Bestuursrecht heeft betrekking op relaties tussen de overheid en
burgers. Overheid = Bestuursorganen Burgers = Belanghebbenden
Voorbeelden bestuursorganen: Burgermeester, Commissariaat voor de Media, Nederlandse
Bank. Burgers zijn belanghebbenden, ze vragen rijbewijzen aan of een omgevingsvergunning,
maar ook bedrijven, stichtingen en verenigingen zijn belanghebbenden. (Privaatrechtelijke
personen)
Een bestuur dat handelt op basis van publiekrechtelijke bevoegdheden oefent macht uit.
Op basis van een wet is het bestuur bevoegd tot juridische maatregelen. Burgers en
rechtspersonen hebben die beschikking niet.
Eenzijdige rechtshandeling: Een bestuur kan zonder instemming van de burger bepalen wat
de rechten en plichten van die burger zijn.
- Nodig om algemeen belang te behartigen zoals:
- Bescherming van de samenleving tegen mogelijk recidiverende delinquenten.
Instrumentele functie: Een bestuur kan alleen aan een bepaalde macht komen als de wetgever
hem die heeft toegekend in een wet. Oftewel: Door een wettelijke bepaling verkrijgt het
bestuursorgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid, dit vormt de instrumentele functie.
Het bestuursrecht geeft de overheid de bevoegdheden (instrumenten) om het
algemeen belang te behartigen en de publiekelijke taak te vervullen.
Bestuursrecht geeft de burger de middelen om het beleid van het bestuur te invloeden en
zich daartegen teweer te stellen. Denk aan inspraakmogelijkheden en het regelt wie
tegen welke overheidsbesluiten mag opkomen bij de bestuursrechter.
Waarborgfunctie: Het bestuursrecht geeft burgers bescherming tegen de overheid.
- Burgers kunnen zich beroepen op normen waar het bestuur zich bij de uitoefening van
zijn bevoegdheid aan moet houden. Zoals bijvoorbeeld het proportionaliteitsbeginsel.
Normerende functie: Een bestuur moet zich houden aan bepaalde normen, het bestuursrecht
geeft regels bij de uitoefening van bevoegdheden.
1.2 algemeen deel en bijzondere delen
Algemene wet bestuursrecht: Algemene regels.
- Procesregels die gelden bij de bestuursrechter
- Regels gebruik taal en elektronische communicatie
- Voorbereiding van besluiten
Welk besluit een bestuursorgaan ook neemt -> regels uit Awb zijn daar in
beginsel op van toepassing!
, lOMoARcPSD|11911780
Hoofdstuk 2:
Totstandkoming Awb streeft naar een meer overzichtelijk bestuursrecht. De doelstellingen zijn:
1. Bevorderen van eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving
2. Systematiseren en vereenvoudigen van de bestuursrechtelijke wetgeving
3. Codificeren van ontwikkelingen in de jurisprudentie
4. Voorzieningen treffen ten aanzien van onderwerpen die zich naar hun aard niet voor
regeling in een bijzondere wet lenen.
Awb is opgebouwd van Algemeen naar Bijzonder. Zie hieronder
Categoriën Awb-regels:
A) Dwingend Recht
- Geen mogelijkheid tot afwijken
B) Regelend recht
- Voor normale gevallen beste regeling
C) Aanvullend recht
D) Facultatief recht
- Recht geldt niet, tenzij een bestuursorgaan bepaalt dat het WEL moet worden gevolgd. Ook wel
Optioneel Recht genoemd.
Hoofdstuk 3:
Territoriale decentralisatie: Organen die voor een bepaald territorium een algemene
bevoegdheid hebben gekregen om Algemeen Verbindende Voorschriften vast te stellen. De
uitoefening van deze bevoegdheden is begrensd. De beslissingen mogen ook alleen in het belang
zijn van de personen op hun territorium.
- Gemeenteraad, College B&W
Functionele decentralisatie: De wetgever heeft bestuursorganen ingesteld die bevoegd is om
beslissingen te nemen voor enkele in de wet omschreven terreinen of functies. Bijvoorbeeld het
UWV dat belast is met de uitvoering van verzekeringen verstrekken.
Een mengvorm van functionele en territoriale decentralisatie is een waterschap.
De belangrijkste territoriale openbare lichamen zijn:
- Staat
- Provincie
- Gemeente
Hierin onderscheiden we weer bestuursorganen:
Provincie: Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten, Commissaris van de Koning.
, lOMoARcPSD|11911780
Daarnaast ook functionele openbare lichamen:
- Openbaar lichaam voor beroep en bedrijf, Nederlandse Orde van Advocaten etc.
Ze zijn met regelgevende bevoegdheden belast. Ze kunnen eenzijdig regels opleggen.
Openbare lichamen hebben rechtspersoonlijkheid. Dat houdt in dat ze kunnen deelnemen aan
het privaatrechtelijke rechtsverkeer. Ze hebben vermogen en kunnen contracten sluiten.
Ze zijn publiekrechtelijk omdat ze bij wet zijn ingesteld. Privaatrechtelijke personen
zoals vennootschappen, zijn door middel van een notaris in het leven geroepen.
In Artikel 1:1 Awb staat omschreven wat een bestuursorgaan is. Daarbij moeten we de woorden
Orgaan van een rechtspersoon goed onderscheiden.
Lijken in eerste instantie niet op “overheid”, maar kunnen publiekrechtelijke handelingen
verrichten. Ze kunnen dus besluiten nemen, zoals de APK.
Ook nemen zij gewoon deel aan het privaatrechtelijke verkeer. De Nederlandse bank en de VU
zijn andere B organen. Ze verlenen bijv. getuigschrift in de zin van Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek.
In de praktijk maakt de overheid gebruik van stichtingen, ze verlenen deze subsidies om
bepaalde activiteiten te verrichten. Hier is geen wettelijke grondslag voor, dit noemen we
buitenwettelijk openbaar gezag. De subsidies passen dan binnen het overheidsbeleid.
Het gevolg van A en B bestuursorganen:
Voor rechtsbescherming maakt het geen verschil of een A- of B-
bestuursorgaan een besluit neemt.
Het verschil zit in de privaatrechtelijke en feitelijke handelingen van deze
organen.
B-organen nemen bepalingen in de Awb slechts in acht bij het uitvoeren van
hun publiekrechtelijke bevoegdheden.
3.5 belanghebbenden
De overheid heeft zorg voor:
- Bevorderen werkgelegenheid
- Woongelegenheid
- Volksgezondheid
- Rechtspositie van werknemers
- Bestaanszekerheid bevolking
- Bewoonbaarheid land
, lOMoARcPSD|11911780
- Bescherming/verbetering leefmilieu
- Ontwikkeling internationale rechtsorde
Besluitvorming van een bestuursorgaan moet ALTIJD het belang van de bevolking dienen.
Je kan niet de belangen van alle rechtspersonen tegen elkaar afwegen, daarom bepalen
wettelijke voorschriften dat alleen de belangen van rechtspersonen die belanghebbende zijn
tegen elkaar moeten afgewogen.
Zo hebben alleen belanghebbenden het recht om bezwaar en beroep in te stellen tegen een
besluit. In Art. 1:2 Awb staat het begrip belanghebbende uitgelegd.
“Degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.”
Rechtstreeks belang en “degene” is een veelomvattend begrip, in jurisprudentie is hier
meer duidelijkheid over gegeven. Doorgaans zijn de criteria volgens “opera-criteria”
aangeduid
O bjectief
P ersoonlijk
E igen
R rechtstreeks
A ctueel belang
Het belang moet objectief bepaalbaar zijn:
Een belang mag niet louter subjectief zijn.
Het moet een persoonlijk belang treffen
- Degene die door het besluit wordt geraakt, moet zich in voldoende mate onderscheiden
van andere personen die ook gevolgen zullen ondervinden van het besluit. Rechtsgevolgen zijn voor
hem anders dan voor andere willekeurige.
Jurisprudentie maakt gebruik van afstands- en zichtscriterium om invulling te geven
aan onderscheidend persoonlijk belang.
Het moet een eigen belang zijn:
Wie belangen van anderen wil behartigen kan dat alleen doen als gemachtigde.
Het belang moet rechtstreeks zijn:
Dwz direct betrokken zijn bij het besluit. Causaal verband is van belang tussen het gemaakte
besluit en de gevolgen.
Wie belang heeft bij een besluit, dat is afgeleid van het belang van een andere persoon, in de
regel zelf geen rechtstreeks belang heeft.
Het moet gaan om een actueel belang:
Vrees voor onzekere toekomstige ontwikkelingen die het gevolg zouden kunnen zijn van het
besluit, geven geen belang. Het belang moet bestaan, het mag niet een nog onzeker belang
betreffen.
Geadresseerde:
In de eerste plaats is de aanvrager van het besluit de belanghebbende. Degene tot wie het
besluit zich richt is de geadresseerde.
Dit kan zijn: Een natuurlijk persoon, een rechtspersoon en ook een bestuursorgaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Tessavanhout. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.48. You're not tied to anything after your purchase.