Samenvatting Hoofdstuk 2 Recht
De staat:
De 3 kenmerken van een staat:
1. Grondgebied.
De staat heeft een grondgebied (je kunt het aanwijzen op een landkaart)
2. Inwoners.
Inwoners zijn mensen die samen de bevolking van de staat vormen
3. Overheidsgezag.
Er is sprake van een gelegitimeerde machtsuitoefening, er is een regering die het
(hoogste) gezag uitoefent.
Staatsrecht:
Beschrijft hoe het overheidsgezag in een staat is georganiseerd.
Gaat over de Tweede kamer, de ministers, de gemeenteraad en de burgermeester.
Veel regels van het staatsrecht kan je lezen in:
Grondwet, Gemeentewet, Kieswet, Provinciewet ect.
Staatsrecht kun je onderscheiden tussen 2 soorten recht:
Geschreven recht: alle opgeschreven regels
Ongeschreven recht: alle regels van het staatsrecht die niet zijn opgeschreven.
Staatsvorm:
Zegt iets over hoe de verschillende bevoegdheden zijn verdeeld tussen de landelijke
overheid en de lagere overheid zoals gemeente en provincie.
Staatsvorm van Nederland:
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat.
Eenheidsstaat: de meeste regels zijn gemaakt door de centrale (Landelijke) overheid
in Den Haag.
Decentralisatie: bepaalde regels worden gemaakt door decentrale (lokale)
overheden, bij bijvoorbeeld de gemeente en provincie. Sommige taken,
bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn dus overgedragen aan de gemeente en
provincie. Zij mogen zelfstandig regels maken.
Regeringsvorm: Artikel nummer 42 van de grondwet (Art. 42 GW), pagina 2903
Gaat om de vraag hoe de verhoudingen zijn geregeld tussen regering en
volksvertegenwoordiging.
Nederland is een constitutionele monarchie.
Constitutionele: de grondwet
Monarchie: de macht ligt bij één persoon (het staatshoofd, de koning)
Aan het hoofd van Nederland staat de monarch, de Koning, die zich moet houden aan de
constitutie, de Grondwet. In de Grondwet staat dat de Koning onschendbaar is en dat de
ministers verantwoordelijk zijn.
, Parlementair stelsel: Artikel 51, pagina 2904
Het parlement (1e en 2e kamer) controleert de regering (koning en ministers).
Kenmerkend voor een parlementair stelsel is dat bij een conflict tussen het parlement en de
regering, het parlement de sterkste rechten heeft. De regering moet verantwoording
afleggen voor haar beleid aan het parlement.
Let op! De begrippen parlement, volksvertegenwoordiging, Staten-Generaal en Tweede en
Eerste kamer betekenen allemaal hetzelfde.
Staatsvorm Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Nederland
Constitutionele monarchie
Regeringsvorm
Parlementair stelsel
De drie belangrijkste taken van de overheid zijn:
1. Wetgevende taak.
2. Bestuurlijke taak.
3. Rechtsprekende taak.
Wetgevende taak (Wetgevende macht):
De overheid moet wetten maken. In de wetten staat het (geschreven) recht.
Voorbeelden van wetten:
Wetboek van strafrecht (Sr)
Burgerlijk wetboek (BW)
Werkloosheidswet
Leerplichtwet
(De regering en de volksvertegenwoordiging.)
Bestuurlijke taak (Uitvoerende macht):
De overheid moet zorgen voor een goede gang van zaken in het land en de samenleving
wordt hierdoor geordend.
Het gaat vooral om het uitvoeren van de wetten.
Voorbeelden:
Het toekennen van studiefinanciering.
Het toekennen van een uitkering.
Het verlenen van een bouwvergunning.
Het innen van belastingen.
Het ophalen van huisvuil.
(De regering)
Rechtssprekende taak (Rechtsprekende macht):
Deze taak is overgedragen aan onafhankelijke rechters. Zij zoeken naar oplossingen voor
juridische problemen. Rechters worden benoemd voor het leven.
(De rechters)
De staat:
De 3 kenmerken van een staat:
1. Grondgebied.
De staat heeft een grondgebied (je kunt het aanwijzen op een landkaart)
2. Inwoners.
Inwoners zijn mensen die samen de bevolking van de staat vormen
3. Overheidsgezag.
Er is sprake van een gelegitimeerde machtsuitoefening, er is een regering die het
(hoogste) gezag uitoefent.
Staatsrecht:
Beschrijft hoe het overheidsgezag in een staat is georganiseerd.
Gaat over de Tweede kamer, de ministers, de gemeenteraad en de burgermeester.
Veel regels van het staatsrecht kan je lezen in:
Grondwet, Gemeentewet, Kieswet, Provinciewet ect.
Staatsrecht kun je onderscheiden tussen 2 soorten recht:
Geschreven recht: alle opgeschreven regels
Ongeschreven recht: alle regels van het staatsrecht die niet zijn opgeschreven.
Staatsvorm:
Zegt iets over hoe de verschillende bevoegdheden zijn verdeeld tussen de landelijke
overheid en de lagere overheid zoals gemeente en provincie.
Staatsvorm van Nederland:
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat.
Eenheidsstaat: de meeste regels zijn gemaakt door de centrale (Landelijke) overheid
in Den Haag.
Decentralisatie: bepaalde regels worden gemaakt door decentrale (lokale)
overheden, bij bijvoorbeeld de gemeente en provincie. Sommige taken,
bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn dus overgedragen aan de gemeente en
provincie. Zij mogen zelfstandig regels maken.
Regeringsvorm: Artikel nummer 42 van de grondwet (Art. 42 GW), pagina 2903
Gaat om de vraag hoe de verhoudingen zijn geregeld tussen regering en
volksvertegenwoordiging.
Nederland is een constitutionele monarchie.
Constitutionele: de grondwet
Monarchie: de macht ligt bij één persoon (het staatshoofd, de koning)
Aan het hoofd van Nederland staat de monarch, de Koning, die zich moet houden aan de
constitutie, de Grondwet. In de Grondwet staat dat de Koning onschendbaar is en dat de
ministers verantwoordelijk zijn.
, Parlementair stelsel: Artikel 51, pagina 2904
Het parlement (1e en 2e kamer) controleert de regering (koning en ministers).
Kenmerkend voor een parlementair stelsel is dat bij een conflict tussen het parlement en de
regering, het parlement de sterkste rechten heeft. De regering moet verantwoording
afleggen voor haar beleid aan het parlement.
Let op! De begrippen parlement, volksvertegenwoordiging, Staten-Generaal en Tweede en
Eerste kamer betekenen allemaal hetzelfde.
Staatsvorm Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Nederland
Constitutionele monarchie
Regeringsvorm
Parlementair stelsel
De drie belangrijkste taken van de overheid zijn:
1. Wetgevende taak.
2. Bestuurlijke taak.
3. Rechtsprekende taak.
Wetgevende taak (Wetgevende macht):
De overheid moet wetten maken. In de wetten staat het (geschreven) recht.
Voorbeelden van wetten:
Wetboek van strafrecht (Sr)
Burgerlijk wetboek (BW)
Werkloosheidswet
Leerplichtwet
(De regering en de volksvertegenwoordiging.)
Bestuurlijke taak (Uitvoerende macht):
De overheid moet zorgen voor een goede gang van zaken in het land en de samenleving
wordt hierdoor geordend.
Het gaat vooral om het uitvoeren van de wetten.
Voorbeelden:
Het toekennen van studiefinanciering.
Het toekennen van een uitkering.
Het verlenen van een bouwvergunning.
Het innen van belastingen.
Het ophalen van huisvuil.
(De regering)
Rechtssprekende taak (Rechtsprekende macht):
Deze taak is overgedragen aan onafhankelijke rechters. Zij zoeken naar oplossingen voor
juridische problemen. Rechters worden benoemd voor het leven.
(De rechters)