100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Economie Direct 6 - Algemene economie: Thema 3 Internationale economische betrekkingen $3.23   Add to cart

Summary

Samenvatting Economie Direct 6 - Algemene economie: Thema 3 Internationale economische betrekkingen

 105 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Algemene economie direct 6: Thema 3 Internationale economische betrekkingen. OV 1: Hoe kunnen we de internationale handelstransacties verklaren, OV2: Wordt de wereldhandel alsmaar vrijer?, OV3: Hoe beïnvloeden wisselkoersen de prijs van internationale handel?, Wat is de rol van het IMF?

Preview 2 out of 6  pages

  • June 20, 2022
  • 6
  • 2021/2022
  • Summary
  • Secondary school
  • 3e graad
  • 5
avatar-seller
Algemene economie direct 6: Thema 3 Internationale economische
betrekkingen
OV 1: HOE KUNNEN WE DE INTERNATIONALE HANDELSTRANSACTIES VERKLAREN?
Doet internationale handel de welvaart stijgen?
Een land focust zich op de productie van goederen en diensten die zij relatief efficiënt
kan produceren.
--> Het land gaat zich specialiseren (arbeidsspecialisatie) en de productiekost
onderdrukken.
--> Ruilmechanisme om goederen met elkaar uit te wisselen.
= internationale handel: het eigen overschot aan geproduceerde producten wordt
geruild tegen goederen die niet in het eigen land geproduceerd worden. --> beide in
ander land = win-winsituatie

Verschil theorieën van Smith en Ricardo?
Smith: absolute kostenverschillen → landen moeten zich specialiseren in de producten
waarin zij beter zijn dan de handelspartner, en deze vervolgens exporteren.
Ricardo: comparatieve kostenverschillen → een land kan altijd voordeel plukken uit
specialisatie, ook als dit land in staat is om alle producten effectiever te produceren
dan een ander land.

Waarom heeft een land kostenvoordelen?
--> De nodige productiefactoren voor de producten zijn in overvloed aanwezig. =
Heckscher-Ohlin-theorema
- beschikbaarheid & kwaliteit van arbeid > scholingsgraad, arbeidsmentaliteit,
bevolkingsgrootte, …
- klimatologische of geologische omstandigheden > bodemrijkdommen, reliëf, klimaat,

- aanwezigheid van hoogwaardige private en publieke kapitaalgoederen
- verschil in technologische en wetenschappelijke kennis > investeren in onderzoek en
ontwikkeling

--> ontwikkelingslanden produceren vooral arbeidsintensieve goederen
--> het Westen produceert vooral kapitaalintensieve en innovatieve producten

Kostenvoordelen hebben de neiging zichzelf in stand te houden. Door de grotere
productiehoeveelheid (specialisatie) kan een land schaalvoordelen realiseren. Deze
versterken de kostenverschillen.

Opportuniteitskost: de waarde die je verliest door een bepaald product te produceren

Voorbeeld berekening efficiëntie en opportuniteitskost:
België Spanje
25 strips 5 werkuren 20 werkuren
25 repen 1 werkuur 4 werkuren
→ Elk land heeft 2000 arbeidsuren ter beschikking dat ze gelijk verdeeld over de strips
en de repen.

Efficiëntie:
BELGIË: . 25 = 5000 strips & . 25 = 25000 repen
SPANJE: . 25 = 1250 strips & . 25 = 6250 repen
→ België is efficiënter voor de strips en de repen, ze heeft een absoluut
kostenvoordeel.

Opportuniteitskost:
BELGIË: 25 repen: . 1 = 5 strips
25 strips: . 5 = 125 repen

, SPANJE: 25 repen: . 4 = 5 strips
25 trips: . 20 = 125 repen
→ Er is geen kostenvoordeel

Welke voordelen zijn er verbonden aan internationale handel?
+ Lagere prijzen, ruimere keuze voor de consument, nieuwe technologieën leiden tot
betere producten, globale productie en welvaart stijgen
- Niet iedereen profiteert van de stijging van de welvaart door internationale handel.
Industrielanden kunnen grondstoffen goedkoop inkopen hier profiteren zij van,
ontwikkelingslanden hebben hier geen voordeel aan.

België als vestigingsplaats
+ goeie infrastructuur = spoorwegennet, haveninfrastructuur, uitstekende snelwegen
+ centrale ligging binnen Europa
+ vlotte beschikbaarheid van de nodige financiële middelen

Hoe belangrijk is de internationale handel voor België en zijn buurlanden?
invoer(.100) uitvoer (.100)
Invoerquote = uitvoerquote =
bbp bbp
handelsbalans = uitvoer - invoer
= geven aan hoeveel de totale inkomende/uitgaande handelsstromen bedragen t.o.v.
het bbp.

Sommige landen voeren meer uit dan ze zelf produceren --> importeren om
vervolgens te exporteren.
België, Luxemburg, Nederland = meest open economie > kleinere landen, hebben
meer nood aan internationale handel + aanwezigheid havens.
Door goederen te exporteren komt er geld binnen, dit wordt gebruikt om de invoer
mee te betalen.
Op de handelsbalans zijn de handelsstromen en internationale kapitaalstromen
opgenomen. Een tekort op de handelsbalans kan leiden tot financieringsproblemen en
monetaire inflatie.

uitvoer (.100)
Dekkingsgraad =
invoer
= geeft weer in welke mate de inkomsten van de uitvoer de kosten van de invoer
kunnen dekken.
--> Belgische handelsbalans is positief, met de uitvoer kan de invoer betaald worden.

OV2: WORDT DE WERELDHANDEL ALMAAR VRIJER?
Waarom belemmert de overheid de internationale handel?
De overheid gaat soms de eigen markt beschermen tegen buitenlandse concurrentie
door protectionistische maatregelen te treffen.
1. Werkgelegenheidsargument: voorkomen dat gelijktijdig veel banen verloren gaan.
2. Zelfvoorzieningsargument: specialisatie in de producten waarvoor men een
kostenvoordeel heeft.
3. Opvoedingsargument: bescherming van nieuwe, innovatieve sectoren om hun de
kans te geven zich te ontwikkelen.
4. Antidumpingsargument: voorkomen dat bedrijven hun producten onder de kostprijs
aan bieden.
5. Cultureel of nationaal argument: nationale identiteit beschermen,
veramerikanisering tegen gaan.
6. Gezondheidsargument: producten weren die de gezondheid van de burgers schade
toe brengen.
7. Sociaal argument: maatregelen die de sociale uitbuiting in het buitenland aan
banden leggen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femsv. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.23  3x  sold
  • (0)
  Add to cart