Vragen
Vraag 1
a) Regulatie snelheid metabolisme en zorgen voor groei.
b) De folliculaire cellen bevinden zich rondom het colloïd. De functie is dat het
verantwoordelijk is voor de aanmaak en afgifte van schildklierhormonen en dat
ze jodide opvangen.
De parafolliculaire cellen bevinden zich in de tussenliggende ruimtes. De
functie is dat ze een hormoon synthetiseren, genaamd calcitonin die een rol
speelt in Ca2+ en fosfaat homeostase.
c) Colloïd bestaat uit eiwitachtige materialen. Het hoofdeiwit is thyroglobuline die
T3 en T4 bevatten.
d) Isthmus.
Vraag 2
a) Thyroglobuline wordt gemaakt in de thyrocyte endoplasmatisch reticulum. Het
wordt verpakt in vesicles in het Golgi apparaat.
b) TSH zorgt ervoor dat de activiteit van een Na/I cotransporter toeneemt op het
basolaterale membraan van de thyroid folliculaire cel. Als gevolg wordt jodide
opgevangen. De concentratie van het jodide in de folliculaire cellen is hoger
dan in het bloedplasma.
c) Tyrosine (MIT).
d) Dit gebeurt in het colloïde.
Twee met jodium gebonden
tyrosines worden aan elkaar
gekoppeld met behulp van
thyroid peroxidase. TSH
stimuleert deze conjugatie
stap. (dit +dit = t4, mit + dit =
t3)
e) Hydrolyse van gejodeerde
thyroglobuline. De
restproducten worden
hergebruikt. De peptidebond en het alfa C-atoom van één van de aminozuren
(dehydroalanine) wordt
afgesplitst. De afsplitsing gebeurt door hydrolysatie. Er kan hiermee later weer
MIT en DIT gevormd worden. Zowel de jodium als de tyrosine worden
hergebruikt.
f) A: thyroid follikel. B: thyroid folliculaire cel. C: 2 Na+ uit bloedbaan. D: Na/I
cotransporter. E: 2 Na+ in folliculaire cel. F: Thyroglobuline secretie. G:
Pendrin. H: Exocytose. I: Thyroglobuline. J: Oxidatie jodide naar jodium. K:
Jodatie, toevoegen jodium aan tyrosine. L: Conjugatie, van MIT en DIT naar
T3 en T4. M: Endocytose. N: Proteolyse. O: T4. P: T3. Q: MIT. R: DIT.
,Vraag 3
a) Ze kunnen binden aan thyroid-binding globulin (TBG), albumine en
transthyretin (TTR).
b) Ongebonden T4 in het bloed is 0,02%. Ongebonden T3 in het bloed is 0,5%.
c) T3 is actiever en in actieve vorm heeft het een hogere affiniteit voor schildklier
hormoonreceptoren. T4 kan efficiënter gemaakt worden dan T3, T4 is sterker
gebonden aan plasma eiwitten. T4 kan omgezet worden naar T3 en dient
daarmee dus als buffer.
d) In perifere weefsels. De drie enzymen: D1, D2 en D3 (D staat voor
deionidases). D1 is voornamelijk aanwezig in de lever, nieren, skelet spieren
en de schildklier. D2 wordt gevonden in de hypofyse, het centrale
zenuwstelsel en in de placenta.
e) Dit zijn geen biologisch actieve hormonen en deze hebben dus weinig tot
geen effect in het lichaam en ze kunnen niet weer actief gemaakt worden en
zullen worden afgebroken.
, Vraag 4
a)
b) Negatieve terugkoppeling.
c) De hypothalamus produceert minder TRH en daardoor ook TSH. Door de
grote hoeveelheden T3 en T4 wordt de aanmaak van TRH en dus TSH
afgeremd. TSH wordt in grote mate geproduceerd en remt uiteindelijk zichzelf
af.
d) Hypothyreoïdie en hyperthyreoïdie. Bij hypothyreoïdie is er sprake van te
weinig T3/T4 en dat kan leiden tot de auto-immuunziekte Hashimoto
thyroiditis. Bij hyperthyreoïdie is er sprake van teveel T3/T4 en dat leidt tot
Graves disease.
e) Minder TSH leidt tot minder productie schildklier T3 en T4. Minder T3 en T4,
minder jodium nodig, dus jodide minder geoxideerd.
f) Te lage jodide concentratie zorgt voor weinig T3 en T4. D.m.v. negatieve
feedback, gaat de hypothalamus meer TRH afgeven en de hypofyse geeft dan
weer meer TSH af. Dit leidt tot hogere concentraties T3 en T4. De schildklier
wordt groter.
g) Er kan snel jood worden aangemaakt.
Vraag 5
a) T3 en T4 kunnen een cel binnendringen door te diffunderen of m.b.v. carrier-
mediated transport. T3 en T4 kunnen binden aan een thyroid hormone
receptor in de nucleus en kan daarmee de transcriptie van specifieke genen
activeren of onderdrukken. Ze kunnen ook binden aan retinoid X receptor
(RXR) en daarbij de transcriptie van specifieke genen veranderen.
b) Schildklierhormonen stimuleren ook het basaal metabolisme (BMR). Zo
worden er in aanwezigheid van veel schildklierhormonen: (koolhydraat, eiwit
en vetmetabolisme zijn belangrijk)
-vindt er meer gluconeogenese plaats en meer glycogenolyse plaats (carbohydrate
metabolism)
-worden er meer eiwitten gesynthetiseerd, vindt er meer proteolyse plaats (Protein
metabolism)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MLSstudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.