Examenmatrijs uitgewerkt
1.1 De kandidaat beschrijft de kenmerken van volksverzekeringen, sociale
voorzieningen en werknemersverzekeringen.
Volksverzekeringen: AOW, Anw en AKW
1 Ingezetene.
2 Iedereen met een inkomen uitkeren of pensioen, betaald mee voor de
premie van deze verzekeringen.
Sociale voorzieningen: Participatiewet, Wajong, Toeslagenwet, Wmo
1 Het is een vangnet. (Bijstand)
2 Bestaansminimum om te voorzien voor levensonderhoud.
3 Tegengaan van armoeden en verpaupering.
4 Wordt betaald uit belastinggelden.
Werknemersverzekeringen: WW, ZW, WIA
1 Zijn bestemd voor werknemers/ werkeloze.
2 Wordt betaald door werkgevers. Komt van je salaris (maar dit zie je zelf
niet).
1.2 De kandidaat stelt voor een situatie vast of er sprake is van een
volksverzekering, sociale voorziening of werknemersverzekering. (1.4. 1.5, 1.6)
Volksverzekeringen:
1 AOW: (algemene nabestaandewet)
a. Voor mensen met de pensioen gerechtelijke leeftijd
Bedrag is voor iedereen gelijk.
2 Anw: (Algemene Nabestaandewet)
a. Voor alle ingezetene.
b. Voor een weduwen/weduwenaren of voor een wees/ wezen (dit zijn
minderjarige kinderen.
3 AKW: (algemene kinderbijslagswet)
a. Ouders en verzorgers van minderjarige kinderen geeft deze
uitkeringen een tegemoetkoming in de kosten van het opvoeden.
4 Wlz: (wet langdurige zorg)
a. Verzekerd tegen zeer hoge ziekte kosten.
b. Verzekert ingezetenen tegen zeer hoge ziektekosten die bij
particuliere verzekeringen niet te verzekeren zijn.
c. Gaat om een blijvende beperking, stoornis of ziekte bijvoorbeeld een
verpleeghuis.
Sociale voorzieningen:
1 Participatiewet:
a. Voor iedere ingezetene die zelf niet de noodzakelijke kosten van het
bestaan kan voorzien.
b. Uitkering op bestaansminimum
c. Je blijft opzoek naar werk. Is gericht op om zelf weer inkomen te
kunnen maken.
d. Bijzondere bijstand voor bijzondere kosten in bijzondere situaties.
2 TW: (Toeslagenwet)
a. Een aanvullende regeling die geldt voor de werknemersverzekering
en voor de Wajong die onder de sociaal minimum zit.
b. Wordt aangevuld met een toeslag.
c. Indien met iemand samen, dan geldt dit voor allebei.
, 3 Wajong: (Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten)
a. Is bedoeld voor mensen die al voor hun 18 e ziek of gehandicapt zijn
en daardoor niet in staat zijn om zelf betaald werk te doen.
4 Wmo: (Wet maatschappelijke ondersteuning)
a. Inwoners kunnen bij de gemeente terecht voor ondersteuning bij een
zelfredzaam leven en bij hun deelname aan het maatschappelijk
leven.
Werknemersverzekeringen:
1. ZW: (ziektewet)
b. Als de werknemer ziek wordt moet de werkgever minstens 70% van
hun loon doorbetalen voor 2 jaar.
c. De ziektewet biedt een uitkering aan zieke werknemers die geen
werkgever meer hebben.
d. De ziektewet duurt maximaal 2 jaar.
2. WIA: (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)
a. Zorgt voor inkomen als een werknemer langer dan 2 jaar
arbeidsongeschikt is.
b. WIA kent 2 regelingen. 1: IVA, 2: WGA.
c. Als iemand minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft hij geen
recht heeft op de WIA. Verantwoordelijkheid ligt dan bij de
werkgever en medewerker.
d. IVA: Volledig (> 80%) arbeidsongeschikt en duurzaam.
Inkomensvoorziening. Volledig Arbeidsongeschikt.
e. WGA: 35 – 80% en volledig arbeidsongeschikt, maar niet
duurzaam. Werkhervattingsregeling. Gedeeltelijk
Arbeidsongeschikt.
3. WW: (Werkeloosheidswet)
a. De verzekerde moet werkeloos zijn.
b. Dit betekent dat hij per week minstens 5 uur werk en loon verliest.
c. De wekeneis: geeft iemand recht op 3 maanden basisuitkering. 26
van 36 weken (referte-eis/ referte-periode)
d. Jareneis: als iemand voldoet aan de jareneis (4 uit 5 eis) heeft hij
recht op de verlengde uitkering. (Om de duur van de uitkering te
weten moet je het arbeidsverleden weten. Elk jaar is 1 maand, tenzij
iemand 11 jaar of langer en voorbij 2016 werkt, dan is elke maand
boven de 10 jaar een halve maand, alleen als die jaren van boven de
10 jaar voorbij 2016 komt.)
i. Dus als je van 2000 tot 2015 werkt, is dit wel boven de 10 jaar
maar niet boven 2016 dus blijft dit 15 maanden.
ii. Maar als je van 2000 tot 2020 werkt is dit 20 jaar dus is het
boven de 10 jaar, maar aangezien er maar 4 jaar boven de
2016 komt hoeven er maar 4 jaren gehalveerd worden.
iii. En als je van 2017 tot 2033 werkt, is dit 16 jaar. Dit is boven 10
jaar en boven 2016. Dus heb je eerst 10 maanden van de 10
jaar. En dan de 6 jaar die boven 10 jaar komt wordt door de
helft gedaan wat 3 maanden wordt. Dit is dus in totaal 13
maanden uitkering.
e. Eerst 2 maanden krijg je 75% van het laatstverdiende loon.
f. Vanaf maand 3 en verder wordt dit 70% van het laatst verdiende
loon.
g. Bij de WW wordt er niet gekeken naar de partner of vermogen.
(Partnertoets of vermogenstoets)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Nathalie01. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $2.71. You're not tied to anything after your purchase.