Samenvatting “Jongens zijn slimmer dan meisjes”
Grote schoonmaak (p. 11-21)
Omdat we in het onderwijs het gevoel hebben dat we de leerlingen steeds moeilijker
kunnen bereiken, zoeken we constant naar nieuwe tools.
Hierdoor hebben we nu allerlei middelen, manieren van aanpak en theorieën
waarvan de wetenschap heeft aangetoond dat ze fout zijn of in beperkte mate
werken.
Hawthorne-effect: het effect dat je krijgt omdat je iets nieuws uitprobeert.
Wie is wie in onderwijsonderzoek?(p. 22-26)
Onderwijskundigen: willen leren, opleiden en ontwikkelen in onderwijs en
bedrijfsleven beschrijven, begrijpen en verklaren.
Pedagogen: bestuderen (onderwijs)pedagogiek en onderwijsmethoden. Houden hierbij
rekening met de doelen en hoe deze bereikt kunnen worden.
Vergelijkende pedagogiek: onderwijssystemen in verschillende landen of regio’s
vergelijken.
(Vak)didactici: onderzoeken het lesgeven of de methodes om les te geven.
Onderwijssociologen: richten zich op de studie van de structuren en de processen die
de onderwijskansen van jongeren bepalen.
Economen: onderwijs heeft een economische impact.
Ethici en moraalwetenschappers: beoordelen of een handeling als goed of fout kan
worden gekwalificeerd, en de motieven en consequenties van die handeling evalueren.
Cognitieve psychologen: psychische processen die te maken hebben met zaken als
begrip, kennis, herinneringen en geheugen, probleemoplossend vermogen en
informatieverwerking.
Beleidsmensen, directeurs, leerkrachten, vakbonden, ouderverenigingen, leerlingen.
Mythes over leren (p. 29-95)
Mythe 1: mensen hebben verschillende leerstijlen (mythe).
Redenering: als we ons onderwijs zouden aanpassen aan de leerstijl van
mensen, zullen ze wellicht beter leren.
Leerstijltheorieën kennen twee problemen:
Meestal gaan wetenschappelijk bewijs.
Geen grote meerwaarde bij het rekening houden met leerstijlen in de
klas.
Theorieën gaan ervan uit dat hoe iets geordend is of hoe je er over denkt,
bepaalt hoe snel of gemakkelijk je iets leert.
Dit is niet hoe ons brein werkt.
Wel is er een positieve link gevonden tussen leren en bewegen, maar dit geldt
voor alle leerlingen en niet alleen voor leerlingen met een kinesthetische
leerstijl.
Mythe 2: effectiviteit van leren kun je in een piramide weergeven (mythe).
Piramides staan haaks op bijna elke leerstijltheorie.
Bij deze piramide zijn er twee problemen:
, Onduidelijkheid over de oorsprong.
∞ Waarschijnlijke makers noemen
hun indeling een visie, niet
gebaseerd op onderzoek.
∞ Vaak wordt onterecht verwezen
naar Glasser.
Afgeronde percentages (vrijwel
onmogelijk in wetenschappelijk
onderzoek).
∞ Onderzoeksdata is niet terug te
vinden.
Mythe 3: je leert 70% informeel, 20% van anderen en 10% via formeel onderwijs
(onbewezen).
Een mythe gebaseerd op een metafoor die teruggaat op Archimedes (Doug
Lynch).
Wetenschappers formuleren voorzichtig over dit onderwerp.
Geen bewijzen; alleen ‘dat wordt aangenomen’ of ‘zou gelden’.
Mythe 4: als je alles kunt opzoeken, is kennis onbelangrijk (mythe).
21st century skills?
Om iets te begrijpen of onthouden, heb je voorkennis nodig.
Creativiteit: hoe rijker je geheugen, hoe meer kans je hebt om
oplossingen te zien.
Mythe 5: leren door zelf te ontdekken is beter dan uitleg krijgen (genuanceerd).
Bruner: bij zelfontdekkend leren is het onderwijs zo georganiseerd dat de
lerende zelf actief en zelfontdekkend met de leerinhoud bezig is.
Vaak worden de volgende positieve effecten gekoppeld:
Begrippen en regels worden beter onthouden.
Extrinsieke motivatie maakt plaats voor intrinsieke motivatie.
De lerende zal in een nieuwe probleemsituatie makkelijker een
oplossing vinden.
Onder wetenschappers is er geen consensus over dit onderwerp.
Wordt vaak herleid tot twee uiterste standpunten.
Veel leerlingen zijn onvoldoende in staat kennis te construeren zonder
enige aansturing.
Mythe 6: leren door zelf te ontdekken is beter dan uitleg krijgen (genuanceerd).
Ontdekkend leren: door zelf actief en ontdekkend met de leerinhoud bezig te
zijn, leert het kind zelfstandig te denken en problemen op te lossen.
De volgende positieve effecten worden gekoppeld:
Begrippen en regels worden beter onthouden.
Intrinsieke motivatie in plaats van extrinsieke motivatie.
Door regels zelf te ontdekken zal in een nieuwe probleemsituatie
gemakkelijker een oplossing worden gevonden.
De discussie wordt vaak herleid tot actief leren versus directe instructie.
De meeste metastudies laten zien dat ontdekkend leren wel degelijk effect
heeft.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkeschreuder. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.04. You're not tied to anything after your purchase.