College 2 H1: Griekse oudheid en de macht van het woord/taal
In de klassieke Griekse oudheid wordt voor het eerst beseft wat taal is en hoe het mensen kan
‘gebruiken’ via taal kunnen wijk toedringen tot het menselijke sociale leven.
De relatie tussen taal en klanl/muziek ontstaat ook bij de Grieken. Taal is techniek het vormt ons.
Plato Constitutief, we kunnen alleen maar denken door taal (maar is dit werkelijk zo?).
Retoriek de techniek die je leert om de taal te ‘manipuleren’, door er goed mee over wegte gaan.
Een techniek van een techniek, want taal is al een techniek.
Plato spreekt via Socrates (hij zegt dat taal een politiek middel is), dus hij spreekt ook via een masker.
Aristoteles vindt dat taal een fundamenteel iets is waarmee we de wereld maken.
De essentie van politiek is: twee onverenigbare werelden.
De Griekse cultuur is erg theatraal. Theatervoorstellingen zijn de belangrijkste rituele
gebeurtenissen in een jaar. Ook is de cultuur een schandemaatschappij iets is pas erg of slecht
wanneer het gezien is, ze hebben dus een soort extern geweten (Tegenwoordig worden wij zó
gevormd, dat we een intern, eigen geweten hebben = christelijk beginsel).
In de Griekse tijd is literatuur een vrije plaats waar je alles mag zeggen wat in de gewone
maatschappij ondenkbaar is.
‘Culturele hegemonie’ er is geen cultuur die alleen dominant is, maar een cultuur wordt beïnvloed
door allerlei andere culturen.
Biseksualiteit was in de Griekse tijd heel gewoon.
Neuf preux zijn de 9 grote helden uit de geschiedenis.
Het verschil tussen woord en daad is een belangrijke tegenstelling van de speech-act-theorie. Deze
theorie zegt dat een woord een daad is, taal is een daad.
Doorwerking een gewoonte, doorwerking van cultuur (bijv. Sinterklaas).
Mythe heeft een narratieve grondstructuur
Rite zijn gestandaardiseerde handelingen (rituelen)
Spel speelt met dingen (tragedie/komedie)
Mimesis repetitie (ik doe iets voor, jij doet het na), nabootsing, uitbeelding (van repeteren naar
doen), bedrog (iets zó waarheidsgetrouw uitbeelden, da het bedrog wordt)
College 3 H2: Romeinse oudheid en de (on)maakbaarheid van geschiedenis
Het Romeinse rijk heeft het jodendom en het christendom mogelijk gemaakt.
Het christendom heeft vanaf het begin af aan het jodendom proberen te vernietigen, omdat de
christenen hun joodse wortels willen ontkennen.
Romeinen zijn qua cultuur tolerant: andere volkeren hoeven hun cultuur niet over te nemen. Deze
tolerantie geeft de Romeinen macht de machthebber kan zeggen ‘ik tolereer jou’. Degene zonder
macht kan dit niet. Maar de Romeinen willen niet dat de volken zich tegen hun machtstructuur keren.
Diaspora de Romeinen verspreidden het joodse volk over hun rijk, nadat de Romeinen de Tweede
Tempel van de joden vernietigden.
Jezus Christus is historisch gezien Joods. Hij is een macht in de geschiedenis die voorbestemd is.
Distinctieve verschil tussen Joden en Christenen Joden richten zich tot hun ‘Bijbel’, de Tenach.
God is niet afbeeldbaar (hij is abstract), maar hij kan wel ingrijpen in de geschiedenis.
Voor Joden is een ‘menselijke’ god onvoorstelbaar. Na Jezus zeggen de christenen dat er een nieuw
verbond tussen de mens en God is. Het Oude Testament is gebaseerd op de Tenach, de tenach is het
, oude verbond tussen mens en God. Het Nieuwe Testament is het nieuwe verbond. God wordt via
Jezus mens.
Het Christendom is monotheïstisch, maar kent een 3-eenheid (God, Jezus en de Heilige Geest).
Sommigen zeggen: het is een 4-eenheid (God, Jezus, Maria en de Heilige Geest).
Hoe komt identiteit tot stand? door ontmoeting, confrontatie, vermenging, collectieve inprenting
en herhaling. Identiteit is nooit af, het is constant in de maak.
De meeste culturele impulsen in de Romeinse tijd komen uit het Oosten, bijv. Egypte. Cultuur was
heel flexibel.
Oorspronkelijk betekent literatuur ´al het geschrevene´.
- Het Romeinse rijk is zelf instabiel (gaat van republiek naar keizerrijk’).
- Het Romeinse Rijk is zó groot, dat het moeilijk te besturen is
Het Romeinse Rijk wordt daarom op een gegeven moment in 2 delen gesplitst.
Hegemonie er is een dwingende macht/kracht, maar geen overheersende.
Wat is identiteit eigenlijk? Is die er wel? Identiteitsdenken, identiteit als concept.
Dichotomie oppositie (bijv. zwart-wit, dividu-individu etc.)
Persona het feit dat je mens wordt, doordat je iets opgeplakt wordt. Romeinen voelen zich de
minderenn van de Grieken, maar voelen de christenen zich ook de minderen van de joden?
Deconstructie combineert ‘construeren’ met ‘destructie’. Deconstructie zegt: je kunt niiet iets uit
het niets construeren en iets dat geconstrueerd is, kun je nooit kapot maken.
Alles wat gezegd is, is gezegd door andere dingen weg te dringen. Romantische gedachte achter
cnstrueren: iets construeren uit het niets.
College 4 H3 Vroege middeleeuwen en autoriteit en de constitutie van cultuur
Autoriteit komt van het latijnse woord ‘Augere’. Het heeft relatie met het woord ‘auctor’ o.a.
auteur, schepper, maker.
Het schrift was niet ‘meer’ dan orale cultuur, maar het was wel iets bijzonders je was niet alleen
auctor als je iets opschreef.
Cultuur is iets heel maakbaars.
Bonifatius een voornaam verspreider van het christendom.
Het christendom verspreidt zich i.d.l.v. de eeuwen over het West-Romeinse Rijk. Mensen prediken
het geloof, geloof heeft aantrekkingskracht, overtuiging (vooral overtuiging door geweld).
Het christendom ontstaat als geloofsgemeenschap, niet als kerk. Oorspronkelijk waren mannen en
vrouwen binnen het christendom gelijk. Het is een patriarchale institutionele cultuur.
Autoriteit culturele autoriteit, maar ook man en vrouw autoriteit.
Er is een verschil tussen gezag en macht: gezag (status) met toestemming van anderen die
jou respect tonen (gaat meer uit van het woord. Macht(status) gaat meer uit van de
dwingende maatregel.
Status is een sterk cultureel geladen begrip in de ene cultuur kun je status hebben o.b.v.
iets waarvoor je in een andere cultuur verworpen kunt worden. Macht kan ontleend worden
aan status, maar dat is tricky.
Ierse monniken hadden vóór Colombus al nederzettingen op New Foundland.
Peregratio dei pelgrimstoch omwille van God, overgave aan God (ze stapten bijv. in bootjes op
zee en zagen maar waar God ze bracht en als ze verdronken,w as het God’s wil).
Wonderlijkheden hebben een empirische grondslag. Empirische werkelijkheidsbeschrijving.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Marlies89. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.