Geschiedenis hoofdstuk 9, wereldoorlogen
SAMENVATTING
Paragraaf 9.1
De oorlog breekt uit: In 1914 schreven de kranten al over spanningen tussen de grote
mogendheden. Dit waren slechts ‘gebruikelijke’ conflicten. Op 28 juni 1914 werd de
Oostenrijkse kroonprins Ferdinand vermoord in Sarajevo. Dit was de aanleiding van de
Eerste Wereld Oorlog. De Oostenrijkers vermoedden dat de Serviërs erachter zaten.
Oostenrijk wilde dus volledige toegankelijkheid in Servië om de moord te onderzoeken, als
ze hier niet mee akkoord gingen, zou Oostenrijk de oorlog verklaren. Oostenrijk werd hierin
wel gesteund door Duitsland. Servië ging niet akkoord dus op 28 juli verklaarde Oostenrijk de
oorlog aan Servië. Door bondgenootschappen werden andere landen ook bij deze oorlog
betrokken.
- Rusland steunt Servië (=bevriend land)
- Frankrijk moet Rusland steunen (=bondgenoot)
- Duitsland zit ingesloten tussen Frankrijk en Rusland
Oorzaken van de oorlog: Hoe kon 1 moord nou uitlopen op een wereldoorlog?
- Groeiend nationalisme
- Wantrouwen
- Frankrijk wilde wraak op Duitsland door het verliezen van een belangrijk persoon in
een andere oorlog
- Frankrijk was alleen niet sterk genoeg dus kreeg steun van Rusland
- Duitsland wilde meer macht en bouwde daarom een oorlogsvloot wat leidde tot een
wapenwedloop (wedstrijd om de meeste wapens te krijgen) op zee
- Door militairisme (verheerlijking van alles wat met het leger te maken heeft) werd de
ernst van een oorlog onderschat
Het verloop van de oorlog: De Duitsers rukten al snel op in België en Noord-Frankrijk,
maar vlak voor Parijs werden ze gestopt door het Franse leger. West-Vlaanderen en Noord-
Frankrijk waren in tweeën gesplitst door loopgraven. Er ontstonden meer fronten door deze
loopgraven. Aan het Oost front vochten Duitsland en Oostenrijk tegen Rusland. Door de
aftreding van de tsaar is 1917 kwam er een nieuwe regering die de oorlog voortzette. Lenin
greep in november 1917 de macht, zijn communistische regering sloot in maart 1918 vrede
met Duitsland. Duitsland kon nu vechten in het Westen maar de geallieerden vochten terug.
Vanuit Amerika kwamen steeds verse Amerikaanse soldaten en beschikten over de nieuwste
tanks en wapens. Op 11 november 1917 ging de wapenstilstand in nadat de Duitse keizer de
hoop verloor en was gevlucht naar het neutrale Nederland.
Bewapeningen en verwoestingen: Doordat er door de industrialisatie betere wapens
gekomen waren, was er sprake van ongekende verwoestingen na de oorlog. Ze hadden
meerdere massavernietigingswapens (wapen dat veel mensen tegelijk kan doden). Gifgas
was hier een van maar boekte geen succes. Wel hadden ze de onderzeeër waarmee ze in
een duikbotenoorlog veel vijandelijke en neutrale schepen afschoten. Door prikkeldraad,
mijnenvelden en mitrailleurs vielen er nog vele doden.
Betrokken burgers: De mannen vochten in het leger en de vrouwen zorgden voor de
productie. De hele economie paste zich aan op de oorlog. Door beperking van de
voedselproductie ontstonden voedseltekorten.
, Gevolgen van de oorlog: In 1919 werd de Duitse regering verplicht om het gedrag van
Versailles te tekenen. Duitsland moest Elzas-Lotheringen terug geven aan Frankrijk, verloor
grondgebied, raakten al zijn koloniën kwijt, mocht maar een klein leger kreeg als schuldige
van de oorlog hoge bedragen aan herstelbetalingen, en mocht geen lid worden van de
Volkenbond.
- Oostenrijk Hongarije viel uiteen en werd Oostenrijk, Hongarije en Tsjecho-Slowakije
- Slovenië, Kroatië, Servië en Bosnië vormden Joegoslavië
Paragraaf 9.2
Economie in de jaren 1920: De eerste vijf jaren na de oorlog ging het economisch slecht
met de voormalig oorlogvoerende landen. Amerika was het rijkste land ter wereld. De
Amerikaanse economie groeide zo hard door de snelle uitbreidingen van wegen, elektriciteit
en de opkomst van nieuwe producten. De auto was hiervan een belangrijke. In de
consumptiemaatschappij (samenleving waarin veel producten werden gekocht) gingen
mensen ook massaal naar de film en dansen, dit was ook goed voor de economie.
Economische wereldcrisis: De Amerikanen dachten erg optimistisch over de groeiende
economie dus veel mensen kochten aandelen in de hoop dat de waarde ervan zou stijgen.
Maar in 1929 ontstond twijfel, op 24 oktober (Zwarte Donderdag) sloeg de paniek over en
werden aandelen massaal verkocht voor veel lagere prijzen. Door de beurskrach (plotseling
sterke daling van aandelenkoersen) gingen fabrieken, boeren en banken massaal failliet.
Ook ging het loon van veel werkende omlaag waardoor de koopkracht (geld om dingen te
kopen) ook daalde. Doordat landen ook economisch verbonden zijn met elkaar brak het uit
tot een economische wereldcrisis.
Oorzaken van de wereldcrisis: De enorme crisis werd ook wel de Grote Depressie
genoemd.
- Overproductie in de landbouw waardoor prijzen daalden en boeren failliet gingen
- Overproductie in de industrie. De industriële productie steeg, maar de lonen niet
Crisisbestrijding: Westerse regeringen verwachtten dat de crisis vanzelf wel over zou gaan.
Als de productie en de prijzen daalden was er zo meer vraag naar. Daardoor verlaagde de
regering de salarissen van ambtenaren en gaven weinig steun aan de werklozen en andere
slachtoffers van de crisis. De crisis werd vervolgens alleen maar erger dus de nieuwe
Amerikaanse president Roosevelt greep in met de new deal (economische politiek van
president Rooseveldt vanaf 1933). Werklozen kregen geld en de staat stak miljarden dollars
in openbare werken. De economie bloeide weer op en de werkloosheid daalde. Ook in
andere landen ging het beter met de economie. In het interbellum (periode tussen de twee
wereldoorlogen) was het nooit echt voorbij met de crisis. De welvaart in de westerse wereld
begon pas echt te stijgen na de tijd van de wereldoorlogen.
Paragraaf 9.3
Communisme in de Sovjet-Unie: Lenin was de leider van de bolsjewieken (communisten).
Lenin wilde het kapitalisme en het privébezit van productiemiddelen in Rusland afschaffen en
een dictatuur (een alleen heerschappij waarbij één iemand alle macht in handen heeft)
beginnen. In 1917 brak er in Rusland een revolutie uit. De tsaar was afgetreden en Rusland
werd nu bestuurd door een democratische regering. Lenin stookte tussen de bevolking en de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoukrog. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.