100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Kennisbasis samenvatting Nederlands pabo!! (halve boek) $4.36   Add to cart

Summary

Kennisbasis samenvatting Nederlands pabo!! (halve boek)

 16 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Hoi Hoi, In dit document heb ik de halve kennisbasis volledig samengevat. De samenvatting is duidelijk en overzichtelijk. Dat het de eerste druk is maakt niks uit, mijn docente zei namelijk dat het amper verschilt met de tweede en derde druk van het boek! Alleen qua lay out. Ook zitten er ee...

[Show more]

Preview 5 out of 18  pages

  • No
  • 4, 5, 6, 7, 10.
  • June 26, 2022
  • 18
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller

Available practice questions

Flashcards 35 Flashcards
$4.35 22 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Welke betekenisrelatie is er tussen de woorden moet en moed? a- Hyponiem b- Antoniem c- Homograaf d- Homofoon

Answer: d

2.

Uit hoeveel morfemen bestaat het woord kaboutertjes?

Answer: 3: Kabouter, tje, s

3.

Spelletjes spelen om de woorden te herhalen. Uit welke fase van de viertakt is dit?

Answer: Consolideren

4.

Lisa is naar het museum gegaan. In het museum ziet ze van alles en vertelt wat ze ziet. Thuis vertelt Lisa aan mama wat ze nog weet. Waar ligt de nadruk meer op perceptie en waar op cognitie? In het museum of thuis?

Answer: In het museum ligt de nadruk op perceptie en thuis op de cognitie.

5.

Uit hoeveel fonemen bestaat het woord december?

Answer: 8 fonemen, d ee s e m b e r. de e klinkt drie keer verschillend.

6.

Welk woord is langer, boom of grassprietje? Deze vraag heeft betrekking op de deelvaardigheid: a- auditieve discriminatie. b- auditieve synthese. c- auditieve analyse

Answer: a. Het gaat er niet om wat er in het echt langer is, maar welk woord er langer is.

7.

Tot welke identiteit behoort de betekenis van een woord? a- semantiek b- fonologie c- morfologie

Answer: a

8.

Kijk dat is een boom. Welke woordleerstrategie word hier gebruikt?

Answer: labelen.

9.

Lezen met behulp van clusters en spellingspatronen. Wat is daarvan een voorbeeld? a- r eus b- r eu s c - reu s d- reus

Answer: b

10.

Welke van de voorbeelden is een directieve tekst? - handleiding - roman - weerbericht

Answer: handleiding

Angela Smit
HZ PABO
Leerjaar 2.




Nederlands Kennisbasis samenvatting:
HZ PABO leerjaar 2.
In deze samenvatting zijn de domeinen: woordenschat, beginnende geletterdheid,
voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen en taalbeschouwing samengevat.
Ook zit er een herhaling over fonemen, morfemen en grafemen in.
Boek: Basiskennis taalonderwijs eerste druk.
Auteurs: Henk Huizenga en Rolf Robbe.
ISBN- 978-90-01-82296-5.

, Angela Smit
HZ PABO
Leerjaar 2.
Domein woordenschat:
 Alle woorden die kinderen leren worden opgeslagen in het mentaal lexicon.
We onderscheiden de volgende identiteiten van een woord:
 Akoestische identiteit: de wijze waarop een woord klinkt. Het woord garage, klinkt als
gaaraazju.
 Articulatorische identiteit: de wijze waarop je het woord moet uitspreken.’
 Fonologische identiteit: de akoestische en articulatorische identiteit samen. Deze zijn
nauw met elkaar verweven.
 Morfologische identiteit: de wijze waarop een woord is opgebouwd. Je weet
bijvoorbeeld dat het woord politiebureau bestaat uit /politie/ en /bureau/ en samen
kan je het woord maken.
 Semantische identiteit: de betekenis van een woord.
 Syntactische identiteit: de mogelijkheden van een woord om met andere woorden
gecombineerd te worden.
 Orthografische identiteit: de spelling van een woord. De spelling wijkt soms sterk af
van de uitspraak van een woord.
Vanaf 1 jaar leren kinderen de concrete betekenissen van woorden. Ze leren dat taal verwijst
naar dingen om hen heen.
Vanaf twee jaar maken kinderen zich de abstracte betekenis van woorden zich eigen.
Vanaf drie a vier jaar ligt de nadruk meer op verschillende relaties met een woord.
 Diepe woordkennis: kinderen breiden hun woordenschat niet alleen maar uit door
steeds meer woorden te leren, maar ook door de betekenis van woorden die ze al
kennen uit te diepen.

 Woorden die kinderen gebruiken om met elkaar te communiceren noemen we de
productieve woordenschat.

 De passieve woordenschat zijn woorden die de leerlingen begrijpen of waarvan ze de
betekenis kennen.


Drie belangrijkste principes voor de woordenschatverwerving:
1. Labelen: bij labelen koppel je een woord aan een voorwerp of gebeurtenis uit de
werkelijkheid. Labelen vind altijd plaats in een concrete context, waarbij je je
zintuigen kunt inschakelen.
2. Categoriseren: als een kind een aantal woorden kent, kan het ook betekenissen met
elkaar combineren en woorden onderbrengen bij overkoepelende begrippen.
3. Netwerkopbouw: allerlei betekenissen in het geheugen aan elkaar koppelen. Een
soort mindmap in je eigen hoofd.

, Angela Smit
HZ PABO
Leerjaar 2.
Vier woordleer strategieën:
1. Analyseren van een woord: bij langere woorden kun je achter de betekenis komen
door het analyseren van een woord in bekende woorden of op te letten op bekende
voorvoegsels of achtervoegsels.
2. Gebruikmaken van de (verbale en non verbale) context: er zijn woorden die lastig te
omschrijven zijn. Hierbij moet de betekenis van het woord uit de context worden
gehaald. Voorbeeld: Ik kom misschien morgen.
3. Gebruikmaken van een bron in de eerste of de tweede taal: vragen aan een
klasgenoot of leerkracht, opzoeken op internet of woordenboek. Kinderen moeten
abstracte betekenissen kunnen lezen en weten hoe een woordenboek werkt.
4. Letten op overeenkomsten tussen de eerste en tweede taal: kinderen herkennen
soms woorden uit hun moedertaal en kunnen hierdoor sneller achter de betekenis
komen.
Andere strategieën:
- Woorden herhalen en opschrijven.
- Woord ophalen uit geheugen.
- Woord produceren.
Vaktaalwoorden: vakinhoudelijke begrippen die je niet in het gewone taalverkeer
tegenkomt.
Schooltaalwoorden: abstracte begrippen die de leerlingen moeten kennen om het
onderwijs te volgen: oorzaak, gevolg, thema.
Beide soort woorden zijn inhoudswoorden: het zijn duidelijke begrippen.
Functiewoorden: voegwoorden, lidwoorden, voorzetsels.
Inhoudswoorden: zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, bijwoorden en bijvoeglijke
naamwoorden.
CAT: schoolse taalgebruik.
DAT: taalgebruik in de dagelijkse omgang.

, Angela Smit
HZ PABO
Leerjaar 2.
Domein: beginnende geletterdheid.
Geletterdheid heeft betrekking op de volgende aspecten:
- Boekoriëntatie
- Verhaalbegrip
- Functies van geschreven taal
- Relaties tussen gesproken en geschreven taal
- Taalbewustzijn
- Alfabetisch principe
- Functioneel ‘schrijven’ en ‘lezen’
- Technisch lezen en schrijven, start
- Technisch lezen en schrijven, vervolg
- Begrijpend lezen en schrijven
De vaardigheid om zich in een geletterde samenleving te kunnen redden, noemen we
functionele geletterdheid.
In de ontwikkeling van de geletterdheid onderscheiden we drie fasen:
1. Ontluikende geletterdheid: periode 0 tot 4 jaar. Denk aan voorlezen, rijke
taalomgeving om het kind heen. Geletterdheid komt op gang.
2. Beginnende geletterdheid: groep 1 tot en met 3 op de basisschool. Door
taalactiviteiten en woorden leren vergroot dit de geletterdheid. Hier hoort ook het
aanvankelijk lezen bij.
3. Gevorderde geletterdheid: periode na groep 3, en omvat ook het stellen. In deze
fase leren kinderen steeds sneller woorden en richten ze zich meer op de betekenis
en bedoeling van een tekst. Twee belangrijkste begrippen van gevorderde
geletterdheid zijn stellen en begrijpend lezen.
Meta linguïstisch bewustzijn: het vermogen om na te denken over de vorm en het gebruik
van taal en om onbewuste kennis over de regels in taal te verwoorden.
Pseudolezen: niet zelfstandig lezen, meer opnoemen wat je ziet.
- Commentaar geven op plaatjes.
- Het volgen van het verhaal op de plaatjes.
- Een verhaal weergeven in dialoogvorm (stemmetjes).
- Een verhaal weergeven in een mengeling van spreek en schrijftaal.
- Het memoriseren van teksten.
Hierna volgt het spontane lezen:
- Globaal lezen van bekende woorden, plaatje, eigen naam.
- Lezen door analyse van bekende woorden, huis muis.
- Zelfstandig lezen van nieuwe woorden.
Fonologisch bewustzijn: vermogen om te kunnen reflecteren op de klankvorm van taal.
Auditieve vaardigheden bij het lezen:
1. Auditieve objectivatie: letten op de klank en niet op de betekenis. Welk woord is
langer: Kabouter of reus, kinderen antwoorden reus, want die is in het echt langer.
2. Auditieve discriminatie: verschil horen tussen woorden of klanken. Kind moet
woorden die veel op elkaar lijken kunnen onderscheiden.
3. Auditieve analyse: een woord in klanken splitsen.

, Angela Smit
HZ PABO
Leerjaar 2.
4. Auditieve synthese: losse klanken samenvoegen tot 1 woord.
5. Temporeel ordenen: de volgorde van klanken onthouden.
6. Klankpositie bepalen: aangeven waar je de klank in een woord hoort.
Grafeem: letter of lettercombinatie. Poes: 3 grafemen p oe s.
Visuele vaardigheden bij het lezen:
1. Visuele discriminatie: verschil zien tussen letters en woorden.
2. Visuele analyse: letters in een woord herkennen.
3. Visuele synthese: losse letters samenvoegen tot een woord.
4. Spatieel ordenen: volgorde letters onthouden.
5. Letterpositie bepalen: aangeven waar je de letter in een woord hoort.
Elementaire leeshandeling:
- Het van links naar rechts koppelen van fonemen aan grafemen.
- Auditieve synthese.
- Betekenis geven.
Er wordt bij de elementaire leeshandeling gebruik gemaakt van klankzuivere woorden: je
schrijft ze zoals je ze hoort. Kat Kat.
Garage garaazjuh.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller angelasmit1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.36. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75323 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.36
  • (0)
  Add to cart