100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Celbiologie Blok 1.1 samenvatting $5.82
Add to cart

Summary

Celbiologie Blok 1.1 samenvatting

1 review
 225 views  4 purchases
  • Course
  • Institution

Celbiologie samenvatting van blok 1.1. Het boek de syllabus is samengevat.

Preview 4 out of 23  pages

  • No
  • H1.1 (p. 21-22), 1.2.3 t/m 1.2.11 (p. 23-36), h1.4.4 t/m 1.6 (p. 48-62), 15.2 (p. 372-373) en h1.2.1
  • November 7, 2015
  • 23
  • 2013/2014
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: nataschadf • 8 year ago

avatar-seller
Celbiologie Deel 1
Het boek: § 1.1 blz. 21-22
§ 1.2.3 t/m 1.2.11 blz. 23-36


Aantal en soorten cellen:
Het menselijk lichaam heeft honderdduizend miljard cellen. De cel is de
functionele eenheid van ieder organisme. Dit betekend dat cellen structuur
en functie geven aan het lichaam. Cellen kunnen veel van elkaar verschillen.
Dit komt, omdat zij ook verschillende functies hebben in het lichaam.

Functie van de cellen:
- Lichaam onderhouden.
- Lichaam herstellen; witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk
en ruimen het beschadigde weefsel op. Stamcellen gaan zich delen (hier
begint het altijd mee) en de dochtercellen ontwikkelen zich vervolgens tot de
gespecialiseerde cellen van het betreffende orgaan.
- Het aan maken van nieuwe cellen; celdeling/celsplitsing.

Voorbeelden:
Cel Functie
Spiercel Uitvoeren van bewegingen.
Darmcel Neemt voedingsstoffen op of scheidt verteringssappen af.
Longcel Is heel erg dun om zuurstof en kooldioxide zo snel mogelijk door
te laten.
Zenuwc Heeft elektrische eigenschappen om signalen op te wekken en te
el geleiden.

Al deze verschillende functies zijn nodig om het totale lichaam te
onderhouden. Als een van die functies niet goed wordt uitgevoerd, kan het
lichaam niet overleven.

Veroudering:
Na het 20e jaar begint de veroudering. De kwaliteit van het lichaam gaat
geleidelijk achter uit. Op den duur laat/laten een of meerdere van de organen
het steeds verder afweten. Hierdoor kunnen (ernstige) aandoeningen
ontstaan.

DNA en genen:
In 2000 zijn de erfelijke codes, die opgeslagen liggen in het DNA, ontcijferd.
We weten welk gen waarvoor is. Hierdoor wordt het maken van een diagnose,
van een erfelijke ziekte, makkelijker en het geeft inzicht in de mogelijkheden
voor behandeling. Hierdoor is in de geneeskunde steeds meer mogelijk.

,Stofwisseling:
Een organisme leeft uit zichzelf, houdt zichzelf in stand en een organisme
heeft stofwisseling als eigenschap. Dit betekend dat je stoffen kunt omzetten:
- Suiker verbranden.
- Een celmembraan vormen.
- Eiwitten aanmaken en afbreken.
- Zichzelf reproduceren in nakomelingen.
Dus: Leven op celniveau wil zeggen dat stoffen worden opgebouwd en
afgebroken door een mechanisme dat de kenmerkende eigenschap van de
cel is.

Stoffen -> anorganisch vs. Organisch:
Een stof heeft een bepaalde atoom of moleculestructuur.
Organische stoffen zijn stoffen die organismen kunnen maken. de vier
organische groepen zijn:
- Koolhydraten, waaronder suikers.
- Vetten (lipiden).
- Eiwitten (proteïne).
- Nucleïnezuren, in DNA en RNA.
Deze stoffen gebruikt de cel voor zijn bouw en functie.
Plantencellen kunnen deze organische moleculen zelf maken uit
anorganische stoffen doordat ze benodigde energie uit het zonlicht kunnen
halen.
Dieren eten planten of andere dieren om aan direct bruikbare
voedingsstoffen te komen. Deze in chemische verbindingen opgeslagen
energie gebruikt de dierlijke cel om zijn eigen stoffen te maken.

Afmetingen van de cel en zijn onderdelen:
De grootte van de cel is ongeveer 10 micrometer in doorsnede (0,01
mm).
Door een lichtmicroscoop bij 1000 keer vergroting zie je de celkern,
celmembraan en draadjes in het celplasma. Met een elektronenmicroscoop
zie je meer kleinere structuren.
Het celmembraan is 0,0001 micrometer dik. De kern heeft een doorsnede
van 1 tot 5 micrometer en de mitochondriën heeft een doorsnede van 0,2 tot
0,8 micrometer.

De celfuncties vergeleken met die van een fabriek:

Een fabriek Een cel
Directiekamer Celkern
Generator Mitochondriën
Inpakken Golgi-complex
Export Celmembraan

,Het celmembraan:
Het celmembraan, ook wel plasmamembraan genoemd, is de buitenmuur
van de cel. Deze is opgebouwd uit een dubbele laag van vetachtige stoffen.
Omdat het milieu van de cel en het weefselvocht waterig is, moet de bouw
van de membranen uit vet moleculen bestaan (omdat water en vet moeilijk
met elkaar mengt).

Aan de buiten van het celmembraan zit de glycocalix. Dit is een
verzamelnaam voor alle uitsteeksels die aan de buitenkant vast zitten.
Functies van deze uitsteeksels zijn:
- Opvangen van signalen uit de omgeving(hormonen en andere moleculen
om een bepaalde celfunctie te sturen).
- Vasthechten van bindweefselvezels of van uitsteeksels van andere cellen
(stevigheid van het weefsel/orgaan).
- Het kenmerken van het eigen weefsel bij het binnen dringen van bacteriën
etc. (voor het imuunstelsel, afweerreacties).

In het celmembraan zijn verschillende soorten poorten aangebracht. Die
poorten zijn eiwitten gemaakt van eiwit moleculen. Ieder type poort is
toegankelijk voor het transport van een bepaalde stof. De scheikundige
eigenschappen van het luik (poort) en die van de getransporteerde stoffen
zijn het zelfde. De luiken moeten wel open gezet worden, dan pas kunnen de
stoffen er door heen. Dit transport heeft energie nodig daarom heet het actief
transport.

Transpor Gaat van binnen naar buiten
t en omgekeerd.
Actief Gaat moeilijker. Door VB: Lipofoob stoffen (veel vet) zoals
transpor openstellen van sluizen of hydrofiele stoffen (weinig water) en
t vervormen van stoffen. Hier is andere grote moleculen
ATP (= energie) voor nodig.
Passief Gaat makkelijker. Stofjes die VB: lipofiele stoffen (weinig vet)
transpor door de vetlaag of door de zoals water, zuurstof,
t poorten heen gaan. koolstofdioxide en kleine
moleculen.

Er zijn ook hele grote moleculen die niet door de membraankanalen kunnen.
Hiervoor heeft de cel een andere oplossing gevonden.
Het celmembraan grijpt deze stoffen vast en neemt ze mee naar binnen.
Daar wordt het afgeleverd aan het cytoplasma. Dit heet endocytose
(transport van buiten naar binnen).

, Omgekeerd worden blaasjes gevuld met stoffen. Via de celmembraan wordt
deze naar buiten afgevoerd. Dit heeft exocytose (transport van binnen naar
buiten). Beide kost ATP dus actief transport.




De celkern:
De celkern wordt ook nucleus genoemd. Vanuit de kern worden opdrachten
voor de organellen in het celplasma (cytoplasma) verstrekt. Om de kern zit
een membraan, dat een soort muur vormt tussen het plasma van de kern en
het plasma van de cel. Het water gehalte van de celplasma is hoger dan dat
van het kernplasma. Dit komt doordat de eiwitten en het DNA van de
kernplasma relatief veel ruimte in beslag nemen.
De communicatie tussen de kern en de rest van de cel verloopt via in en
uitstromende moleculen. Dit gaat via de kernmembraan met poriën. Dit is
een dubbele vet laag die met de apolaire (geen elektrische lading) staarten
tegen elkaar aan liggen.

In de kern bevindt zich een kernlichaampje, de nucleolus. De functie van de
nucleolus is het assembleren (in elkaar zetten) van het ribosoomaal RNA en
ribosomale eiwitten tot bouwonderdelen van ribosomen (de
eiwitproductiemachines in het cytoplasma).

In de kernplasma bevindt zich het DNA. De fysieke dragers van de erfelijke
eigenschappen van het organisme.
DNA is verdeeld over 23 paar chromosomen. Chromatinekorrels bestaan uit
actieve brokstukjes DNA. DNA ligt netjes in nucleosomen (bolletjes)
gewonden. De bolletjes bestaan uit eiwitbrokstukken, histonen. Histonen
geven structuur en bescherming tegen agressieve stoffen aan het DNA.
Het kernplasma bevat eiwitten. Deze eiwitten spelen een rol bij de regulatie
van de transcriptie van het DNA. Het kernplasma bevat naast DNA, eiwitten
en water allerlei andere stoffen zoals ionen en ATP, die ook in het cytoplasma
voorkomen.

De celorganellen:
In het cytoplasma bevinden zich diverse organellen. Dit zijn de orgaantjes
van de cel. Voorbeelden zijn ribosomen, mitochondriën en het golgi-complex.
In de cel bevindt zich een uitgebreid netwerk van membranen, het
endoplasmatisch reticulum. Dit staat in open verbinding met de membranen
om de kern en om de cel zelf.

Ribosomen:
ribosomen zijn voor een deel aan het edoplasmatisch reticulum gebonden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JAYY. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.82. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

48298 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$5.82  4x  sold
  • (1)
Add to cart
Added