Samenvatting staatsrecht
Staatsrecht: Hoorcollege 1
Basisprincipes van het Grondwettelijk recht
1. Eenheidsstaat, federale staat, confederatie
Eenheidsstaat:
Alle bevoegdheden liggen bij de centrale overheid
Kent enkele verzachtingen
o Deconcentratie: is een administratieve beheersvorm, die een verdeling van taken
binnen een gecentraliseerde dienst inhoudt (dus de overheid wijst aan organen
de bevoegdheden toe voor bepaalde rechtshandelingen).
Hebben geen rechtspersoonlijkheid en hogere overheid behoud hiërarchisch
toezicht
Interne deconcentratie: wanneer de bevoegdheid wordt toegewezen aan
ambtenaren van het centraal bestuur (vb. delegatie van handtekening door
een minister).
Externe deconcentratie: wanneer de bevoegdheid wordt toegewezen aan
ambtenaren van de buitendiensten van het bestuur (vb. belastingdienst).
o Decentralisatie: decentralisatie is een vorm van gezag splitsing, waarbij
autonome overheden of diensten over bepaalde bevoegdheden beschikken.
Wel rechtspersoonlijkheid en de hogere overheid oefent slechts een
administratief toezicht uit
Territoriale of politieke decentralisatie: wanneer bevoegdheden algemeen
omgeschreven zijn voor een bepaald gedeelte van het grondgebied
toekomen aan zelfstandige publiekrechtelijke lichamen die gesteund zijn op
politieke vertegenwoordiging (vb. provincies en gemeenten).
Functionele of dienstgewijze decentralisatie: wanneer bevoegdheden
precies omschreven zijn en toekomen aan een overheidsdienst die over
organieke autonomie en zelfstandige beslissingsbevoegdheid beschikt en
niet op politieke vertegenwoordiging steunt (vb. instellingen van openbaar
nut)
Regionalisme: Spanje is een tussenvorm tussen eenheidsstaat en federale staat: autonome
gebieden (deelstaten zoals Catalonië), maar de deelstaat neemt niet deel aan federale gezag,
heeft geen inzage in federale gezag
Federale staat of bondsstaat:
Bevoegdheden zijn verdeeld tussen twee onderscheiden en autonome rechtsordeningen
o Centrifugaal of segregatief: eenheidsstaat die uiteenvalt in verschillende
deelgebieden (eenheidsstaat tot bondsstaat) vb. België
o Centripetaal of aggregatief: samenkomen van verschillende eenheden naar 1
eenheid (van verscheidenheid naar eenheid) vb. VS
, Confederatie of statenbond: steunend op een verdrag om bepaalde dingen
gemeenschappelijk te regelen
Traditionele visie: Hierbij is er samenwerking tussen verschillende soevereine staten
op grond van een verdrag.
België is dus geen confederale staat en kan dit ook niet worden zonder dat er eerst
onafhankelijke deelstaten bestaan.
Nieuwere visie: het is niet nodig om eerst een onafhankelijke staat te hebben, een
ver doorgedreven federalisme zou al voldoende zijn om zo verdragen aan te gaan.
2. De wetten van het federalisme
De autonomie van de deelstaten (self-rule);
1. Eigen rechtsordening met eigen wetgevende normen (decreten en
ordonnanties)
2. Eigen bevoegdheden
Residuaire bevoegdheden: federale grondwetten die aan de federale
overheid toe komen zijn limitatief opgesomd (enumerated powers),
zodat alle andere (residuaire) bevoegdheden bij de deelstaten berusten.
(zodra art 35 GW in werking treedt)
In sommige landen (Duitsland) zijn er naast de lijst federale en residuaire
bevoegdheden ook concurrerende bevoegdheden
a. Integrale of eigenlijke concurrerende bevoegdheden: deelstaten
mogen slechts handelen zolang de federale overheid niet is
opgetreden. Zodra de federale overheid een regeling aanneemt,
worden de vroegere deelstatelijke normen van rechtswege
opgeheven
b. Beperkte of oneigenlijke concurrerende bevoegdheden: de
federale overheid stelt basisregels vast, waarna de deelstaten
deze basisregels verder kunnen aanvullen, mits deze te
eerbiedigen.
Op deze wetten geldt Bundesrecht bricht Landesrecht,
wat betekent dat het federale recht voorrang heeft op
deelstatelijk recht
Exclusieve bevoegdheden: (of een bevoegdheid van de ene OF van de
andere) wanneer deelstaat bevoegdheid heeft kan federale hier niks
aandoen.
3. Bevoegdheid niet overschreden? Grondwetstoetsing door bevoegde rechter.
Diffuus Amerika: Supreme Court: Elke rechter bevoegd om
Grondwettigheid Geschillen te beslechten Vb. Supreme court (Amerika)
Centraal: Belgie: is dit centraal georganiseerd bij het Grondwettelijk Hof.
(speciaal voor conflicten tussen wetgevers te beslechten) Ondertussen:
meer bevoegdheden: naast grondwettelijke piramide met bovenaan
cassatie staat het GH. Scheidsrechter tussen verschillende bevoegde
wetgevers. Vroeger noemde dit het Arbitragehof. GH eerst alleen
grondwetsconforme interpretatie
4. Financiering
Bevoegdheid om zelf belastingen te heffen bestaat voor deelstaten maar
niet voldoende voor alle uitgave te kunnen financieren dus ook geholpen
door federale staat.
, De participatie (shared-rule)
Tweekamerstelsel: In een federale staat kunnen de deelstaten participeren aan
de federale besluitvorming, voor zo ver het hun statuut betreft. Deze participatie
gebeurt in een tweekamerstelsel:
De Eerste Kamer vertegenwoordigt de hele Staat.
De Tweede Kamer vertegenwoordigt de deelstaten. Maar rol is beperkt
Beide Kamers hebben een gelijke bevoegdheid (ze kunnen allebei
leiden tot een herziening van de Grondwet), maar soms heeft de
Tweede Kamer niet dezelfde macht als de Eerste Kamer inzake
federale wetgeving. Het is ook mogelijk dat de Tweede Kamer de
federale Regering niet ten val kan brengen.
Toenemende samenwerking: want er is steeds meer overlapping
Men is tot de conclusie gekomen dat het duaal federalisme (federatie en
deelstaten die naast en totaal los van elkaar staan met eigen
bevoegdheidssferen), niet absoluut is en dat er wel degelijk wederzijdse
beïnvloeding is.
Hieruit is het coöperatief federalisme ontstaan, die zich kenmerkt door
een samenwerking, zowel tussen de deelstaten onderling (horizontaal)
als tussen de deelstaten en federatie (verticaal)
3. Parlementaire monarchie vs presidentieel stelsel
De verschillen op een tweevoudig vlak
Voorbeeld van een parlementaire monarchie: Groot-Brittannië;
Voorbeeld van een presidentieel stelsel: de Verenigde Staten van Amerika.
Zij verschillen op twee manieren: de positie van het Staatshoofd en de verhouding tussen
volksvertegenwoordigers en de Regering
Staatshoofd:
o In het presidentieel stelsel wordt het Staatshoofd (President) rechtsreeks verkozen
en krijgt deze zo zijn persoonlijke macht.
o In een parlementaire monarchie is de functie van Staatshoofd (Koning) erfelijk en is
de Koning onschendbaar, onverantwoordelijk en onbekwaam om alleen te handelen
(hij heeft dus geen persoonlijke macht, maar de Koning kan wel een politieke invloed
hebben).
Verhouding regering en volksvertegenwoordigers:
o In het presidentieel stelsel staan Parlement en Regering in een onafhankelijke
verhouding tegenover elkaar: de Regering is niet politiek verantwoordelijk tegenover
het Parlement, maar wel tegenover de President (die ministers benoemt en
ontslaat). Het Parlement kan niet voortijdig ontbonden worden, zodat de President
en het Parlement, gedurende de periode waarvoor zij verkozen zijn, ‘gedwongen’
worden om samen te werken.
o In een parlementaire monarchie is er eerder een ‘samenwerking’ der machten:
Parlement en Regering staan in een wederzijdse afhankelijke verhouding tegenover
elkaar. De Regering is politiek verantwoordelijk tegenover het Parlement, waardoor
zij moet kunnen steunen op een parlementaire meerderheid en de government
making power bij het Parlement berust. Het Parlement kan de Regering tot ontslag
dwingen, maar als tegengewicht hiervoor kan de Regering het Parlement vroegtijdig
ontbinden en beroep doen op het kiezerskorps
, Tussenvormen
België kent sinds 1993 een gerationaliseerd parlementair stelsel, waarin de federale Regering
nog slechts in bepaalde gevallen tot ontslag kan worden gedwongen en het federale
Parlement nog slechts in bepaalde gevallen kan worden ontbonden (is een meer stabiel
stelsel).
4. het Frans publiekrecht
Filosofische invloeden
a. Montesqieu: de ‘scheiding der machten’ Montesqieu was van mening dat een scheiding van
de machten, zoals destijds in de ongeschreven Engelse Grondwet, de individuele vrijheid het
best tot haar recht laat komen. Echter is deze scheiding niet absoluut, omdat de machten
elkaar controleren. Men spreekt dus beter van een interdependentie dan van een
‘scheiding’.
b. Rousseau: de volkssoevereiniteit Rousseau verwierp het idee van meerdere zelfstandige
machten en vond dat alle machten moeten uitgaan van het volk. Het volk was dus de
collectieve soeverein, en deze soevereiniteit moest volgens hem onvervreemdbaar en
ondeelbaar zijn. Hij was dus sterk voor politieke vrijheid, waardoor de individuele vrijheid
(waar Montesqieu voor stond) op de achtergrond verdween.
Publiekrechtelijke concepten
c. De souveraineté nationale
Dit is een tegenstelling van de leer van de volkssoevereiniteit van Rousseau. Deze nieuwe
leer van de nationale soevereiniteit (geïnspireerd door E.J. Sieyès) vond dat alle machten uit
moeten gaan van de Natie.
Omdat ‘natie’ een abstract begrip is, is haar vertegenwoordiging noodzakelijk.
Volgens Rousseau waren de vertegenwoordigers van het volk gewoon ‘lasthebbers’
die aangewezen worden om de wil van de kiezers uit te drukken, maar volgens de
nationale soevereiniteitsleer vertegenwoordigen de door het volk verkozen
parlementsleden de Natie zelf (dus niet de kiezers).
Gevolg: vertegenwoordigen de natie, niet het volk (kunnen geen instructies
krijgen van het volk) volk heeft vertegenwoordigers verkozen, zijn vanaf dat
moment onafhankelijk, geen instructies van volk, dienen hoger belang: de
natie
Art. 33 en 42 GW scheiding der machten wordt hieruit afgeleid = staat
niet expliciet in grondwet vermeld
5. Scheiding der machten – Montesquieu
(=Trias politica) van Montesquieu in de l’Esprit des Lois: gebaseerd op Engelse grondwet met
individuele vrijheid. Om de burgerlijke vrijheid niet in gevaar te brengen, moeten de 3 machten
toegewezen worden aan afzonderlijke organen die onderling samenwerken en elkaar controleren
(=checks and balances). Er is geen absolute scheiding = interdependentie (art. 33 GW)
WM:
o federaal: Parlement (Kamer en Senaat) + Koning
o gem/gew: parlement (1 kamer) + regering
UM:
o federaal: Koning + ministers + staatssecretarissen
o gem/gew: gemeenschaps- en gewestregeringen
RM:
o federaal: hoven en rechtbanken
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rechtenstudent4123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.40. You're not tied to anything after your purchase.