1a1. Je kunt de wetenschap psychologie typeren aan de hand van het object en de methoden en
theorieën
Object: psychologie is een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt bestudeerd als
de gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de
omstandigheden waarin dat plaatsvindt.
Methoden:
- Objectiviteit en controleerbaarheid van kennisverwerving centraal
- Retorische vraag of verklarende benadering hele mens omvat
- Uitgaan van mensen als complexe gehelen (begrijpende methode)
Theorie: (de beschrijving en verklaring van het object vindt vooral plaats op individueel niveau.)
Oorzaak- gevolg relaties; rol individu-omgeving
1a2. Je weet wat theorieën zijn en welke functies ze hebben
Wetenschappelijke theorieën:
- systematisch en ordelijk beschrijven van verschijnselen in de werkelijkheid
- verklaren en voorspellen van verschijnselen
- creatief nieuwe zienswijzen op een ander domein ontwikkelen
Alledaagse theorieën:
- Intuïtief en willekeurig beschrijven van verschijnselen in de werkelijkheid
- Onkritisch; uit op bevestiging en niet op weerlegging
- Verklaringen achteraf ipv voorspellen
1a3. Je weet hoe je theorieën kunt indelen op mechanistisch, personalistisch en organistisch niveau
en welke mensbeelden daarbij horen
- Mechanistisch: gaat ervanuit dat gedrag heel simpel in elkaar zit. Mens samengesteld uit
afzonderlijke delen. Door externe kracht voortbewegen. Krachten beschrijven om ontstaan
inzicht in oorzaken menselijk gedrag. Mensen bestudeerd los van sociale of materiële
omgeving.
- Organistische: groeiende organismen, 1 geheel. Onderdelen beïnvloeden elkaar en zijn niet
los van elkaar te zien. Organisme staat in wisselwerking met omgeving.
- Personalistisch: unieke karakter van mensen binnen levende natuur, scheppen zelf cultuur.
Verleent zelf zin of betekenis aan wereld. Doelgericht handelen centraal.
1a4. Je weet wat de algemene systeemtheorie inhoudt
Overkoepelend kader waarbinnen zowel verschillende wetenschappen als de uiteenlopende
inzichten uit al deze wetenschappen hun plaats krijgen.
Werkelijkheid onderscheiden in verschillende lagen:
- Elk niveau opgevat als systeem, houdt zichzelf in stand.
- Een hiërarchisch hoger niveau is complexer van aard dan het niveau eronder.
- Geen enkel niveau is te herleiden tot de niveaus die hoger in de hiërarchie staan.
1b1. Je kent de belangrijkste basisuitgangspunten, de hoofdlijnen uit de geschiedenis, en het
mensbeeld van het behaviorisme
Basisuitgangspunten:
- Wetenschapsfilosofie: opvatting m.b.v. objectiviteit
- Mens vergelijkbaar aan hoe dieren reageren
- Leerprocessen
, - Tabula rasa: blanco, gedrag voornamelijk aangeleerd
- Reductie: complex gedrag is optelsom van kleine gedragingen
1c1. Je kunt de volgende typen leerprocessen omschrijven en in voorbeelden herkennen:
• habituatie: mens schuift prikkels zonder nieuwswaarde hebben op neurologisch niveau opzij,
omdat hij daar aan gewend is.
• klassieke conditionering: reactie die al bestaat, ook laten optreden bij andere stimulans
• operante conditionering en daarvan afgeleide leerwetten: frequentie van gedrag zal afnemen als
vertoonde gedrag gevolgd wordt door onprettige gebeurtenis, gedrag afgeleerd wanneer niet meer
gevolgd wordt door consequenties.
• model‐leren: kijken naar gedrag van anderen en daarvan leren/nadoen.
1c2. Je kunt aangeven welke verklaringen het behaviorisme biedt voor depressies en
angststoornissen
Depressie: operant conditioneren: depressief gedrag ontstaat doordat normaal (niet depressief)
gedrag uitdooft. Prettige consequenties zijn te weinig aanwezig bij normaal gedrag. Potentieel
depressief persoon te weinig sociale vaardigheden om prettige consequenties uit te lokken.
Klassiek conditioneren: normale situaties die verdriet of depressie uitlokken. Stimuli kunnen
geassocieerd worden met andere situaties die op hun beurt de depressieve reactie gaan uitlokken
Angststoornissen:
1d1. Je hebt kennis van de volgende toepassingen van leerpsychologie in de hulpverlening:
• gedragsanalyse: definiëren van probleemgedrag zodat het geobserveerd en gemeten kan worden.
(frequentie, duur, intensiteit). Sorc-schema. Nullijn.
• sociale vaardigheidstrainingen: gedragstekort, te veel aan gedrag. Gedrag mensen met gebrekkige
sociale vaardigheden staat onder controle van negatieve beloning. Doel: negatieve omzetten in
positieve beloning.
• Token economy systemen:?
1d2. Je kunt een aantal kritische kanttekeningen plaatsen bij het behaviorisme.
- Blackboxvisie doodlopende weg: moest gebruik gemaakt worden van meer factoren dan
alleen buiten individu
- leerprincipes uit laboratoriumsituatie kunnen stuiten op praktische en ethische problemen
- afkeer behaviorisme: mensbeeld botst met dagelijks mensbeeld.
- Behaviorisme door tijd en cultuur gekleurd.
, 2a1. Je kunt de basisuitgangspunten van de psychoanalyse noemen.
- Subjectieve ervaringen: meer geïnteresseerd in datgene waarin iemand zich onderscheid van
een ander dan waarin iemand overeenstemt
- Lang niet altijd sturen we ons gedrag bewust aan
- Mensen hebben een onbewuste
- Conflictmodel
- Al ons gedrag heeft betekenis
- Ervaringen uit eerste levensjaren bepalen in belangrijke mate de persoonlijkheid van
volwassene
2a2. Je kunt het mensbeeld van de psychoanalyse beschrijven.
- Pessimistisch:
o Geen baas over zichzelf, driften besturen het leven
o Levens- of seksualiteitsdrift en doods- of angstdrift
o Mens in ten dele product van zijn geschiedenis en kan daaraan niet ontsnappen
o Gen duidelijk onderscheid tussen normaal en gestoord gedrag
- Optimistisch:
o Mensen kunnen zich bewust worden van (onbewuste) wensen en driften en zo hun
leven in eigen hand kunnen nemen.
2a3. Je kunt het mensbeeld van de psychoanalyse plaatsen tegen de indeling in soorten mensvisies
uit het boek van Rigter.
- De mens is in de pessimistische visie niet de baas in eigen huis. Freud verondersteld twee
aangeboren driften bij mensen: de levens- of seksualiteitsdrift en de doods- of agressiedrift.
Met name de veronderstelde agressiedrift ondersteunt het pessimistische mensbeeld.
‘mensen zijn van nature slecht’ is een conclusie die vooral op het bestaan van deze drift
gebaseerd is.
- De mens in de optimistische visie benadrukt juist dat mensen zich bewust kunnen worden
van hun eigen onbewust wensen en driften en op deze manier hun leven meer in eigen hand
kunnen nemen. In het dagelijks leven gaan we er vaak vanuit dat we ons eigen leven zelf
doelbewust richting kunnen geven zoiets als ‘ik zeg wat ik denk en doe wat ik zeg’
- Het derde element geeft aan dat ons gedrag bepaald wordt door onze levensgeschiedenis.
Het hier en nu is wel belangrijk, maar wordt gekleurd door de ervaringen die we in onze
kindertijd hebben opgedaan. Ook dat wordt wel een pessimistische visie genoemd.
- Een vierde element en belangrijk voor de hulpverlening is het standpunt over normaal en
abnormaal gedrag. De psychoanalytische theorie is van toepassing op al ons gedrag. Het
impliceert dat er geen duidelijk onderscheid gemaakt kan worden tussen normaal en
gestoord gedrag.
- Techniek van de psychoanalyse heeft de onderliggende oorzaken van gedrag tot doel. ‘We
kunnen maar beter weten wat er in ons omgaat’
2b1. Je kent de hoofdelementen van de klassieke theorie: de mentale processen, de psychische
structuur, de ontwikkelingsfasen.
Hoofdelementen:
- Theorie over onbewuste mentale processen
- Theorie over de ontwikkeling van een psychische structuur bij een individu
- Theorie over psychoseksuele ontwikkeling van kinderen
- Theorie over verdedigingsmechanismen/ afweermechanismen
- Praktijktheorie
Onbewust mentale processen:
- Bewuste: alles wat zich op een bepaald moment onder de aandacht afspeelt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yvonnemussche. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.