Klinisch neuropsycholoog -> Een psycholoog die in de gezondheidszorg werkzaam is op het gebied
van diagnostiek en behandeling van problemen die samenhangen met hersenaandoeningen.
Clinicoanatomishche methode -> Men bestudeerde bij patiënten met hersenletsel de
uitvalsverschijnselen op het gebied van taal, waarneming en geheugen, na het overlijden werd de
plaats van de laesie gerelateerd aan de aard van een functionele stoornis.
Psychikon hegemonikon -> Een hogere-orde ziel volgens de Grieken die onderscheid kon maken
tussen wat goed was om te doen en wat fout was om te doen.
Spiritus animalis -> De geest van het lichaam (Latijn: anima = geest)
Sensus communis -> Vanuit oorsprong werden de hersenventrikels gezien als cellen, deze stonden
apart van de geest. In de eerste cel (ventrikel) zouden de informatie uit verschillende zintuigen
binnenkomen. Deze cel werd ook wel de sensus communis genoemd.
Memoria -> Het beeld wat in de 2e cel (ventrikel) zou worden gevormd op basis van informatie van
de 1e cel, word in de 3e cel opgeslagen oftewel het memoria (geheugen).
Persoonlijkheid -> De ideeënvorming over individuele verschillen door de werking van mentale
processen in het algemeen.
Karakter -> Hoewel we nu spreken van Persoonlijkheid sprak de oude literatuur over karakter.
Fysiognomie -> De interpretatie van het gelaat, dit werd aan Aristoteles toegeschreven.
Res extensa -> Het lichamelijke deel, als opdeling van de mens door Descartes
Res cogitans -> Het geestelijke deel, als opdeling van de mens door Descartes
Reflex -> De omschrijving van Descartes dat in de zenuwen berichten van de buitenwereld
binnenkwamen, deze werden via herinneringen (hersenen) verwerkt en er werden boodschappen
teruggestuurd naar de spieren waardoor de ledematen konden bewegen.
Frenologie -> Een psychologie gebaseerd op de inzichten van Gall over de bouw en functie van de
hersenen.
Organologie of Kraniologie -> Ook wel schedelleer genoemd, dit hield in dat alle psychologische
functies volgens deze leer aangeboren waren.
Onafhankelijke functies -> Het latere idee van Gall dat mensen verschillend aangelegd konden zijn
voor verschillende functies (de een is goed in taal, de ander in muziek etc.)
Clinico-anatomische methode -> De werkwijze om de lokalisatie-ideeën te toetsen door bij patiënten
met een focaal hersenletsel de specifieke uitvalsverschijnselen in kaart te brengen.
Empirisme -> Het idee dat alles wordt aangeleerd en dat dat verloopt via het principe van associatie.
Abstracte attitude -> Het is vooral van belang dat er gereflecteerd werd om binnenkomende stimuli
in plaats van daar direct op te reageren.
Diagram makers -> De denigrerende term voor de lokalisationisten.
Primaire zones -> De vanouds bekende projectiegebieden van zintuigen en motoriek
Secundaire zones -> Deze grenzen aan de primaire zones, deze zijn betrokken bij verdere verwerking
en betekenisverlening aan de binnenkomende informatie.
Tertiaire zones -> De overgebleven zones zijn van belang voor multimodale (verschillende gebieden)
en cognitieve integratie en het vormen van de intenties en plannen en het evalueren van het eigen
gedrag.
Lateraliteit -> De functionele verschillen tussen de linker- en rechterhersenhelft.
Internal speech -> Bedoeld voor regulatie van cognitieve, emotionele en planningsfuncties.
Seriële verwerking -> Verwerking achtereenvolgens primair, secundair en tertiaire zones. Deze
hypothesen worden niet meer onderschreven.
Split-brein operatie -> Het middels een operatie doorsnijden van de vezelbaan die de twee
hersenhelften van elkaar scheidt.
Representatie -> De informatie die door een module verwerkt kan worden of als output wordt
opgeleverd.
, Proces -> De berekeningen, computaties of transformaties die op de representaties worden
uitgevoerd.
Domain specifiek -> Een module kan alleen bepaalde informatie verwerken.
Innateness -> Een module is aangeboren
Encapsualted -> Een module doet zijn werk ongeacht wat andere processen doen (hij wordt dus niet
beïnvloed door andere modules
Fixed neuraal architecturen -> Een module is computationeel en is autonoom.
Boxes -> Een deelproces dat wordt omschreven als een box en deel is van een groter proces
Boxology -> De opvatting dat een volledig proces verloopt als een verzameling deelprocessen (boxes)
Acquired dyslexie -> Benaming voor verworven leesstoornissen.
Distributed -> Het idee dat een representatie van het object in het geheugen niet op een specifieke
plaats is gelokaliseerd maar in de regel bestaat uit elementen die wijd verspreid in de hersenen
kunnen liggen.
Parallelle verwerking -> De term die aangeeft dat informatie niet strikt sequentieel wordt verwerkt
maar ook naast elkaar.
Gracieus degradatie -> Als er onderdelen van een functie uitvallen, valt niet de gehele functie weg
maar zullen die onderdelen niet meer worden ‘meegewogen’.
Content addressability -> Een klein deel van informatie kan het gehele geheugenspoor activeren.
Connectionistische modellen -> Modellen die aangeven hoe het brein is verbonden.
Magnetisch resonance imaging -> MRI (zie hoofdstuk 4)
Event-related techniek -> Elektrische activiteit afleiden die aan de waarneming van een bepaald
stimuluskenmerk was gekoppeld.
Imaging -> Het in beeld brengen van de hersenen.
Hoofdstuk 2
Diagnostische cyclus -> Het hypothese toetsend werken binnen neuropsychologisch onderzoek via 4
stappen; het stellen van klachtenanalyse, probleemanalyse, diagnosestelling en indicatiestelling.
Anamnese -> Deze is belangrijk om informatie te verzamelen over aanwezige klachten en
symptomen en het beloop hiervan. Het dient voor een belangrijke eerste indruk en is ook een middel
om een werkrelatie op te bouwen.
Heteroanamnese -> Heteroanamnese is het verkrijgen van informatie uit de directe kring van de
hulpvrager. Deze informatie is uiteraard subjectief en hoef geen juiste weergave te zijn van het
werkelijk functioneren van de patiënt.
Indicatiestelling -> In overleg met de verwijzer en de patiënt wordt gekeken naar de noodzaak van
verdere diagnostiek of de mogelijkheden voor behandeling.
Observaties -> Waarnemingen die tijdens de anamnese, het testonderzoek en zelfs buiten de
onderzoeksruimte verzameld worden.
Betrouwbaarheid -> Bij het afnemen van een 2e keer, behoren er dezelfde uitslagen uit te komen, als
deze te sterk afwijken is de test niet betrouwbaar.
Validiteit -> De test hoort valide te zijn d.w.z. de test moet meten wat hij beoogd te meten.
Normgegevens -> De gegevens van de groep waarop is getest
Sensitiviteit -> Onderscheidend vermogen in gevoeligheid
Specificiteit -> Onderscheidend vermogen in accuraatheid
Beschikbaarheid van parallelversies -> Versies of methoden van de test in een andere vorm maar met
hetzelfde doel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SaxionDeventer20212022. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.