oefenvragen onderwijswetenschappen.
probleem 1: het constructivismetochwat!
probleem 2: hand in hand, kameraden
probleem 3: to read or not to read
probleem 4: leren leren
probleem 5: willen is kunnen
probleem 6: double trouble
probleem 7: leren om te presteren of presteren om te leren...
Oefenvragen 2.8
Probleem 1: Constructivisme
1. Wat is geen principe volgens constructivisme die het leren kan bevorderen
a. Voorkennis
b. Sociale onderhandeling: leren van medeleerlingen
c. Supervisie van een docent
d. Zelfregulerend leren: stellen van doelen, plannen, monitoren van eigen
leerproces
e. Betekenisvolle taken in onderwijs
2. Welke instructiemethode wordt hier gebruikt? Evelien bereidt zich voor op haar
onderwijsgroep. Wanneer deze begint krijgt zij een situatie die wordt besproken onder
begeleiding van een facilitator.
a. IBL
b. PBL
c. PjBL
d. CBL
3. Welke instructiemethode wordt hier gebruikt? Anna vraagt zich af hoe zwaartekracht
werkt, zij gaat hier informatie over opzoeken om een antwoord te kunnen geven.
a. IBL
b. PBL
c. PjBL
d. CBL
4. Bij welke instructiemethode staat verklaringen evalueren, eigen conclusies
communiceren en verduidelijken centraal?
a. IBL
b. PBL
c. PjBL
d. CBL
5. Welke hoort niet in het rijtje over het traditionele leren?
a. Benodigde kennis en vaardigheden overdragen aan leerlingen
b. Werkt naar een product toe
c. Leraargericht
d. Realistische context
6. Vul in: bij (1) en (2) is samenwerking met medeleerlingen. Bij (3) en (4) zijn er
meerdere eindproducten mogelijk
a. (1) en (2) PBL en CBL (3) en (4) IBL en PjBL
b. (1) en (2) PBL en PjBL (3) en (4) IBL en CBL
c. (1) en (2) PBL en CBL (3) en (4) CBL en PjBL
d. (1) en (2) PjBL en CBL (3) en (4) IBL en PjBL
7. Classificatieschema heeft drie hoofdelementen, welke hoort er niet thuis?
a. Leerdoelen
b. Verdeling van rollen van leraar en leerlingen
c. Hulpmiddelen die het leren vergemakkelijken
d. Rollen van lerenden in relatie tot elkaar
8. In welk model heeft de leraar een coachende rol?
a. Transactioneel model
b. Gedragsmodel
c. Ontwikkelingsmodel
d. Leertijdmodel
,9. Dit zijn kenmerken: kennis niet scheiden van doen, anders kennis decontextualiseren,
invloed op de rolverdeling tussen leraren en leerlingen. Bij welke principe van het
nieuwe leren hoort dit?
a. Constructieve activiteit
b. Gesitueerde activiteit
c. Sociale activiteit
d. Gezamelijke activiteit
10. Wat is geen reden om het nieuwe leren toe te passen in de moderne samenleving in
NL?
a. Ondersteunt de ontwikkeling van demografische samenleving
b. Global village
c. Kennis productiviteit is de kern van economische ontwikkeling
d. Er is veel kritiek op het traditionele leren
11. Stelling 1: alle vier de instructiemethode hadden gemengde resultaten. Stelling 2: de
onderzoeken naar IBL hadden een controle en interventie groep
a. Stelling 1 en 2 zijn juist
b. Stelling 1 en 2 zijn onjuist
c. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
d. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
12. Wat is geen nadeel van cooperatief leren?
a. Free-rider effect
b. Sucker effect
c. Traditionele effect
d. Status differentiaal effect
13. Welke is onjuist?
a. Het classificatieschema heeft 18 mogelijk verschillende onderwijsvormen.
b. 1 en 2 zijn het meest traditioneel
c. Alle versies zijn praktisch haalbaar
d. bij het constructivistische uiteinde zie je het belang van coöperatief leren
14. Beperkingen van de onderzoeken. Wat is niet over de onderzoeken gezegd naar de
instructiemethoden?
a. De blootstellingstijd is niet altijd gelijk
b. De controle groep is niet altijd aanwezig
c. IBL had een positief maar klein effect
d. Resultaten moeten voorzichtig geïnterpreteerd worden
15. Vragen over structuuropzet. Als de leraar en leerling samen een activiteit doen en de
leerling hiervan leert, heet dat:
a. Apprenticeship model
b. Behavior model
c. Constructivistisch model
d. Ontwikkelingsmodel
,Antwoorden:
Probleem 1:
1. C
2. D
3. A
4. A
5. D
6. A
7. C
8. C
9. B
10. D
11. B
12. C
13. C
14. C
15. A
, Probleem 2: Hand in hand, kameraden!
1. Wat hoort niet bij coöperatief leren?
a. Samenwerking tussen leerlingen
b. Leraar regisseur
c. Informeel groepsleren van Slavin
d. Altijd samenwerken
2. Welke vorm van groepsleren omschrijft dit: omvat methoden die meer gericht zijn op
sociale dynamiek, projecten en discussie, minder gefocust op beheersing van
specifieke leerinhoud.
a. Gestructureerd teamleren
b. Informeel groepsleren
c. Informele coöperatieve setting
d. Coöperatieve basisgroepsetting
3. Het begrip “focused discussion” hoort bij:
a. Gestructureerd teamleren
b. Formeel coöperatief leren
c. Informele coöperatieve setting
d. Coöperatieve basisgroepsetting
4. Wat is een verschil tussen de vormen van coöperatief leren van Johnson?
a. Tijdsduur
b. Formeel en informele context staat vast
c. Gezamenlijk vs individueel doel
d. De een bevat beloningen en de ander niet
5. Welk theoretische perspectief is dit: leren van omgeving door middel van gedrag door
belonen of modellen
a. Sociocultureel perspectief
b. Sociaal cognitieve perspectief
c. Sociale cohesie perspectief
d. Sociaal motivationeel perspectief
6. Welk theoretische perspectief is dit: gebaseerd op informatieverwerkingstheorie,
peerinteractie wordt gebruikt om individuele prestaties van basis
informatieverwerkingsactiviteiten te versterken.
a. Elaboratie
b. Cognitieve ontwikkelingsperspectieven
c. Sociaal cognitieve perspectief
d. Sociale cohesie theorie
7. Transactioneel model is een integratie van deze perspectieven:
a. Elaboratie - Cognitieve ontwikkelingsperspectieven - Sociaal cognitieve
perspectief
b. Elaboratie - Cognitieve ontwikkelingsperspectieven -sociaal motivationeel
perspectief
c. Sociaal motivationeel perspectief – sociaal cognitieve perspectief – cognitief
perspectief
d. Elaboratie - Cognitieve ontwikkelingsperspectieven – cognitief perspectief
8. Bij wie hoort deze conclusie: de leeromgeving si een plek waar leerlingen actief leren.
Coöperatief leren is hier een goed middel voor om leerlingen bij de les te houden.
a. Slavin
b. Hattie
c. Gilles
d. Deutsch
9. Wat is geen essentieel element van coöperatie?
a. Individuele verantwoordingsplicht en persoonlijke verantwoordelijkheid
b. Passend gebruik van sociale vaardigheden
c. Social interdependence theory
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sanneherlaar02. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.12. You're not tied to anything after your purchase.