Hoorcollege 1A
Superdiversiteit
= veelheid in dimensimes waarbij we met elkaar overeenkomen en verschillen.
- Onderlinge mengvormen, interacties en veranderingen
- Creolisering = dat we dingen overnemen van andere culturen
- VB: taal → hoe we nieuwe woorden uit andere talen leren
Intersectionaliteit
= verwijst naar de intersecties (kruisingen) van verschillende ordeningsprincipes die gelijktijdig en
met elkaar verweven zijn in het snijpunt.
Het gaat het om verschillen waar iedereen mee te maken heeft in het contact met anderen.
Verschillen tussen mensen zijn toegenomen door de globalisering, die een enorme verscheidenheid
en meervoudigheid van moderne en veranderende migratiestromen met zich meebrengt (diversiteit).
Bij intersectionaliteit staan deze verschillen en hun combinaties centraal, die belangrijke assen van
maatschappelijke betekenisgeving vormen. Omdat deze assen richting geven aan de manier waarop
de samenleving wordt ingericht noemen we ze maatschappelijke ordeningsprincipes. VB: gender,
seksualiteit, levensfase, religie en talent en handicap.
Je bent niet alleen man of vrouw, je hebt een religie, klasse, etcetera.
VB: seksuele oriëntatie → wat is de overheersende? hetero
VB: religie → welke religie zit in een heersende positie? is er niet echt
- Machtsvraag pedagogiek: wie is de baas? wie heeft dat bepaald?
- VB: wat is een pedagogisch klimaat en wie heeft dat zo bepaald?
- Persoonlijk niveau → 1 persoon, hoe is die persoon beter dan de rest?
- Symbolische niveau → de groep waar je toe behoort
- VB: ik ben Emran, ik ben lid van de golfvereniging. Golf is belangrijk voor mij.
- Maatschappelijk niveau → je komt bijvoorbeeld uit een bepaalde gemeente
Wat betekent dit voor jou als pedagoog?
- Superdiversiteit → je kijkt eerst naar deze twee contexten en niet alleen naar kenmerken
- Maatwerk → je kijkt echt per persoon
- Je houdt rekening met het principe dat een persoon niet altijd hetzelfde is en in dezelfde
situatie zit → er kan sprake zijn van verandering
- Je stelt de machtsvraag → wat betekent dit in jou positie?
Armoede
Kenmerken van armoede:
● Relatief → gaat om de mate waarin je ten opzichte van een ander armoedig bent of niet →
wat heb je wel wat de ander niet heeft
○ VB: je kan meekomen met je leeftijdsgenoten in de klas
● Meerdimensionaal → hoeveel dingen kosten per gebied bijvoorbeeld, je netwerk zodat je
bijvoorbeeld iets gratis kunt krijgen
○ Hoeveel geld je op zak hebt
● Gradueel → dat je meerdere maten van armoede hebt
● Tijdsduur → in de ene levensfase ben je kwetsbaarder voor armoede dan de ander
○ VB: als student ben je armoediger dan wanneer je vast werkt
Oorzaken armoede:
● Macroniveau
○ Demografische ontwikkelingen → vergrijzing (dunbevolkt → alles wordt duurder)
○ Scholing en arbeidsmarkt (betere scholing → betere arbeidsmarkt → minder
armoede)
○ Opvang, hulp en zorg (als opvang gratis is → armere gezinnen ook meer werken)
○ Cultuur t.o.v. armen (we accepteren armen)
● Mesoniveau
○ Sociale perceptie → hoe kijken we naar armoede, hulp zoeken
1
, ○ Toegankelijkheid van publieke goederen en diensten
■ VB: schuldhulpverlening → hoe toegankelijk is het om die hulp te krijgen
■ Bekendheid, bereikbaarheid, betaalbaarheid, beschikbaarheid,
begrijpbaarheid en betrouwbaarheid
○ Microniveau
■ Ontoereikend kapitaal: zelf niet in staat zijn om uit dal te klimmen
● Economisch, sociaal en cultureel
■ Problemen op persoonlijk niveau
Bourdieu’s veldtheorie
Typen kapitaal
● Economisch kapitaal → in geld uit te drukken
● Sociaal kapitaal → mate waarin iemand over voordelige sociale connecties beschikt en de
competenties om deze te onderhouden
● Cultureel kapitaal → de beheersing van culturele competenties die eigen zijn aan hogere
sociale posities
● Bekendheid met de dominante cultuur
○ Kennis en ‘snappen’ bijvoorbeeld je leidinggevende zegt: ‘kom even zitten, hoe vind
je dat het zelf gaat?’ je weet uit eerdere gesprekken dat dit geen positief gesprek zal
zijn
○ Bezit
○ Formele waardering
Habitus = verschillen in mensen met verschillende sociale strata
Veld = overal verschillen de regels. Daarom is het soms lastig om regels te volgen omdat je niet weet
wat nou precies waar van toepassing is.
Tentamenvraag: waarom het lastig is als je uit lagere positie komt om cultureel kapitaal op te doen.
→ cultureel kapitaal is bijvoorbeeld een diploma hebben of kunst opdoen en dit is lastiger als je
armoedig bent.
Capability benadering
Armoede = het missen van mogelijkheden tot zelfontplooiing.
Bronnen: hulpbronnen als vervoersmogelijkheden en inkomen
↓
Conversiefactoren = factoren die maken dat hetgeen dat je wordt aangeboden omgezet wordt in
nieuwe mogelijkheden.
● Persoonlijk: fysieke gesteldheid, intelligentie, geslacht
● Omgeving: normen, omgangsvormen
● Sociaal: gebouwen, infrastructuur, klimaat
↓
Mogelijkheden: vermogen van persoon om doelstelling te verwezenlijken
● Ervaringen, kennis, vaardigheden en cognities
● Winnen en verliezen, communiceren
↓
2
,Keuzevrijheid
↓
Functies: alle vormen van handelen en het resultaat van keuzes die mensen zelf belangrijk vinden
● Persoonlijke doelen, identiteit, meetellen
Hoofdstuk 4 - Intersectionaliteit
§4.1 Historische achtergrond
Tijdens de tweede feministische golf voerde het feminisme van witte middenklasse vrouwen in
Nederland de boventoon. Als reactie hierop door Amerikaanse en Britse invloeden heeft de theorie
over gender en identiteit in Nederland zijn ingang gevonden als kruispuntdenken.
Het gangbare denken
= het gescheiden benaderen van de ordeningsprincipes. Dit is het of-of principe.
- VB: wanneer gender en etniciteit apart van elkaar benaderd wordt
Ook kan het gescheiden benaderen: of vrouw, of man, of moslim → stigmatisering of stereotypering.
De gangbare manier van denken over verschil wordt gekenmerkt door:
● Statisch denken = man blijft man, Nederlander blijft Nederlander
● Eendimensionaliteit = of-of denken → of man of vrouw, of Nederlander of Belg
● Binariteit: man vs vrouw, homo vs hetero
● Hiërarchie en macht
● Uitsluiting → bijvoorbeeld een kind dat wordt uitgesloten omdat zijn ouders homoseksueel
zijn
Binair denken
= dat verschillen tegenover elkaar staan. Hierbij zie je ook dat er sprake is van machtsverhouding.
- Bijvoorbeeld man tegenover vrouw, homo tegenover hetero
Het intersectionele denken
= een manier van denken, handelen en kijken die gekenmerkt wordt door:
● Dynamisch denken
○ Wordt geassocieerd met het beeld van een caleidoscoop → kleurrijk, bewegend
○ Er moet ruimte zijn om anders te zijn
● Inclusiviteit → gevoel van erbij horen, waardigheid
● Verwevenheid en gelijktijdigheid
○ Je kan en man zijn en Marokkaan bijvoorbeeld
● Meervoudigheid
○ Iedereen heeft een identiteit die uit meerdere deelidentiteiten bestaat
○ Meervoudig perspectief: een en-en perspectief
Hoofdstuk 8 - de presentiebenadering
De presentiebenadering heeft te maken met houding, attitude van de werker.
● Zonder agenda: een gesprek starten zonder agenda
● Openstaan voor de ander: je neemt de tijd en toont belangstelling
● Aandachtige betrekking: je houdt je ook bezig met alledaagse dingen en speelt hierop in
● Aansluiten: je luistert en sluit aan bij wat verteld wordt
● Perspectiefwisseling → door en naar alle perspectieven kijken
● Zich aanbieden: dit is hulp die je concreet kunt bieden
● Geduld en tijd: je moet de tijd nemen om hulp te bieden
● Trouw zijn: er moet ten minste 1 persoon zijn die af en toe luistert
De presente werker
De betekenis van presentie is aanwezigheid. Baart: “De basis van de presentiebenadering wordt
gevormd door het aandachtig, open en vooral trouw aangaan van een relatie waarin de
3
, presentiebeoefenaar zorg heeft voor de ander”. Exposure betekent blootstellen, dit betekent dat je
je onderdompelt in een bepaalde situatie. Je gaat jezelf verplaatsen in de ander.
Inleven in de ander is cruciaal als je present wilt zijn. Leeg luisteren is de tijd en de ruimte nemen om
met iemand te praten. Allereerst moet je echt tijd vrij maken en je hoofd leeg maken.
Hoorcollege 1B
Ouderschap
Is een van de grootste transities in leven, een onomkeerbare levensgebeurtenis (life event).
- Is een existentiële verandering die ouders kwetsbaar maakt → je kunt het niet terugdraaien
- Is een nieuwe identiteit die het hele familiesysteem beïnvloedt
- Is meer dan alleen opvoederschap: naast het ouderschap heb je ook het partnerschap
- Je draagt zorg voor de gezondheid van je gezin
- Je organiseert en plant zorg, vrije tijd, sociale contacten en financiën
Ouderschap is een proces dat in de loop van de tijd verandert en zich ontwikkelt.
Waarom is er belangstelling voor ouderschap?
● Pionier op dit gebied is Alice van der Pas → ouder zijn is meer dan alleen opvoeden. De
manier waarop jij als ouder reageert en hoe je kind reageert heeft hier ook mee te maken.
● Belangstelling voor de aard en het verloop van ouderschap leert zorgvuldig en genuanceerd
kijken als er zich problemen voordoen
● Het normaliseert ons denken en handelen als professional
Casus: alleenstaande moeder met dochter van 8 maanden
Alice van der Pas: Moeder loopt op crisismomenten in paniek. Ze vraagt zich af gaat het nog goed met
mijn kind?
Scenario 1 (psychiatrisch perspectief): moeder decompenseert - gezien haar jeugd kan het niet
anders
Scenario 2 (ouderschaps perspectief): moeder overvraagd door ouderschap twijfelt aan haar eigen
capaciteit
Alice van der Pas wil aandacht voor het ouderschap zelf
● Zij wilt de kwaliteit van ouderschap niet afmeten aan wel of niet goed functioneren van een
kind
● Bovendien is, zoals we uit jaar 1 weten, de relatie tussen opvoeden en de ontwikkeling van
het kind niet lineair maar complex
← Transactioneel ontwikkelingsmodel:
Kind en omgeving ontwikkelen elkaar en
spelen in op elkaar.
Ouder past aan het kind aan en andersom.
Ook moet je de omgeving bijvoorbeeld
aanpassen op je kind.
Bronfenbrenner →
- Kind wordt door heel veel vlakken beïnvloed.
- Kind beïnvloed door omgeving en omgeving beïnvloed door het kind.
Ouderschap = wie je bent als mens.
Opvoederschap = wat heeft het kind nodig om op te groeien tot evenwichtige
volwassenen.
Hoe gaat het u als ouder? → die vraag zou vaker gesteld moeten worden.
Kenmerkend voor ouderschap is volgens Alice:
● Besef van verantwoordelijkheid
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller indybrasser. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.