Week 1: Introductie en scepticisme
HC: Introductie 26/4
kennis factiviteit → A bekend en A is waar
- knowledge is factive, in the sense that, if a person knows that p, it follows that p.
- factief = je spreekt een feit uit, het is waar
scepticisme
→ lokaal: Ik twijfel aan één specifiek ding
→ globaal: externe wereld sceptisch en/of mogelijkheid van kennis
klassiek scepticisme:
- Agrippa Trilemma/Münchhausen: 3 opties voor rechtvaardigingsketen → alle drie de opties
zijn niet bevredigend
1. infinite regress (infinitism)
2. unsupported belief (foundationalism)
3. circular reasoning (coherentism)
Pyrrho van Elis (filosoof): 360 v.C. → verdedigde scepticisme; “oordeel niet” (Aristoteles?)
vs. Academisch: 226 v.C. → “kies het meest waarschijnlijke”
foundationalisten → kennis berust op een bepaalde manier op een zekere grond, een grond die zelf
niet gerechtvaardigd wordt (zonder dat 1. dogmatisch is)
- Descartes: cogito, ergo sum
- Discourse de la Methode
- stapte van Aristoteles af
- methodische twijfel
- clear and distinct ideas
- evil demon
- God → omni-god → God zou hem niet bedriegen, dus we kunnen onze zintuigen wel
vertrouwen
- cartesiaans scepticisme
- p1: S weet dat ㄱ H (septische hypothese)
- p2: Als S weet dat ㄱ H, dan weet hij niet dat G (gewone overtuiging)
→ C: S weet niet dat G
rationalist: ratio
empiricisme: John Locke (tabula rasa); David Hume → waarnemingen
- primaire kwaliteiten: vorm, beweging
- secundaire kwaliteiten: kleur?
coherentisme: al mijn overtuigingen samen vertonen een coherent geheel → al onze overtuigingen
worden gerechtvaardigd door elkaar
Bertrand Russell (1872-1970)→ “much more nearly certain,”
, - empirists?
- analytical philosophy
→ scepticisme is nutteloos, als je iets nuttigs wil moet je scepticisme verwerpen
inductie: uit individuele uitspraken generaliseren dat alles zo is als dat individuele
deductie: een methode waarbij een gevolgtrekking wordt gemaakt uit het algemene naar het
bijzondere
abductie: inference to the best explanation; voldoende verklaring, maar niet een noodzakelijke → er
zijn andere verklaringen mogelijk
introspectie: innerlijke zelfwaarneming
→ Wat maakt de enes verklaring beter dan de ander?
John Locke → candle burning → pain → insurance enough
→ als je denkt dat je droomt, steek dan je hand maar in het vuur, dan weet je het zeker
HC: Scepticisme 28/4
G. E. Moore → bewijs externe wereld: handen
- “Ik weet dat ik handen heb” → kan je dat wel weten (vanuit scepticisme))?
- ㄱ C: S weet wel dat G
- p2: Als S weet dat ㄱ H, dan weet hij niet dat G
→ p1: S weet wel dat ㄱ H
→ kritiek op p1 of C??
Ludwig Wittgenstein → denkt dat hij weet waar Moore de mist in gaat
- taal krijgt zijn betekenis uit de context → ook het woord ‘kennis’ → taalspel/language
games
- kracht van rechtvaardiging moet sterker zijn dan het taalspel → je geeft een claim die
zekerder is
- Kennisclaims zijn claims dat je de boel kan rechtvaardigen, niet slechts opsommingen zoals
Moore
→ hoe rechtvaardig je dat je handen hebt?
→ het zien, maakt niet dat het is → Matrix
- om iets te weten moet je het rechtvaardigen
- Maar scepticus wint ook niet: “doubt presupposes certainty.”
→ Om te twijfelen moet je ook kunnen rechtvaardigen dat je twijfelt
→ Je kan niet aan alles twijfelen: ben je dan nog wel aan het twijfelen? → Formulering is niet
coherent
- Als je de betekenis van je woorden niet weet, kan je niks weten
- Zolang je geen reden hebt om te twijfelen, kan je niet twijfelen
P2 aanvallen → Robert Nozick (1938-2002): kennis is gevoelig
- S weet G alleen wanneer S P niet zou geloven als P onwaar is
→ Zou ik geloven dat ik twee handen heb op het moment dat ik geen twee handen heb? →
Ja, want gevoelig
, → Zou ik geloven dat ik een brein in een vat ben als ik geen brein in een vat ben → nee, niet
gevoelig
- sensitivity condition:
- If S knows that p, then S’s belief that p tracks truth.
- Nozick argues that this truth-tracking relation can be captured by subjunctive
conditionals. Following model analysis of knowledge
S knows that p iff (1) p is true; (2) S believes that p; (3) if p were false, S
wouldn’t believe that p and (4) if p were true, S would believe that p.
→ (3) = sensitivity condition → intuitively appealing: a subject does not
know that p if she would believe that p even if p were false → we do in fact have external world
knowledge, but we do not know that the skeptical hypothesis is false + solution Gettier problems →
alles wat hier niet onder valt is dus geen kennis
→ (4) = adherence condition
- iff = if and only if
- 3 en 4 zijn counterfactual → relating to or expressing what has not happened
or is not the case.
- https://www.youtube.com/watch?v=S_xIyqod5Ck
- Nozick: kennis is mogelijk als ik niet in de matrix zit, maar ik weet niet of ik in de matrix zit
- hij ontkent closure principle: “if S knows that p and that p entails q, then S knows
that q”, on the basis of reliabilist accounts of knowledge (process reliabilism)
Moore
Proof of an External World (1939) - George Edwarde Moore (1873-1958)
deze tekst is een reactie op scepticisme.
Hij probeert te bewijzen dat er dingen buiten ons zijn. ‘Dingen buiten ons’ is echter een beetje vaag.
Om dit te verduidelijken gebruikt hij de term ‘external to our minds.’ Hiermee maakt hij duidelijk
dat we het niet over external to our bodies hebben. Om dit nog verder te verduidelijken heeft hij het
over ‘things which are to be met with in space.’ Een optische illusie of een after-image vallen hier
niet onder omdat niet iedereen het op dat moment zou kunnen perceiven.
Moore’s argumentatie is als volgt:
1. here is one hand
2. and here is the other
3. there are at least two external objects in this world
4. therefore an external world exists
Sceptische argumentatie
1. if S doesn’t know that not-sp, then S doesn’t know that q
2. S doesn’t know that not-sp
3. therefore, S doesn’t know that q
Moores argumentatie
1. S doesn’t know that not-sp
2. S knows that q
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marleenmelisse. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.02. You're not tied to anything after your purchase.