Hoofstuk 1:
De balans geeft inzicht in de aard en omvang van de bezittingen (de activa) en de vermogenspositie
(de passiva). In de meest eenvoudige vorm ziet een balans er zo uit:
Aan de linkerkant van de balans staan de bezittingen van de onderneming. Aan de rechterkant van
de balans staat hoe de bezittingen gefinancierd zijn. De totaaltellingen van de beide kanten moeten
overeenkomen met elkaar. De linkerzijde noemt men de debetzijde en de rechterkant noemt men
de creditzijde. De posten op de balans zijn altijd geordend van vast naar vlottend. Vast betekent dat
de bezittingen/kapitaal voor een langere termijn in de onderneming zijn vastgelegd. Vlottend
betekent dat de activa voor korte termijn, in beginsel binnen een jaar, op een of andere wijze
gebruikt wordt. Vaste activa zijn duurzame productiemiddelen, zoals terreinen, gebouwen, machines
en auto's. Het is de bedoeling dat deze productiemiddelen langer dan een jaar in het bedrijf zijn, dit
kan natuurlijk altijd veranderen vanwege het verkopen of calamiteiten. In het burgerlijk wetboek
(BW) staat dit geschreven over de activa: op de balans wordend e activa onderscheiden in vaste en
vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheid van de
rechtspersoon al of niet duurzaam te dienen. Art. 2:364 lid 1 BW.
Activa zijn middelen waarover het bedrijf beschikkingsmacht heeft, waar op termijn winst uit zal
vloeien. Binnen de vaste activa is er ook nog een volgorde: eerst de terreinen, dan de gebouwen en
daarna de inventaris en de vervoersmiddelen. De liquide middelen, ofwel het geld, staan altijd aan
de debetzijde onderaan. Er is aan de activazijde sprake van een oplopende liquiditeit.
Brandweerauto's, kazernes, blusmiddelen en de bureaus in kantoren noemen we
productiemiddelen. Als deze langer gebruikt worden dan één verslagjaar, worden de kosten
verdeeld over een langere periode dan één jaar.
Jaar 0 Aanschafwaarde 100.000
Jaar 1 Afschrijving 20.000
Boekwaarde 80.000
, Jaar 2 Afschrijving 20.000
Boekwaarde 60.000
Jaar 3 Afschrijving 20.000
Boekwaarde 40.000
Jaar 4 Afschrijving 20.000
Boekwaarde 20.000
Jaar 5 Afschrijving 20.000
Boekwaarde 0
Iedere periode dat een middel minder waard wordt, zal de waardevermindering erin komen te staan
als afschrijvingskosten in de winst en verliesrekening gezet worden. De aanschafwaarde (AW) van de
middelen wordt onder de vaste activa op de balans geplaatst. Dat noemen wij het activeren van het
productiemiddel. De waarde van de activa op het moment van het opstellen van de balans is de
boekwaarde. De boekwaarde is in formulevorm: boekwaarde = AW – afschrijvingen. Geactiveerde
productiemiddelen kunnen een restwaarde hebben. Dit is de geschatte verkoopwaarde als de
middel weggaat, bij de meeste bedrijven is dit nul of één, omdat ze het tot het laatste moment
gebruiken. Een productiemiddel wordt uit de administratie verwijderd op het moment dat het niet
ter beschikking van de onderneming staat c.q. dienstbaar is aan de productie, omdat het verkocht of
gesloopt is. We noemen dat desinvesteren. De meest gebruikte manier van afschrijven is de lineaire
afschrijving, waarbij periodiek een gelijk deel wordt afgeschreven ten laste van het resultaat wordt
gebracht totdat de restwaarde wordt bereikt. Het afschrijvingspercentage is lager naarmate de
verwachte levensduur langer is. De formule van afschrijvingskosten is
Afschrijvingskosten = (AW – R) / N. om de waardevermindering inzichtelijk te maken wordt een
afschrijvingsstaat opgesteld. In de afschrijvingsstaat staat gewoonlijk het bedrag waartegen het
actief is aangeschaft, de termijn waarover afgeschreven wordt of het afschrijvingspercentage, de
waarde van het actief aan het begin van de verslagperiode, het afschrijvingsbedrag en de waarde
aan het einde van de verslagperiode. Van alle actieve middelen moet er een afschrijvingsstaat.
Dit is voorbeeld van een afschrijvingsstaat op het jaarverslag. De waarde van de materiële activa is
meestal bepaald op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Als de waardevermindering te
hoog is ingeschat dan de uiteindelijke vermindering is sprake van boekwinst, dit is ook andersom,
waarbij het dan boekverlies heet.
Er zijn verschillende vormen van investeringen:
, Initiële investeringen: vinden plaats bij de oprichtingen van een onderneming. Het gaat dan
over de kosten van de oprichting, de bedrijfsuitrusting en bijvoorbeeld de uitgaven voor
marktonderzoek.
Vervangingsinvesteringen: dienen ter vervanging van verouderde productiemiddelen met
een vergelijkbare productiecapaciteit.
Uitbreidingsinvesteringen: als de investering dient om de productiecapaciteit te vergroten
Bestuurders spreken over beleidsinvesteringen, waarmee ze doelen op omvangrijke uitgaven voor
projecten om voor langere tijd concurrentievoordeel te behalen. Dit zijn officieel geen investeringen
en komen daarmee niet op de balans. De kosten worden verantwoord als normale kosten op de
winst- en verliesrekening.
De vlottende activa bestaat uit de voorraden courante goederen (grondstoffen, halffabricaten en
voorraden gereed product), vooruitbetaalde kosten, vorderingen die binnen één jaar opeisbaar en
inbaar zijn, onderhanden werk en liquide werk. De op de balans opgenomen voorraden gereed
product dienen verkoopbaar te zijn. Ze worden gewaardeerd tegen de kostprijs plus een aantal
opslagen tot dekking van de kosten. De waarde van voorraden kan op verschillende manieren
worden bepaald. De wijze waarop men dat doet, noemt men de waarderingsgrondslag. Een
veelgebruikte methode is om de voorraden tegen de laatst betaalde inkoopprijs op de balans te
zetten. Grond- en hulpstoffen moeten courant zijn, dat wil zeggen dat ze nog in het reguliere
productieproces te gebruiken zijn. Als ze niet in het reguliere productieproces gebruikt kunnen
worden, noemen we ze incourant. Voorraden gereed product die die moeilijk verkoopbaar zijn,
noemen wij ook incourant.
Debiteuren zijn klanten aan wie goederen of diensten geleverd zijn en waarvoor ze facturen
ontvangen hebben. Vorderingen die niet of niet geheel invorderbaar zijn, noemen wed dubieus of
oninbaar. Dat is het geval als de leverancier in geldproblemen komt, of niet wil betalen omdat het
product niet aan de verwachtingen voldoet. Voor deze vorderingen is er altijd een speciaal potje
klaargezet. De laatste groep binnen de vlottende activa zijn de liquide middelen. Dit zijn alle direct
opeisbare tegoeden op bank- en spaarrekeningen plus de kasgelden.
Aan de rechterkant van de balans, de creditzijde, staan de passiva, onderverdeeld in eigen vermogen
en vreemd vermogen.
Het eigen vermogen (EV) staat bovenaan: het kapitaal en de reserves. Deze staan voor langere tijd
ter beschikking aan de onderneming. Bij een BV en NV is erf sprake van aandelen en heet het
kapitaal het aandelenkapitaal.
Onder het eigen vermogen staat het vreemd vermogen (VV): de voorzieningen en de schulden. Dat
zijn de bestaande verplichtingen van de organisatie die voortkomen uit gebeurtenissen in het
verleden, waarover de afwikkeling naar verwachting resulteert in een uitstroom van middelen die
economische voordelen in zich bergen. Economische voordelen zijn voordelen die direct of indirect
bijdragen aan de stroom van geldmiddelen naar de organisatie. De passiva zijn verdeeld in drie
onderdelen:
1. Eigen vermogen
2. Voorzieningen
3. Schulden
Activa Passiva
Vaste activa Eigen vermogen
Voorzieningen
Schulden > 1 jaar
Vlottende activa Schulden < 1 jaar
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tijmendegroot. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.