Volledige samenvatting van Psychiatrie.
Hierin zijn overigens aanvullende aantekeningen gemaakt uit lessen en beeldende informatie over de tekst (als afbeeldingen en tabbelen)
Bij de cliënt is onlangs aan de hand van de DSM-5 vastgesteld dat hij een angststoornis heeft. Er is (nog) geen sprake van complexe problematiek. Naar welke sector kan de cliënt het beste verwezen worden?
A. De gespecialiseerde GGZ
B. De basis-GGZ
C. De generalistische basis-GGZ
D. Geen van deze
Answer: C. De generalistische basis-GGZ
2.
Welke stoornis kan gemakkelijk worden verward met een psychotische stoornis?
A. Een delier
B. Een autismespectrumstoornis
C. Een disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis
D. Alle drie zijn fout
Answer: A. Een delier
3.
Wat is een belangrijk kritiekpunt op de DSM?
A. De stoornissen zijn veel te strikt omschreven, waardoor het gedrag van steeds minder mensen beantwoordt aan de criteria
B. Dat in de beschrijving van stoornissen veel te duidelijk doorklinkt dat het systeem gebaseerd is op de cognitieve-gedragsbenadering
C. Dat het bedoeld is als systeem om te diagnosticeren, terwijl het nu vooral wordt gebruikt om stoornissen te classificeren
D. Alle drie zijn onjuist
Answer: D. Alle drie zijn onjuist
4.
De psychische problemen van de cliënt zijn een periode behoorlijk heftig geweest, maar nu gaat het al weer een tijdje wat beter. Waarom duidt dit verloop eerder op schizofrenie dan op alzheimerdementie?
A. Bij veel patiënten met schizofrenie is het verloop intermitterend, terijwl bij alzheimerdementie sprake is van een statische vorm
B. Bij veel patiënten met schizofrenie is sprake van een statische vorm, terwijl het bij alzheimerdementie gaat op een progressieve vorm
C. Bij veel patiënten met schizofrenie is sprake van een statische vorm, terwijl bij alzheimerdementie sprake is van een intermitterende vorm
Answer: B. Bij veel patiënten met schizofrenie is sprake van een statische vorm, terwijl het bij alzheimerdementie gaat op een progressieve vorm
5.
Welke stoornis wordt wel beschouwd als een extreme van van een sociale-angststoornis?
A. Agorafobie
B. Afhankelijk-persoonlijkheidsstoornis
C. Vermijdende-persoonlijkheidsstoornis
Answer: C. Vermijdende-persoonlijkheidsstoornis
Psychiatrie eindtoets Verklaringen
Flashcards13 Flashcards
$5.770 sales
Flashcards13 Flashcards
$5.770 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Vermijdingsgedrag en dwanghandelingen verminderen bij dwangstoornissen even de oplopende spanning, maar daardoor blijven de dwangsgedachten wel in stand. Dit is een vorm van:
A. Klassieke conditionering
B. Operante conditionering
C. Systematische desensitatie
D. Alle drie de antwoorden zijn fout
Answer: B. Operante conditionering
2.
Cliënt heeft een eetstoornis en dat gaat gepaard met hevige conflicten binnen het gezin. Deze conflicten zijn bij een eetstoornis meestal:
A. Oorzakelijke factoren
B. Bestendige factoren
C. Uitlokkende factoren
D. Geen van de drie
Answer: B. Bestendige factoren
3.
Dr. B werkt als psycholoog bij een GGZ-instelling. In begeleidingstrajecten volgt hij de cliënt volledig in diens voorkeur. Hij vraagt wat iemand wil en past het dan onverkort toe. Dr. B beschouwt dit als een moderne vorm van gedeelde besluitvorming. Waarin is dit een misvatting?
A. Dr. B komt niet gezamenlijk tot een besluit op basis van de professionele kennis die hij met hen deelt.
D. Dr. B werkt volgens het principe \'u vraagt en wij draaien\' en dat is niet de kern van gedeelde besluitvorming.
C. Bij gedeelde besluitvorming is sprake van een geleijkwaardige relatieg met inbreng van beide kanten om zo tot een gezamenlijk besluit te komen, dit is bij deze cliënt niet het geval
D. Alle drie zijn juist
Answer: D. Alle drie zijn juist
4.
Volgens sommige hersenwetenschappers is ons brein de baas. Waarom is deze opvatting in de dagelijkse praktijk moeilijk te verdedigen?
A. Omdat mensen dan niet meer verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun gedrag.
D. Omdat hersenonderzoek duidelijk aantoont dat mensen een vrije wil hebben en bewust sturing geven aan hun gedrag
C. Omdat daarmee geen recht wordt gedaan aan het empirisch bewezen onderscheid tussen lichaam en geest.
D. Alle drie de antwoorden zijn fout
Answer: A. Omdat mensen dan niet meer verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun gedrag.
5.
Bij welke stoornis wordt dissociatie wel als verklaring opgevoerd?
A. De conversiestoornis
B. Het Münchhausensyndroom
C. De periodiek explosieve stoornis
D. Alle drie zijn fout
Answer: A. De conversiestoornis
6.
Cliënt heeft last van ernstige depressieve stoornis. Als relevante factoren worden vastgesteld: het feit dat haar relatie verbroken is (1) en zij vlak daarna zakte voor het examen (2), het feit dat zware depressies in de familie voorkomen (3) en zij geen vrienden en vriendinnen meer had nadat de depressie zich manifesteerde (4). Welke indeling van factoren is juist?
A. 1 en 2 zijn voorbeschikkende factoren; 3 en 4 zijn uitlokkende
B. 1 en 2 zijn voorbeschikkende factoren; 3 is een uitlokkende factor en 4 een bestendige factor
C. 1 en 2 zijn uitlokkende factoren; 3 is een voorbeschikkende factor en 4 is een bestendige factor
D. Alle drie de antwoorden fout
Answer: C. 1 en 2 zijn uitlokkende factoren; 3 is een voorbeschikkende factor en 4 is een bestendige factor
7.
Wat maakt het experiment met ratten van de psycholoog Burce Alexander duidelijk?
A. Dat heroïne een sterk verslavende stof is, die al gauw tot afhankelijkheid leidt.
B. Dat een warme en gevarieerde sociale context nauwelijks een rol speelt bij heroïnegebruik door ratten, maar wel bij mensen
C. Dat een wamre en gevarieerde sociale context een beschermende factor kan zijn bij heroïnegebruik
Answer: C. Dat een wamre en gevarieerde sociale context een beschermende factor kan zijn bij heroïnegebruik
,Hoofdstuk 1 Psychiatrie en maatschappij
1.1 Gek of ziek?
Onder invloed van Freud en zijn
psychoanalyse werden
psychische stoornissen in
toenemende mate psychologisch verklaard. Voor lichte stoornissen
werden therapieën toegeschreven en voor de zwaardere psychische
patiënten een opname. De ontdekking van medicijnen tegen psychische
aandoening bracht een belangrijke omwenteling. Daarop volgde kritiek
vanuit de antipsychiatrie, een beweging die zich afzette tegen medische
psychiatrie.
Wanneer kan men als
gestoord bestempeld
worden? Het begrip
abnormaliteit slaat op elke
afwijking ten opzichte van
een norm. De beoordeling
van normaal gedrag hangt
af van uiteenlopende
criteria:
- De kenmerken van de persoon
- Tijd en plaats van het gedrag
- Waarden en normen van de heersende cultuur en van de tijd.
Abnormaal betekend niet meteen gestoord. Een superintelligent persoon
wordt niet al abnormaal beschouwd maar een zwakbegaafd persoon wel.
Hierin spelen verwachtingen of eisen van de omgeving een rol.
Abnormaal gedrag wordt dan als een stoornis beschouwd als het de
betrokken persoon en/ of omgeving hindert.
Dat psychiatrie tijdgebonden is kennen we uit verschillende voorbeelden
denk aan de acceptatie van homoseksualiteit of drapetomanie: een
vermeende ‘psychische aandoening’ die donkere slaven zouden hebben
wanneer ze hun gevangenschap wilden ontvluchten.
Abnormaal gedrag is dus niet automatisch een stoornis en niet elke
stoornis heeft betrekking op een psychische stoornis. Het kan gaan om
een lichamelijke aandoening of sociaaleconomische problemen. Om te
spreken van een psychiatrische aandoening moet een aantal kenmerken
vertoond worden: 1. De stoornis moet ook bij andere personen als
‘storend’ worden ervaren en geordend kunnen worden binnen het
begrippenkader van psychiatrie. Een psychische stoornis kan niet door een
beoordelaar worden vastgesteld, alle deskundige moeten dezelfde
conclusie trekken, dit heet wetenschappelijk consensus.
Er wordt niet gesproken over psychische ziekten, in strikt medische zin
verwijst de term ziekte namelijk naar een lichamelijk afwijking,
,aandoening of stoornis meet een specifieke oorzaak, duidelijk verloop en
een (wanneer mogelijk) aangepaste therapie.
Aan het begrip ziekte kan een psychologische inhoud worden gegeven het
gaat om:
- De beleving van het ‘ziek’ zijn, de subjectieve ervaring.
- De rol van het ‘ziek’ zijn, de behoefte aan erkenning als patiënt.
1.2 Wetenschap en praktijk
De term pathopsychologie is moeilijk af te bakenen van het begrip
psychiatrie en wordt voornamelijk gebruikt als verzamelbegrip. In de
zuivere vorm betekent het de wetenschap of studie van het geestelijk of
psychisch lijden. Het boek combineert twee begrippen en beschouwt de
psychiatrie als een toegepaste wetenschap.
Het medisch model houdt een systematische werkwijze in om
pathologische verschijnselen te bestuderen en zo mogelijk te wijzigen. De
volgende stappen zijn te onderscheiden:
1. Diagnose: beschrijving van karakteristieke
eigenschappen, ongeacht de mogelijke
verklaringen van de stoornis.
2. Verklaring verkenning van factoren die de
stoornis hebben veroorzaakt, uitgelokt,
bevorderd of in stand gehouden.
3. Prognose: een op onderzoek gebaseerde
voorspelling van het mogelijke verloop van
de stoornis, enerzijds zonder therapeutisch
ingrijpen en anderzijds onder invloed van
een behandeling.
4. Therapie: ontwerp en uitvoering van
bepaalde interventies op grond van 1, 2 en
3, met het doel de stoornis te doen verdwijnen of minstens te
verbeteren
5. Preventie: ontwerp en uitvoering van een actieplan op grond van 1,
2, 3 en 4, om stoornissen te voorkómen (primaire preventie), zo snel
en effectief mogelijk te behandelen ter voorkoming van
resttoestanden (secundaire preventie), of om nadelige gevolgen te
beperken (tertiaire preventie of revalidatie).
1.3 Werkterreinen
Het geheel van psychische of psychologische hulpverlening wordt de GGZ
genoemd, geestelijk gezondheidszorg. Deze voorzieningen worden in drie
groepen onderscheiden:
Ambulante of extramurale zorg: deze zorg richt zich op cliënten
in hun eigen woonomgeving. Ambulante zorg wordt verleend door
vrijgevestigde zorgverleners die praktijk aan huis voeren.
Multidisciplinaire teams zorgen voor preventie, begeleiding,
behandeling, crisisdiensten en crisisopvang. Mede door
overheidsbeleid groeit de ambulante zorg sterk, de reductie van
bedden of ‘ambulantisering’ wordt gekoppeld aan herstelgerichte
, zorg, met zelfmanagement, eigen verantwoordelijkheid en
maatschappelijke participatie. Er wordt ook gewerkt met
wijkteams, vanuit integrale visie kijken deze teams wat bewoners
zelf kunnen en waar ondersteuning nodig is.
Intramurale of klinische zorg: deze zorg richt zich op opname
voor behandeling of verpleging op een PAAZ (psychiatrische afdeling
van een algemeen ziekenhuis), een ggz-instelling of kliniek voor
klinische behandeling. Hieronder valt ook dagbesteding of
arbeidsrehabilitatie.
Tussenvoorzieningen of vormen van semimurale zorg: deze
zorg is bedoeld voor mensen voor wie ambulante zorg onvoldoende
is en een volledige opname niet noodzakelijk. Als alternatief vaan
een langdurig verblijf in een instelling zijn er beschermende
woonvormen. Deze zijn gebundeld in regionale instellingen voor
beschermd wonen (RIBW). Kleine groepjes wonen samen en krijgen
ondersteuning en begeleiding, een andere vorm is deeltijd
behandelingen. Cliënten overnachten dan niet maar moeten één tot
vijf dagdelen in dagbehandeling.
Overkoepelende ggz-organisaties: deze verschillende vormen
van zorg zijn per regio ondergebracht in overkoepelende ggz-
organisaties. Binnen grote organisaties zijn er diverse voorzieningen,
sommige organisaties beschikken voor bepaalde problematiek.
Sommige organisaties bundelen hun kennis en ervaring op een
bepaald terrein in expertisecentra.
Een deel van de klinische opnames is onvrijwillig en viel vroeger onder de
BOPZ (Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen). Deze regelde de procedures voor onvrijwillige opname en
de rechtpositie van deze mensen met psychische problematiek in
Nederland. Daarbij gold uitsluitend het gevaarcriterium: onvrijwillige
opname was alleen mogelijk als er sprake was of kon zijn van gevaar voor
de cliënt zelf of zijn/haar omgeving. Dwangopname kon dan plaats vinden
via een rechterlijke machtiging (RM), daarvoor moest een arts of
psychiater die de cliënt níét behandelde een verklaring geven dat de cliënt
een gevaar was. Bij spoedgevallen werd een IBS (inbewaringstelling)
gevraagd.
De BOPZ lag al jarenlang onder vuur, omdat dit voornamelijk opname
gericht was. Daarom werd de BOPZ vervangen door de wet verplichte
ggz (Wvggz). In de Wvggz staat ambulant behandelen centraal en niet
meer de gedwongen opname, behandelingen kunnen nu ook buiten een
ggz-instelling. De Wvggz onderscheidt twee vormen:
- Zorgmachtiging: voor mensen met een psychische stoornis die
geen behandeling willen terwijl dat wel noodzakelijk is.
- Crisismaatregel: mensen die acute verplichte zorg nodig hebben
maar die zorg weigeren (vroeger IBS).
Verplichte zorg is een uiterste middel, op maat en op maatschappelijke
deelname gericht.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marjoleinvonk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.48. You're not tied to anything after your purchase.