
Daarnaast is het belangrijk om je resultaten met de hele groep te delen, het zou namelijk
jammer zijn als 2 mensen hetzelfde experiment uitvoeren.
Bij forensisch onderzoek is het erg belangrijk om goed waar te nemen. Daarom kun je
beter beschrijvende onderzoeksvragen bedenken dan concluderende. Een patholoog is
iemand die lijken onderzoekt en diagnostiseert hoelang het geleden is dat een persoon is
overleden. Hier zijn drie manieren voor:
- Rigor mortis -> verstijving/lijkstijfheid (het is binnen 6 uur voltooid en het
houdt max 48 uur aan)
- Livor mortis -> bloedvlekken door bezinking
- Autolyse -> rotten
Ethiek is een wetenschap waarbij wordt geprobeerd om bepaalde handelingen als goed of
fout te kwalificeren.
2.4 Vingersporenonderzoek
, Een op een voorwerp achtergelaten afdruk van een vinger heet een vingerspoor.
Vingersporen zijn de sporen die een persoon achterlaat op bijvoorbeeld een plaats delict.
Vingerafdrukken worden bewust en nauwkeurig van een verdachte of slachtoffer
gemaakt en bevat de gehele afdruk. Zogenaamde papillairlijnen veroorzaken een
vingerspoor. Het zijn lijnvormige verhogingen in de huid. Een vingerspoor ontstaan
doordat er in de papillairlijnen heel veel poriën (kleine openingen) zitten, waardoor
continu transpiratievocht (zweet) naar buiten komt. Dit transpiratievocht verspreidt zich
over de papillairlijnen en bestaat uit een mengsel van allerlei stoffen, waaronder vetten,
zouten en vooral water. Het water verdampt maar de andere stoffen blijven op en tussen
de papillairlijnen zitten. Je kunt vingersporen zichtbaar maken doormiddel van diverse
poeders:
- Zwart poeder
- Magnetisch poeder
- UV-poeder
- IR-poeder
Behalve dat vingerafdrukken per persoon uniek zijn, zijn er nog 3 redenen waarom
vingerafdrukken goed gebruikt kunnen worden voor identificatie:
- Het lijnenpatroon blijft levenslang hetzelfde.
- De variatie in het aantal verschillende patronen is erg groot.
- Vingerafdrukken kunnen geclassificeerd worden.
De meeste vingerafdrukken hebben een kern en een delta. De kern is he middelpunt van
een patroon, de delta is een driehoekig figuur dat zich meestal naast de kern bevindt. De
verschillen in de plaats van de kern en delta kun je gebruiken om de vingerafdrukken in
te delen bij een hoofdpatroon. Een hoofdpatroon kenmerkt zich door verschillende
globale figuren in het huidlijnenpatroon. Er worden negen hoofdpatronen onderscheiden.
Het hoofdpatroon onderscheiden wordt op macro niveau gedaan en daarom is dit
kwaliteitsniveau 1. Dit wordt gebruikt voor beeldverbetering en oriëntatiedoeleinden, wat
de kwaliteit van vingerafdrukken zal verbeteren. Naast het onderscheid in het
hoofdpatroon kun je onderscheid maken door te kijken naar detail in het lijnenpatroon.
Kenmerkende details heten typica, omdat deze typisch zijn voor het huidlijnenpatroon
van de betreffende persoon. Kenmerkende details kunnen bijvoorbeeld punten zijn waar
huidlijnen splitsen of stoppen. De papillairlijnen van een vingerafdruk vormen dus figuren,
waarvan de details uniek zijn. In de eerste plaats kijk je naar de hoofdgroepen.
Vervolgens zoek je overeenkomende typica op overeenkomende onderlinge posities, de
zogenaamde dactyloscopische punten. In Nederland eist de rechter dat er minimaal 12
punten van overeenkomst zijn en er mogen ook geen onverklaarbare verschillen
aanwezig zijn. Dus als er 12 (of meer) punten van overeenkomst en één onverklaarbaar
verschil zijn betekent dit dat er geen match is.
Het is erg moeilijk om 2 vingerafdrukken te vergelijken zodoende is er een systeem
verzonnen waarbij je de dactyloscopische punten verbind. Ieder type heeft een andere
kleur. In totaal zijn er hier 11 dactyloscopische punten getekend. De cijfers bij de
verbindingen geeft aan hoeveel papillairlijnen er liggen tussen de twee betrokken typica.
2.5 Onderzoek naar grondeigenschappen
Grond bestaat uit kleine korreltjes steen, mineralen en organisch materiaal. De
verhouding tussen deze componenten en de afkomst maakt dat iedere grondsoort uniek
is en dus ook unieke eigenschappen bezit. De componenten bepalen onder andere de pH,
geleidbaarheid, waterabsorberend vermogen en het uiterlijk van de grond. De grond op
een bepaalde plek kan ook veranderen. De grond van een rivierbedding verandert van
maand tot maand door de fluctuerende waterniveaus. De geleidbaarheid G van een
bepaalde grondlaag geeft aan hoe goed die laag elektriciteit kan geleiden. Het is dus in
feite het omgekeerde van de elektrische weerstand R (Ω):
- G = 1/R
G moet dan ook worden uitgedrukt in Ω . Deze eenheid heeft de naam Siemens (S)
gekregen. De lading stroomt makkelijker door een grondlaag naarmate de doorsnede A
(m )groter is en moeilijker naarmate de stroomweg l (m) langer is. Voor de geleidbaarheid
G geldt dus:
- G= A/l
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isasegers1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.71. You're not tied to anything after your purchase.