Het betreft een uitgebreide samenvatting (105 blz) van het vak Formeel Strafrecht aan de Open Universiteit. De samenvatting bevat de voorgeschreven stof uit de boeken, jurisprudentie en toevoegingen van de cursuswebsite. Belangrijke passages zijn dikgedrukt of cursief weergegeven.
De voorgeschreven onderdelen behorende bij de cursus formeel strafrecht
June 23, 2022
105
2021/2022
Summary
Subjects
voorlopige hechtenis
vormverzuimen
beslissingsmodel
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Open Universiteit (OU)
Bachelor Rechtsgeleerdheid
Formeel Strafrecht (RS0812)
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
basdammers
Reviews received
Content preview
Bas Dammers
25 april 2022
Samenvatting Formeel Strafrecht
Leereenheid 1 - Grondslagen van formeel strafrecht (hoofdstuk 1, 2 en 3)
Het strafprocesrecht bestaat uit een geheel van regels die betrekking hebben op de toepassing van
het strafrecht in een concreet geval. In het strafprocesrecht worden bevoegdheden toegekend en
wordt de uitoefening daarvan geregeld. De kern van het strafprocesrecht is gericht op de
totstandkoming van een rechterlijke beslissing. Het hoofddoel is het verzekeren van een juiste
toepassing van het abstracte materiële strafrecht. Dit doel is tweeledig: enerzijds wil het
bewerkstelligen dat de schuldigen worden gestraft en anderzijds wil het voorkomen dat onschuldigen
worden gestraft. Tussen de subdoelen bestaat spanning. Het tweede subdoel weegt zwaarder: in het
strafproces geldt het in dubio pro reo-beginsel (art. 338 Sv). De verdachte krijgt het voordeel van de
twijfel in het geval van onduidelijkheid over zijn/haar schuld. De mogelijkheid van herziening (art.
457 e.v. Sv) vormt de erkenning dat het strafproces geen garantie biedt dat geen onschuldigen worden
veroordeeld. Er bestaan diverse bijkomende doelen van het strafprocesrecht, zoals:
- Eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte: voorkomen moet worden dat de
strafrechtelijke vervolging een disproportionele inbreuk maakt op de vrijheid van de betrokken
burger. De verdachte heeft het zwijgrecht en kan niet worden gedwongen tegen zichzelf bewijs te
leveren;
- Eerbiediging van de rechten en vrijheden van andere betrokkenen: voorkomen moet worden dat de
inbreuk op rechten van anderen (bv. huisrecht bij huiszoeking) disproportioneel is. Dit geldt ook voor
het slachtoffer in kwestie;
- Procedurele rechtvaardigheid: het horen van de verdachte, het spreekrecht van het slachtoffer en
het voeren van een eerlijke procedure zorgen ervoor dat partijen zich gehoord weten en de beslissing
van de rechter eerder accepteren;
- Demonstratiefunctie: de openbaarheid van het strafproces laat zien dat het vereiste bewijs ondanks
de inspanningen van de autoriteiten niet geleverd kon worden, zodat geen sprake is van laksheid/
corruptie. Het demonstreert dat de overheid zelf het goede voorbeeld geeft en zich bij het vervolgen
aan de wet gebonden acht en de rechten van burgers respecteert;
- Voorkomen van eigenrichting: door de reactie van de overheid op delicten wordt voorkomen dat de
burgers het recht in eigen hand nemen. Bij de handhaving van het recht heeft de overheid daarom in
principe het monopolie op dwang en geweld.
Waarheidsvinding is geen zelfstandig doel van strafvordering. De waarheidsvinding vormt eerder een
afgeleide van het eigenlijke doel, te weten de juiste toepassing van de strafwet. Voorbeeld: de echte
waarheid bij de veroordeling wegens het medeplegen van doodslag is niet strikt vereist, voldoende is
dat bewezen kan worden dat de verdachten het feit samen hebben gepleegd (niet wie de fatale klap
FORMEEL STRAFRECHT 1
,uitdeelde). Het hangt van de procesopstelling van de verdachte af hoe grondig het onderzoek naar de
waarheid moet zijn. Feiten die door de verdachte worden ontkend, verdienen in het algemeen een
grondiger onderzoek dan feiten die door de verdachte worden erkend.
In een rechtsstaat worden de verhoudingen tussen de overheid en de burger beheerst door de rule
of law: de overheid staat niet boven de wet, maar is daaraan onderworpen. Machtsuitoefening mag
alleen plaatsvinden op basis van een door het recht toegekende bevoegdheid en binnen door het
recht getrokken grenzen. De burger wordt zo beschermd tegen de willekeur van autoriteiten. Tegen
het feit dat rechtsbescherming als hét doel van het strafprocesrecht wordt gezien zijn kanttekeningen
te maken. Ten eerste is dit doel niet kenmerkend voor het strafprocesrecht. Voor alle publiekrecht
geldt dat machtsuitoefening door de overheid aan het recht gebonden wordt en dus bescherming
wordt geboden tegen willekeur. Ten tweede zou onverklaarbaar zijn waarom de overheid de
bevoegdheid krijgt te straffen en dwangmiddelen te gebruiken om de waarheid aan het licht te
brengen, rechtsbescherming verenigt zich hier niet mee. Ten derde is onderbelicht dat de
bevoegdheden niet zonder reden aan de overheid zijn toegekend: het dient de belangen van de
overheid, het publieke belang en het belang van de burger. Ten vierde leidt dit doel tot eenzijdigheid:
rechtsbescherming wordt versmald tot bescherming van de verdachte tegen de wetshandhavende
overheid. De werkelijke rechtsbescherming omvat meer.
De weging van de verschillende (hoofd/sub)doelen leidt ertoe dat het ene doel automatisch lijdt
onder de andere. Aan de ene kant geeft het strafproces bevoegdheden om een strafbaar feit op te
sporen teneinde de schuldige te kunnen bestraffen (instrumentaliteit). Aan de andere kant worden
onschuldige burgers door de regels beschermd tegen het toepassen van deze bevoegdheden
(rechtsbescherming). Er is een spanningsveld tussen instrumentaliteit vs. rechtsbescherming.
Om de waarborgfunctie van het strafprocesrecht goed tot haar recht te laten komen, zullen de regels
die bevoegdheden scheppen in beginsel eng moeten worden uitgelegd, de regels die waarborgen
creëren en/of de uitoefening van bevoegdheden beperken, ruim. Er bestaan enkele uitgangspunten
die het afwegingsproces structureren. Een eerste uitgangspunt is dat de middelen niet onbeperkt zijn.
Er moet niet alleen een afweging worden gemaakt tussen con icterende doelen, maar ook tussen doel
en middelen. De vraag is welke mate van rechtsbescherming voldoende en verantwoord is. Een
tweede uitgangspunt is dat hoe meer er voor de verdachte op het spel staat, hoe groter de
waarborgen moeten zijn waarmee de berechting is omringd. Voorbeeld: bij zwaardere misdrijven is
berechting door een meervoudige kamer vereist. Een derde uitgangspunt is dat hoe ernstiger het
vermoedelijk gepleegde strafbare feit is en hoe groter het belang van opheldering is, hoe ingrijpender
de onderzoeksbevoegdheden kunnen zijn die aan politie/justitie worden toegekend. De inbreuk van
de bevoegdheid op de vrijheid/privacy van de verdachte moet in redelijke verhouding staan tot het
beoogde doel (proportionaliteit). Een vierde uitgangspunt is dat de verschillende doelen wel alle
moeten worden gerealiseerd. De uitkomst van de afweging moet vanuit alle doelen bezien
aanvaardbaar zijn.
FORMEEL STRAFRECHT 2
,De geschiedenis van het strafprocesrecht begint bij de Franse revolutie (1789) en de directe
invloed daarvan op ons land (inlijving Franse keizerrijk 1810). Dit resulteerde in de eerste plaats in
rechtseenheid. Voortaan gold voor het hele land één Wetboek van Strafrecht en één Wetboek van
Strafvordering. Daaraan gekoppeld was één uniforme rechterlijke organisatie die de eenheid van
rechtspraak moest waarborgen (vrederechters, correctionele/boetgerechten, Hoven van Assizen met
jury, Cour de Cassation en OM). In de tweede plaats kreeg het gedachtegoed van de Verlichting vaste
voet aan grond. Overheidsmacht was afhankelijk van, en de uitoefening daarvan gebonden aan de
regels van het recht. Dit resulteerde in grondrechten aan burger, een scheiding der machten en een
onafhankelijke rechtspraak voor rechtszekerheid en rechtsbescherming. Na de Franse overheersing
bleef het Franse recht in Nederland nog geruime tijd bestaan. De Code Pénal maakte in 1886 plaats
voor een nationaal Wetboek van Strafrecht, de Code d’Instruction Criminelle werd in 1838
vervangen door een eigen Wetboek van Strafvordering. Een belangrijke ontwikkeling was de
aanpassing van het Sv aan het Wetboek van Strafrecht in 1886. De driedeling (misdaden,
wanbedrijven en overtredingen) verdween en alle misdrijven werden in eerste aanleg door de
rechtbank berecht waarbij hoger beroep openstond bij het hof. Een nieuw Wetboek van
Strafvordering verscheen in 1926 en had als belangrijkste wijziging de aanpassing van het
vooronderzoek: de verdachte kreeg meer rechten (van inquisitoir naar gematigd accusatoir).
Het strafprocesrecht kent diverse bronnen:
1. Wetboek van Strafvordering (Sv)
De Gw verlangt het strafprocesrecht in een algemeen wetboek (art. 107 lid 1 Gw). Het is van
toepassing op het gehele land en regelt de vervolging/berechting van in beginsel alle strafbare feiten.
Het is de belangrijkste rechtsbron;
2. Bijzondere wetten
De meeste bijzondere wetten op het terrein van strafvordering kunnen in drie groepen worden
onderverdeeld. De eerste groep bevat de wetten die onderwerpen regelen die het strafprocesrecht
gemeen heeft met andere rechtsgebieden (Wet op de rechterlijke organisatie, Advocatenwet,
Politiewet). De tweede groep bestaat uit wetten die onderwerpen regelen die aan of net over de rand
van de strafvordering liggen (Penitentiaire beginselenwet, Uitleveringswet). De derde groep omvat
wetten die voor bepaalde categorieën delicten een afwijkende of aanvullende strafvorderlijke regeling
geven. Denk hierbij aan bijzondere wetten die opsporingsbevoegdheden toestaan die verder gaan dan
het Sv toestaat (Opiumwet, Wet wapens en munitie, WED);
3. Grondwet
De Gw bevat diverse bepalingen die direct of indirect voor de strafvordering van betekenis is
(grondrechten, bepalingen m.b.t. rechtspraak);
4. Algemene Maatregelen van Bestuur; ministeriële beschikkingen
De wetgever in formele zin kan de nadere uitwerking van een strafvorderlijke regeling delegeren aan
de Kroon of aan een minister (bv. art. 142 lid 1, 4 Sv);
5. Beleidsregels
Een overheidsorgaan met discretionaire bevoegdheid stelt vaak beleidsregels op met betrekking tot de
FORMEEL STRAFRECHT 3
, wijze waarop van de bevoegdheid gebruik dient te worden gemaakt. Zijn dergelijke beleidsregels op
behoorlijke wijze gepubliceerd, dan zijn ze recht in de zin van art. 79 RO. De burger kan zich op dat
recht beroepen en de HR kan de interpretatie van de beleidsregels in cassatie volledig toetsen.
Binnen het OM spreekt men over aanwijzingen die gegeven kunnen worden m.b.t. het
vervolgingsbeleid en de wijze waarop opsporingsbevoegdheden worden uitgeoefend. De
aanwijzingen worden in de Staatscourant gepubliceerd. De term richtlijnen gebruikt het OM voor
beleidsregels die in hoofdzaak betrekking hebben op de ter terechtzitting te vorderen straf. Hoewel
dit wordt gepubliceerd is de status ervan onzeker. Instructies en handleidingen worden niet
gepubliceerd en hebben enkel interne werking. Van een beleidsregel waarop een burger zich kan
beroepen is alleen sprake als het gaat om een regel die afkomstig is van een orgaan dat de
bevoegdheid heeft functionarissen bindende voorschriften te geven m.b.t. de uitoefening van hun
bevoegdheden;
6. Internationaal recht
Ten eerste is er verdragsrecht, waarbij het EVRM en het IVBPR een belangrijke rol spelen. Beide
verdragen formuleren grondrechten die het strafprocesrecht raken en rechtstreekse werking hebben.
Het EVRM is belangrijker omdat het een uitgebreide jurisprudentie kent vanwege het individueel
klachtrecht. Art. 5, 6 en 8 EVRM zijn voor het strafprocesrecht het belangrijkste. De hoofdrol heeft
art. 6 EVRM, dat het recht op een eerlijk proces omvat. Het recht ziet zowel op het openbare
eindonderzoek, als op het vooronderzoek. Art. 5 EVRM is vooral van belang voor de regeling van
voorlopige hechtenis. Art. 8 EVRM doet zijn gelding voelen op het terrein van de dwangmiddelen en
opsporingsmethoden. Ook andere verdragen spelen een rol. Ten tweede is er supranationaal recht
(EU-recht). Diverse richtlijnen hebben grote invloed. Ook heeft het Handvest van de grondrechten
van de EU sinds het Verdrag van Lissabon (2009) rechtskracht verkregen. Bovendien is bij dit verdrag
de invloed van Europa op het strafprocesrecht toegenomen (bv. bevoegdheid Raad tot het instellen
van een Europees Openbaar Ministerie);
7. Jurisprudentie
De jurisprudentie van de HR is van grote invloed. Dit bestaat uit meer dan alleen wetsuitleg. Het
gaat ook om de invulling aan open wetstermen en het scheppen van recht op basis van beginselen of
de strekking van de wet (bv. onrechtmatig verkregen bewijs). Bovendien brengt het procesrecht in
overeenstemming met EVRM-recht en herstelt het kennelijke misslagen van de wetgever;
8. Beginselen
Diverse beginselen zijn van belang voor het strafprocesrecht. Zo mag de HR de vervolgingsbeslissing
toetsen aan de beginselen van een goede procesorde. Tot deze beginselen behoren het
vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, het beginsel van zuiverheid van oogmerk (détournement
de pouvoir) en het beginsel van een behoorlijke en billijke belangenafweging. De beginselen richten
zich ook op andere justitiële organen. Er bestaan diverse andere beginselen: rechtszekerheidsbeginsel,
legaliteitsbeginsel, onschuldpresumptie en in dubio pro reo-beginsel, nemo tenetur-beginsel en het
fair trail-beginsel. Ten eerste berust de gelding van beleidsregels op de beginselen van een goede
procesorde. De burger moet op de naleving van beleidsregels kunnen vertrouwen, terwijl een
afwijking van die regels in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Ten tweede is het idee dat alle
FORMEEL STRAFRECHT 4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller basdammers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.21. You're not tied to anything after your purchase.