100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting gedragsbiologie 2 $7.80
Add to cart

Summary

samenvatting gedragsbiologie 2

 11 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van gedragsbiologie 2, de focus ligt voornamelijk op het boek (animal behavior) met wat aanvullingen uit de colleges.

Preview 4 out of 34  pages

  • No
  • Unknown
  • June 29, 2022
  • 34
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Gedragsbiologie
Hoofdstuk 1

Waarom gedrag bestuderen?

- Mensen hebben veel te maken met dieren, ze zetten hun gedrag in om taken voor elkaar te
krijgen (veedieren/ politiehonden).
- Gedrag van dieren is belangrijk voor de medicijnleer. Het leert onderzoekers veel over
zintuigelijke, motorische en cognitieve functies. Gedrag staat namelijk vaak nauw in
verbinding met veranderingen in verschillende neuro-chemische middelen, neurotoxines of
veranderingen in de hormoonbalans. Dit is gemakkelijker te bestuderen bij dieren.
- Dieren functioneren ook als entertainment voor mensen.



Gedrag: elk intern gecoördineerde, extern zichtbare patroon van activiteit, dat reageert op
veranderingen in de interne of externe condities.

- Intern gecoördineerd: interne informatieverwerking (endocriene signalering, sensorische
informatieverwerking, neurotransmitters)
- Extern zichtbare activiteit: patronen die we kunnen observeren en meten.
- Veranderingen in gedrag bij veranderende condities: veranderingen kunnen zowel intern als
extern zijn. Wanneer de omgeving verandert (temperatuur, vocht, daglengte) kan gedrag
worden aangepast en dit worden geobserveerd.



Gedrag meten

- Gedrag moet kunnen worden gemeten: het moet kunnen worden gekwantificeerd met
cijfers, volgens specifieke regels, zodat het gedrag door verschillende mensen onafhankelijk
kan worden herkend.
- Ethogram: een formele beschrijving/ inventarisatie van het gedrag dat een dier vertoont.
- met een ethogram kan worden bepaald hoe vaak (frequentie) gedrag voorkomt. Ook kan de
duur van het gedrag, de frequentie per unit tijd (snelheid) en de intensiteit van het gedrag
worden bepaald.
- Time budget: een samenvatting van de totale tijd en de relatieve frequentie van de
verschillende soorten gedrag van het dier. (relatieve tijd= totale tijd dat een gedrag is
getoond/ de totale tijd dat een dier is geobserveerd).



Niko Tinbergen (1963) summarized the different types of research by outlining four basic
questions that can be asked about animal behavior:

- Causation -> What is the mechanism that causes the behavior? (proximaat)
- Ontogeny -> How does the behavior develop? (proximaat)
- Adaptive meaning -> What is the function of the behavior? (ultimaat)
- Evolution -> How did the behavior evolve? (ultimaat)

,Er is onderscheid te maken in proximate en ultimate vragen. Causatie/ ontogenie vallen onder de
proximate vragen.

- Proximate vragen focussen op de directe oorzaken van een bepaald gedrag (vaak gebaseerd
op genetica, sensorische systemen, leren, neuronen en hormonen) en zijn werkzaam binnen
een individu. De functie en evolutie van gedrag vallen onder de ultimate vragen.
- Ultimate vragen vereisen evolutionair redeneren en analyses. Er wordt de focus gelegd op
indirecte oorzaken van gedrag. De ultimate vragen zijn werkzaam via effect en zichbaar in
volgende generaties.



Hoe de studie van gedrag over de tijd veranderd is:

- Darwin: breed, zowel taxonomisch (bijv. mieren, vogels en bijen) en actueel (bijvoorbeeld
voortplanting, agressie en instinct). Soms gebaseerd op anekdotes / antropomorf, hij
verklaart gedrag met behulp van evolutionair redeneren / op het gebied van aanpassing ->
zijn werk vertegenwoordigt het begin van de evolutionaire basis van diergedragsonderzoek.
- George romanes: comparatieve psycholoog -> studie van diergedrag om menselijk gedrag te
begrijpen. Focus op bewustzijn in dieren / cognitieve ontwikkeling (ook nog vaak gebaseerd
op anekdotes/ antropomorfisch/ op niet-wetenschappers).
- Lloyd Morgan: benadrukte de nood voor nauwkeurige observaties samen met moderne
psychologie. Morgan gebruikte ook dieren om menselijk gedrag te begrijpen.
- Thorndike: benadrukte het belang van het ontwijken van anekdotes als bewijs. Benadrukte
ook het belang van het herhalen van waarnemingen, onder gestandaardiseerde
omstandigheden, om de juiste steekproefomvang te krijgen. Bekend om de “puzzle boxes”
en de “learning curve”.
- Margaret Floy Washburn: research on motor theory of consciousness/ boek geschreven over
de experimentele methoden voor comperatieve psychologie.
- John Watson: behaviourism -> comparatieve psychologie dat gedrag bestudeert,
onafhankelijk van de mentale staat of het bewustzijn van het dier. De focus ligt op wat kan
worden geobserveerd, inclusief deresponse provocerende stimuli. Deze stimuli/responses
kunnen intern/extern zijn. Er ligt een nadruk op werken met variabelen die controleerbaar
zijn en dus werken in het lab.
- Belangrijke behaviouristen: Pavlov/ Skinner
- Classieke/ pavlov conditionering: nieuwe stimulus wordt gepaard met een bestaande
stimulus en zorgt zo voor een bepaalde response. Nieuwe stimulus zal uiteindelijk in z’n
eentje dezelfde response veroorzaken als de bestaande stimulus.
- Operante conditionering: skinnerboxen -> een individueel dier in een ruimte, gedrag
bestuderen aan de hand van beloningen en straf. Dier leert associatie tussen gedrag en
consequentie.
- Klassieke ethologie: gedrag bestuderen van wilde dieren in de natuur aan de hand van
observatie/ experimenten (Karl von Frisch, Konrad Lorenz, and Niko Tinbergen).



Antropomorfisme: het toeschrijven van menselijke karakteristieken/ emoties en motivaties aan
dieren -> lastig te testen.

,Hoofdstuk 2

Observational method: scientists observe and record the behavior of an organism without
manipulating the environment or the animal.

- Important indicator of wellbeing/ stress.

experimental method: An approach in which scientists manipulate or change a variable to examine
how it affects the behavior of an animal.

- Independent variable: the changed variable. This can be anything we
measure/manipulate/control and can be biotic as well as abiotic.
- Dependent variable: the variable that changes in response to changes in the independent
variable.
- Control group: Does not experience the manipulation but is treated similarly in all other
aspects -> Necessary to be sure if your manipulation is influencing the dependent variable.

Comparative method: An approach that examines differences and similarities between species to
understand the evolution of behavioral traits.

- Plesiomorphic/ ancestral traits: Found in a common ancestor of two or more species.
- Derived/ apomorphic trait: Found in a more recently evolved species and was not present in
the common ancestor.
- Phylogeny: A branching diagram showing hypothesized evolutionary relationships among
species. Sometimes called a phylogenetic tree.
- sister species: Two species that are more closely related to one another than to any other
species; species that share a recent common ancestor.



Two ethical issues related to the study of animals

- scientific misconduct: The violation of ethical behavior standards in science. It includes the
falsification or fabrication of data, purposefully inappropriate analysis of data, and
plagiarism.
- Animal care: Ethical standards for animal research are developed to minimalize the negative
effect of research on animals. The negative effects can arise from simple observations of wild
animals, inappropriate housing of animals in laboratories, and the various procedures
performed. Problems that may arise with observing animals are stress, habituation and
changes in population size. With more direct contact the stress level may increase.

The three R’s

- Replacement: An ethical guideline that encourages the use of computer modeling,
videotapes, or other approaches in place of actual animals.
- Reduction: An ethical guideline that promotes limiting the number of animals subject to
disturbance in research or teaching.
- Refinement: An ethical guideline that involves improving procedures and techniques to
minimize pain and stress for animals.

, Communication of scientific knowledge

- primary literature: The original source of scientific information, typically peerreviewed
scientific journals.
- peer review: A process in which editors of scientific journals ask experts to review submitted
papers to determine whether to accept or reject a paper for publication (importance
research question/ validity hypothesis, methodology, analyses, and conclusions/ comment
on how clearly it is written).
- secondary literature: A report, which often appears in newspapers, magazines, and books,
that summarizes and interprets the primary literature



hoofdstuk 3

- Natural selection (NS): The process of differential reproduction and survivorship among
individuals within a population.

NS occurs because there is variation in traits among individuals in a population -> some traits
provide individuals with greater reproductive success.

- Heritable: The characteristic of a trait that can be passed from parents to their offspring
because it is genetically based.

NS can result in changes in allele frequencies in a population over time -> Evolution



Darwins’ three conditions required for evolution by NS

1. Variation exists among individuals in a population in the traits they possess.
2. Individuals’ different traits are, at least in part, heritable. Traits can be passed from parents
to their offspring so that offspring resemble their parents in the traits they possess.
3. Traits confer differences in survivorship and reproduction, a measure we call fitness.
Individuals with certain traits will have higher fitness, while those with other traits will have
lower fitness relative to one another. Therefore, the fitness of individuals is not random; it is
based on the traits they possess.
- Fitness: The relative survivorship and reproductive success (ability to produce viable
offspring) of an individual



Measures of heritability

- Parent-offspring regression: A statistical technique used to examine the similarity between
parents and their offspring in terms of the traits they possess. There should be a positive
relationship between offspring and parent trait values. In this method, offspring trait values
are plotted against parent trait values, and the slope of the resulting regression indicates the
heritability of the trait.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sterrekokshoorn. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.80. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.80  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added