Tekstkenmerken zijn opmaakonderdelen (= lay-out) van de tekst, waaruit je kan
besluiten met wel teksttype je te maken hebt. Je ziet ze wanneer je naar de tekst kijkt
vanop afstand.
Mogelijke tekstkenmerken zijn :
tekst in kolommen
alinea’s
doorlopende tekst (= één blok tekst)
vetgedrukte titel
tussentitels
illustraties (foto, tekening, grafiek …)
vetgedrukte lead
tekst of foto’s in kleur
bronvermelding
2 Tekstdoel
Er zijn vijf tekstdoelen :
informeren
gevoelens opwekken (= emotioneren)
aanzetten tot handelen (vb. aanzetten tot kopen )
overtuigen(= persuaderen)
ontspannen (=diverteren)
3 Tekstsoort
De tekstsoort hangt volledig samen met het tekstdoel.
een informatieve tekst Het doel is informeren.
een emotieve tekst Het doel is gevoelens opwekken.
een activerende tekst Het doel is aanzetten tot …
een overtuigende tekst (= persuasieve tekst) Het doel is overtuigen.
een ontspannende tekst (= diverterende tekst) Het doel is ontspannen.
4 Teksttype
Het teksttype is de benaming van de tekst waarmee je te maken hebt. Hieronder
geven we enkele voorbeelden, maar er zijn er natuurlijk veel meer.
, De zender is diegene die de tekst geschreven heeft. Dat staat meestal onder de tekst
vermeld. Soms staat er geen schrijver vermeld, maar wel de naam van de krant of
uitgeverij.
6 Bron
Ook de bron staat onder de tekst vermeld. Het is de naam van een krant, boek,
tijdschrift… of een website. Het zijn eigennamen en je schrijft ze dus met een
hoofdletter !
Voorbeelden van bronnen :
Het Nieuwsblad
Wikipedia
Knack
Joepie
De Grijze Jager
De Grote Dierenencyclopedie
7 Kanaal
Het kanaal is het middel dat je nodig hebt om de boodschap tot bij de ontvanger te
brengen. Het is een soortnaam en dus geen specifieke naam.
Dit zijn vaak voorkomende kanalen :
de krant televisie
internet boek
brief tijdschrift
telefoon / gsm …
8 Code
Een code is de manier waarop je een boodschap overbrengt. We hebben bij het
communicatiemodel de volgende codes geleerd :
schriftelijke taal
mondelinge taal
beeld
tekens
gebaren
gezichtsuitdrukkingen
Bij teksten heb je meestal te maken met schriftelijke taal (bij een geschreven tekst) en
beeld (als er foto’s of tekeningen bij zijn).
9 Lezerspubliek, doelpubliek (= ontvangers)
Het lezerspubliek is het publiek dat de zender wil bereiken met zijn tekst. Dat hangt
dus af van het onderwerp van de tekst. Je moet vooral op zoek gaan naar de
leefwereld die in de tekst wordt behandeld. Dit moet je wat in je eigen woorden
verwoorden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dhoogeelise. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.08. You're not tied to anything after your purchase.