Inkomstenbelasting MKB literatuur
Hoofdstuk 2
Slechts indien er sprake is van een bron van inkomen, kan er sprake zijn van het
genieten van winst uit onderneming. Is er geen bron van inkomen, dan vindt er geen
belastingheffing plaats in box 1 Wet IB 2001. Eventuele verliezen kunnen dan ook
niet in mindering worden gebracht.
Er is sprake van een bron van inkomen indien:
1. De belastingplichtige met zijn activiteit deelneemt aan het economische
verkeer
2. Hij met die activiteit voordeel beoogt
3. Dit voordeel ook redelijkerwijs te verwachten is
Omdat het moet gaan om een deelname in het economische verkeer zijn
opbrengsten die zijn verkregen in de privésfeer niet belast in de Wet IB 2001. Ook
besparingen die men kan doen vanwege een bepaalde professie blijven buiten de
heffing van de Inkomstenbelasting (belastingadviseur doet zijn eigen aangifte).
Of een voordeel redelijkerwijs te verwachten is hangt af van alle relevante
(objectieve) feiten en omstandigheden. Als het redelijkerwijs niet te verwachten is dat
in de komende jaren met een activiteit een positief saldo kan worden behaald, dan is
het geen bron van inkomen.
Op grond van artikel 3.10 Wet Ib 2001 is het mogelijk om, indien de hobby-
activiteiten eenmaal als onderneming kunnen worden aangemerkt, alsnog te
rekening houden met kosten in eerdere jaren, toen de activiteiten nog geen bron van
inkomen waren, niet in aftrek konden worden gebracht.
Onder de Wet IB 2001 wordt onder belastbare winst uit onderneming begrepen:
- De winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer
ondernemingen (art 3.2 Wet Ib 2001)
- De winst die de belastingplichtige, anders dan als ondernemer of
aandeelhouder, als medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming
geniet uit één of meer ondernemingen (artikel 3.3 eerste lid onderdeel a Wet
IB 2001)
- Het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de belastingplichtige geniet uit
hoofde van bepaalde schuldvorderingen op een ondernemer ten behoeve van
een voor rekening van die ondernemer gedreven onderneming (art 3.3 eerste
lid onderdeel b Wet IB 2001)
Definitie van ondernemer is neergelegd in artikel 3.4 Wet IB 2001. Volgens deze
bepaling moet onder ‘ondernemer’ worden verstaan de belastingplichtige voor
rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt
verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming. Voordat een
belastingplichtige dus als ondernemer kan worden aangewezen, moet dus worden
vastgesteld dat:
- Er is sprake van een onderneming
- Die onderneming voor rekening van de belastingplichtige wordt gedreven
- De belastingplichtige rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen
betreffende die onderneming
,Artikel 3.5 Wet IB geeft aan dat onder ‘onderneming’ mede wordt begrepen het
zelfstandige uitgeoefende beroep en dat onder ‘ondernemer’ mede wordt begrepen
de beoefening van een zelfstandig beroep.
Doorgaans wordt onder ‘onderneming’ verstaan een duurzame organisatie van
kapitaal en arbeid waarmee beoogd wordt, door deelname aan het maatschappelijke
verkeer, winst te behalen. Bij de beoordeling of er sprake is van een onderneming
speelt de wil van de belastingplichtige een ondergeschikte rol.
Ook illegale activiteiten kunnen een bron van inkomen opleveren (HR 9 maart 1994).
Criminele activiteiten kunnen dus ook een onderneming vormen.
Uit de jurisprudentie blijkt dat, indien de omvang van de door de belastingplichtige
verrichte werkzaamheden hetgeen gebruikelijk is bij ‘normaal vermogensbeheer’ niet
overschrijdt, niet kan worden gesproken van een onderneming (HR 29 mei 1974).
Een onderneming voor de omzetbelasting (art 7 Wet OB), is nog geen onderneming
voor de inkomstenbelasting.
Indien tussen verschillende activiteiten een zekere mate van organisatorische,
financiële en/of administratieve verwevenheid bestaat, moeten die geclusterd worden
tot een activiteit.
Het zelfstandig beroep is de werkzaamheden die zelfstandig en voor eigen rekening
worden verricht en waarbij tevens ondernemingsrisico wordt gelopen.
Een onderneming wordt in ieder geval voor rekening van de belastingplichtige
gedreven indien deze onbeperkt is gerechtigd tot de resultaten van die onderneming.
Daarbij gaat het niet alleen om het gerechtigd zijn tot de jaarwinst, maar ook tot het
liquidatieoverschot. Het is niet van belang of de belastingplichtige deelneemt aan het
feitelijk drijven van de onderneming. Of hij wel of niet deelt in de verliezen van de
onderneming is evenmin relevant.
De wet stelt in artikel 3.4 Wet IB voorts de eis voor het ondernemerschap dat de
belastingplichtige rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de
onderneming. Zo kunnen commanditaire vennoten niet worden aangemerkt als
ondernemer.
Er moet een zekere mate van zelfstandigheid zijn ten opzichte van de
opdrachtgevers om de aanwezigheid van een onderneming aan te nemen en dus om
winst uit onderneming te genieten. Ontbreekt die zelfstandigheid en is er sprake van
een gezagsverhouding tussen de belastingplichtige en de opdrachtgever, dan zullen
de met de activiteiten gegenereerde opbrengsten niet worden belast als winst uit
onderneming, maar als belastbaar loon.
De afgrenzing tussen enerzijds belastbare winst uit onderneming en anderzijds het
belastbare resultaat uit overige werkzaamheden moet met name worden gezocht in
de omvang en de duurzaamheid van de organisatie waarmee de voordelen worden
behaald en in het aantal opdrachtgevers.
De tekst van artikel 3.8 Wet IB 2001 maakt duidelijk dat er sprake is van een ruim
winstbegrip: ‘winst is het gezamenlijke bedrag van de gezamenlijke voordelen die,
onder welke naam en vorm dan ook, worden verkregen uit een onderneming’. Het
gevolg hiervan is dat verwerving van voordelen die niet tot het doel van de
onderneming behoren belast worden.
De vraag of een vermogensbestanddeel tot het ondernemingsvermogen behoort of
tot het privévermogen hangt af van de wil van de belastingplichtige.
Vermogensbestanddelen die verplicht ondernemingsvermogen zijn: dit zijn
vermogensbestanddelen die naar hun functie uitsluitend tot het
ondernemingsvermogen kunnen worden toegerekend omdat ze nagenoeg geheel
dan wel uitsluitend in de onderneming worden gebruikt.
Vermogensbestanddelen die verplicht privévermogen zijn: Dit zijn
vermogensbestanddelen die naar hun functie slechts tot het privévermogen kunnen
behoren omdat zij geen enkele dan wel verwaarsloosbare band met de onderneming
hebben.
Vermogensbestanddelen die naar keuze ondernemings- of privévermogen zijn:
behoort een vermogensbestanddeel niet verplicht tot het ondernemingsvermogen of
tot het privévermogen, dan mag de ondernemer zelf bepalen of hij dat
vermogensbestanddeel tot het ondernemings- of privévermogen rekent.
Indien het gebruik verandert, moet er opnieuw geëtiketteerd worden. Ook bij
liquidatie van een onderneming. Als regel geldt dat de overgang plaatsvindt tegen de
waarde in het economische verkeer. Het verschil tussen de waarde in het
economische verkeer en de boekwaarde behoort dus tot de winst/verlies van een
onderneming.
Indien delen van een pand zelfstandig rendabel te maken zijn, moet voor elk van die
delen een eigen etiketteringsbeslissing worden genomen.
Niet zelfstandig te maken delen in de woning (sprake van één geheel): behoort
behoudens speciale omstandigheden tot het privévermogen van een ondernemer.
Echter, als het pand dienstbaar is aan de bedrijfsuitoefening, kan het ook als
ondernemingsvermogen worden geëtiketteerd.
Pand bestaat uit één geheel maar heeft een dubbele bestemming (gebruik in de
onderneming en wonen). In beginsel is dan sprake van keuzevermogen. Als het
pand overheersend voor het ene gebruikt wordt, dient daar ook naar geëtikketteerd
te worden.
Pand bestaat uit gedeelten die zelfstandig rendabel zijn te maken. in een geval
waarin in onmiddelijke samenhang met de aankoop een voor de bedrijfsuitoefening
bestemd gedeelte van een pand een ander gedeelte van het pand (bijvoorbeeld de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jordyf18. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.49. You're not tied to anything after your purchase.