Stofwisseling is een kenmerk van leven. Een ander woord voor stofwisseling
is metabolisme. Er zijn twee typen stofwisselingsprocessen, anabole en
katabole processen.
Anabole processen Katabole processen
Weefsel opbouwend Weefselafbrekend
ATP -> ADP ADP -> ATP
Kost energie (ATP) Komt energie (ATP) vrij
§ Ruststofwisseling:
Ruststofwisseling/rustmetabolisme is de hoeveelheid energie de je nodig
hebt om je lichaam in stand te houden. Het is de hoeveelheid verbruikte
energie in volledige rust bij 20 graden.
Wat beïnvloed het rustmetabolisme:
Dag en nachtritme Rustmetabolisme is overdag hoger dan ’s nachts. Dit
komt door wisselingen in hormoon concentraties.
Lichaamsgrootte Hoe groter, des te groter rustmetabolisme. Maar ook
minder warmte verlies.
Lichaamssamenst Vet weefsels zijn inactief, spierweefsel hoge
elling stofwisselingscapaciteit. Meer vet betekend lagere
ruststofwisseling dan iemand met meer spieren.
Geslacht Vrouwen lager rustmetabolisme, vanwege
lichaamsgrootte/samenstelling.
Leeftijd Kinderen hoger rustmetabolisme vanwege hoge energie
behoefte tijdens groei
Voeding Na het eten is ruststofwisseling enige tijd verhoogd en
lichte stijging van lichaamstemperatuur (thermogeen
effect,warmte veroorzakend).
,Het rustmetabolisme is minder strikt dan het basaal metabolisme. Bij basaal
metabolisme moet je je aan een aantal punten houden en daarna kun je dit
pas meten. Het rustmetabolisme is ongeveer zo’n 10% hoger.
§ Energie:
De energiesystemen moeten zorgen dat er altijd ATP beschikbaar is.
Er zijn drie energiesystemen:
- Fosfaatpool Snelheid
van
energieleve
ring
Voorraad ATP en Korte inspanningsperiode. Razendsnel
CP. Uit Lichte inspanning 20-30 seconden.
spiercellen. Zware inspanning 12-12 seconden.
(= anaëroob a-lactisch)
Als het lichaam ATP gaat afbreken tot ADP worden op dat zelfde moment
twee andere energystemen ingeschakeld die zorgen voor het aanmaken van
ATP (resynthese).
- Lactische Snelheid
systeem van
energielev
ering
(Melkzuursystee Heeft wat seconden nodig om op gang te Vlug
m) Uit glucose. komen. Wanneer fosfaatpool ‘op’ is, is het
lactische systeem helemaal op gang
gekomen.
Bij lichte inspanning na 45 seconden
maximum bereikt.
(= anaëroob (zonder zuurstof) lactisch).
Lactaat komt vrij bij het verbanden van glucose zonder (voldoende) zuurstof.
- Snelheid
Zuurstofsystee van
m energielev
ering
Uit glucose en Wordt ook gelijk aangezet, maar heeft tijd Traag
vet. nodig om op gang te komen.
Neemt geleidelijk resynthese over.
Na 2-3 min zorgt het voor alle benodigde
energie van de lichte inspanning
(= aëroob (met zuurstof)
Enzymen:
,Enzymen oftewel (bio)katalysatoren zijn bij alle chemische reacties
betrokken. Zij zorgen voor een snelle reactie. Ze kunnen de reactie eerder of
beter laten verlopen. Dit kunnen ze bij relatief lage temperaturen.
Enzymen zijn net als een sleutel, ze passen maar op een of enkele reacties
(substraat = begin product). Dit wordt de specificiteit van de enzymen
genoemd. Omdat er veel verschillende soorten reacties plaats vinden in ons
lichaam zijn er ook veel verschillende enzymen. De werking van de enzymen
worden beïnvloed door temperatuur en de zuurgraad.
Brandstoffen:
De vier brandstoffen zijn koolhydraten, vetten, eiwitten en alcohol. Alcohol
kan rechtstreeks worden opgenomen in het lichaam. De andere drie moeten
in het spijsverteringskanaal worden omgezet in kleinere eenheden.
Koolhydraten worden omgezet in suikers, vetten in vetzuren en eiwitten in
aminozuren. Deze kleinere hoeveelheden kunnen wel door het lichaam
worden opgenomen.
Koolhydraten.
De opslag van koolhydraat is in de spier en in de lever dit is in de vorm van
glycogeen. De verbranding van 1 molecuul glucose kost 6 moleculen
zuurstof en levert 38 molecuul ATP op.
De afbraak van glucose gaat in twee fases.
Fase 1 is in het cytoplasma. Hierbij is nog geen zuurstof nodig. Deze
anaërobe verbranding levert 2 moleculen ATP op.
Fase 2 is in het mitochondrie. Hierbij moet zuurstof aanwezig zijn. Bij deze
aërobe verbranding worden nog eens 36 moleculen ATP gevormd.
Vetten.
vetzuren zijn na glucose de belangrijkste brandstof. In de mitochondrie
worden de vetzuren verbrand. 1 molecuul vetzuur levert 130 moleculen ATP,
maar heeft hiervoor 23 moleculen zuurstof nodig. Dit is een aërobe
verbranding.
Eiwitten.
Eiwitten zijn in eerste plaats bouwstoffen en worden niet zo zeer als
brandstof gebruikt. Bij de verbranding van eiwitten komt er evenveel energie
vrij als bij de verbranding van glucose. Dit gebeurt ook in de mitochondrie en
heeft net als de rest zuurstof nodig dus een aërobe verbranding. Er is geen
opslag van eiwitten in ons lichaam.
Alcohol.
Alcohol levert meer energie op dan glucose, maar omdat het schade kan
brengen aan de organen. Gebruik ervan wordt daarom afgeraden.
Respiratoire quotient (RQ) = het CO₂ productie en O₂consumptie.
, § Energieproductie tijdens inspanning:
Bij inspanning gebruik je de drie energiesystemen. Bij een sprint gebruik je
100% anaërobe en bij marathon gebruik je 100% aërobe.
Anaërobe drempel:
De anaërobe drempel is het punt waarop het zuurstofsysteem zijn ‘top’ heeft
bereikt en niet meer kan. Je gaat dan van het zuurstofsysteem naar het
lactische systeem. Dus van aërobe naar anaërobe oftewel naar lactaat. Dit
kun je trainen, zodat het langer duurt voordat de anaërobe drempel is
bereikt.
Hoofdstuk 3.3
§ Zuurstof transport:
De hemoglobine in de rode bloedcellen vervoeren 98% van de zuurstof. De
andere 2% zuurstof wordt opgelost in het bloedplasma. Hemoglobine is een
eiwit en bestaat uit vier eiwitketens. In het midden van zo’n eiwitketen zit
ijzer verpakt in een heam groep. Dit geeft de rode kleur aan het bloed. IJzer
kan uit elke heam groep 1 molecuul zuurstof binden. Dus in totaal kan 1
hemoglobine 4 moleculen zuurstof binden.
De hoeveelheid zuurstof in een gas mengsels of in een oplossing wordt
weergegeven met de term partiële zuurstofspanning (= hoeveelheid
zuurstof).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JAYY. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.