Hallo allemaal! Hierbij een samenvatting van de leerdoelen van week 1 t/m 6 van gedragswetenschappen van periode 2. Hierbij zijn ook de aantekeningen toegevoegd van de hoor- en werkcolleges.
Leerdoelen gedragswetenschappen:
Week 1:
Kan beschrijven hoe de ontwikkelingspsychologie zich vanuit historisch perspectief
ontwikkeld heeft.
Vroegere denkbeelden: geen aparte status/behandeling kind.
- Middeleeuwen: kinderen zijn miniatuurvolwassenen, kinderen wel extra bescherming
nodig.
- Reformatie: kinderen zondig en moeten geciviliseerd worden. Nadruk op discipline.
Bevorderde voor het eerst ontwikkeling.
- Verlichting: bv. tabula rasa: kind komt leeg op de wereld, ouders vormen het met liefde en
kennis. Ontwikkeling is continu, nurture is bepalend.
Vanaf 20e eeuw: opkomst kinder- en jeugdpsychiatrie:
- Een kind kan systematisch bestudeerd worden
- Kind is in ontwikkeling en daarbij afhankelijk van omgeving
- Ontwikkeling kan verstoord raken
- Veel verschillen met volwassenen, zoals psyche, communicatie
Vroeger werd binnen de ontwikkelingsleer vooral de periode van de geboorte tot aan het
begin van de volwassenheid bestudeerd. Tegenwoordig is er meer oog voor het gegeven dat
de ontwikkeling van de mens niet stopt als hij lichamelijk gezien volwassen is geworden, en
wordt dus ook meer onderzoek gedaan naar de periode van de volwassenheid en de
ouderdom. In nog modernere definities van ontwikkelingsleer wordt ook de periode voor de
geboorte bij het bestuderen van de ontwikkeling van de mens betrokken. Dit is heel terecht,
want uit steeds meer onderzoek blijkt dat het ongeboren kind al allerlei informatie die het
hoort in zich kan opnemen. Niet alleen de lichamelijke maar ook de psychologische
ontwikkeling blijkt al voor de geboorte te beginnen. Een moderne definitie van
ontwikkelingspsychologie is dan ook: ‘De wetenschap die zich bezighoudt met de
ontwikkeling van de mens vanaf de conceptie tot aan de dood’
Kan beschrijven waar de ontwikkelingspsychologie zich mee bezig houdt, inclusief de
verschillende ontwikkelingsgebieden en ontwikkelingsfasen, en weet waarom kennis van
dit veld relevant is voor een verpleegkundige.
Ontwikkelingspsychologie wetenschappelijke studie naar de patronen van groei,
verandering en stabiliteit die zich voordoen bij toenemende leeftijd, dus vanaf de geboorte
via de babyjaren, peuterjaren, kleuterjaren, schoolperiode, adolescentie, volwassenheid tot
aan de ouderdom. Meeste aandacht geboorte tot aan adolescentie (veranderingen volgen
elkaar het snelst op).
Onderzoekers toetsen op dit gebied hun hypotheses over de aard en het verloop van de
menselijke ontwikkeling met behulp van wetenschappelijke werkwijzen. Ze formuleren
theorieën over ontwikkeling en gebruiken ze methodische, wetenschappelijke technieken
om de juistheid van de theorieën systematisch aan te tonen.
Ontwikkelingspsychologie richt zich op de menselijke ontwikkeling.
Ontwikkelingspsychologen beschouwen ontwikkeling als een continu proces. Ze houden zich
, niet alleen bezig met de manier waarop mensen tijdens hun leven groeien en veranderen,
maar ook met de stabiliteit in het leven van kinderen, adolescenten en volwassenen. Ze
vragen zich af op welke gebieden en ik welke perioden in het leven mensen veranderen en
groeien en hoe hun gedrag zich verhoudt tot eerder gedrag.
Thematische gebieden binnen de ontwikkelingspsychologie
Onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen is te verdelen in 4 centrale thema’s of
benaderingen:
Fysieke ontwikkeling invloed van het lichaam (hersenen, zenuwstelsel, spieren, zintuigen,
eten, drinken en slaap) op ons gedrag. Onderzoek bijvoorbeeld naar de effecten van
ondervoeding op het groeitempo van kinderen.
Cognitieve ontwikkeling ze proberen te begrijpen hoe het gedrag van mensen wordt
beïnvloed door groei en veranderingen in hun intellectuele vermogens. Houden zich bezig
met leren, geheugen, probleemoplossing en intelligentie. Ze willen er bijvoorbeeld achter
komen hoe intellectuele vermogens in de loop van de kindertijd veranderen, of proberen te
achterhalen of er culturele verschillen bestaan in de factoren waaraan kinderen hun
successen en mislukkingen op school toeschrijven.
Sociale/sociaal-emotionele ontwikkeling kijkt naar de manier waarop de interacties van
mensen met elkaar en hun sociale relaties in de loop van hun leven groeien, veranderen en
stabiel blijven. Bijvoorbeeld kijken naar het uitgaansgedrag van adolescenten.
Persoonlijkheidsontwikkeling kijkt naar stabiliteit en verandering in de eigenschappen die
de ene persoon van de andere onderscheiden. Je kan je bijvoorbeeld afvragen of een mens
tijdens zijn leven stabiele, duurzame karaktereigenschappen bezit.
Morele ontwikkeling
Ontwikkelingspsychologen verdelen kindertijd en adolescentie meestal in:
de prenatale periode (de periode van conceptie tot geboorte)
de baby- en peutertijd (van geboorte tot drie jaar)
de kleutertijd (van drie tot zes jaar)
de basisschooltijd (van zes tot twaalf jaar)
De adolescentie (van twaalf tot twintig jaar)
De tijdstippen waarop gebeurtenissen zich in het leven van mensen voltrekken kunnen
aanzienlijk variëren. Dat heeft deels een biologische oorzaak: de ene mens is sneller
, volgroeid dan de andere en bereikt sneller bepaalde mijlpalen. Maar ook omgevingsfactoren
spelen een belangrijke rol.
Als ontwikkelingspsychologen het over leeftijdsgroepen hebben, is het dus belangrijk om te
beseffen dat zij het over gemiddelden hebben, het tijdstip waarop kinderen gemiddeld
genomen bepaalde mijlpalen bereiken. De variaties worden alleen opmerkelijk als kinderen
aanzienlijke afwijkingen van het gemiddelde vertonen. Hoe ouder kinderen worden, hoe
duidelijker de onderlinge diversiteit wordt.
Kennis van de ontwikkelingspsychologie belangrijk voor verpleegkundigen:
Je krijgt te maken met patiënten van allerlei leeftijden. Om al deze mensen goed te kunnen
begeleiden zal ze goed op de hoogte moeten zijn van de zaken die in de verschillende
leeftijdsfasen een rol kunnen spelen voor mensen. Je moet goed op de hoogte zijn van de
cognitieve en emotionele ontwikkeling van het kind. Je moet je zo goed mogelijk kunnen
verplaatsen in de belevingswereld van de zorgvrager. Ondanks het feit dat ieder individu
deze situaties op zijn eigen unieke manier zal beleven, zijn er vanuit de ontwikkelingsleer
toch algemene lijnen aan te geven om deze leeftijdsfasen in kaart te brengen. Ook kan de
verpleegkundige zich pas met kennis van zaken verdiepen in de ‘afwijkende’ ontwikkeling van
mensen als ze genoeg afweet van de ‘normale’ ontwikkeling.
Begrijpt de invloed van onderdeel uitmaken van een cohort op de ontwikkeling.
Cohort een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren.
Lidmaatschap van een cohort onderwerpt mensen aan invloeden die betrekking hebben op
historische gebeurtenissen, leeftijdsgeboden gebeurtenissen, socioculturele gebeurtenissen
en niet-normatieve gebeurtenissen. Belangrijke sociale gebeurtenissen zoals oorlogen,
economisch oplevingen en depressies, hongersnoden en epidemieën hebben een bepaalde
invloed op alle leden van een cohort.
Normatieve invloeden op de ontwikkeling
Mensen die tot een bepaalde cohort behoren, zijn onderhevig aan bepaalde normatieve
gebeurtenissen.
Zijn gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een groep op dezelfde
manier voltrekken, kunnen biologisch, sociaal of cultureel bepaald zijn.
Bijvoorbeeld bereiken puberteit.
Cohorteffecten treden op als gevolg van normatieve historisch bepaalde invloeden,
biologische en omgevingsinvloeden die verbonden zijn aan specifiek historisch moment.
Leeftijdsgebonden invloeden biologische en omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor
mensen in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of wanneer ze opgroeien.
Normatieve invloeden zoals etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van een
subcultuur en andere factoren. Zijn invloeden die leiden tot conformiteit, omdat men de
gevolgen van afwijkend gedrag vreest.
Niet-normatieve gebeurtenissen zijn specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het
leven van een specifiek persoon op een tijdstip dat zulke gebeurtenissen de meeste
andere mensen niet overkomen.
, Begrijpt de visie op en de belangrijkste uitgangspunten van het cognitieve
ontwikkelingsmodel van Piaget.
Het belangrijkste uitgangspunt van de cognitieve ontwikkelingstheorieën is dat het gedrag
van kinderen in bepaalde leeftijdsfase een weerspiegeling is van hun denk- en kennisniveau.
Het weten (de cognitie) vervult de centrale rol en heeft zijn weerslag op andere
psychologische verschijnselen, zoals emoties.
Uitgangspunten cognitieve ontwikkelingsmodel Piaget:
1. Gedrag weerspiegelt je denk- en kennisniveau, afhankelijk van de leeftijd.
2. Leeftijd is een interactief proces, al doende (en door rijping) worden cognitieve schema´s
gevormd!
- Afstand, materiaaleigenschappen, etc. (fysieke realiteit; bv. vallen op harde grond doet
pijn)
- Veiligheid, vriendschap, etc. (sociale realiteit)
- Verdriet, woede, etc. (emotionele realiteit; bv. je mag je uiten, gun je kind verdriet)
3. Schema’s worden geleidelijk aangeleerd.
Kan het belang van adaptatie uitleggen en kan de verwante begrippen accommodatie en
assimilatie omschrijven en met voorbeeld concretiseren.
Functies van intelligentie: levensfunctie van de mens die hem in staat stelt zich aan de
eisen van de omgeving aan te passen.
1. Organiseren van schema’s.
2. Adaptie/aanpassing aan de omgeving
- Assimilatie proces waarin nieuwe ervaringen worden geïnterpreteerd op basis van
de bestaande schema’s.
- Accommodatie onder invloed van nieuwe ervaringen worden onze schema’s
veranderd. Het schema, onze denkwijze wordt dusdanig aangepast dat de ervaring
erin opgenomen kan worden.
Als het kind een lichtstraal op de muur wil pakken (assimilatie), voelt het niets en zal het
evenwicht verstoord worden. Door het bestaande ‘voelschema’ aan te passen en uit te
breiden met de wetenschap ‘lichtstralen kunt je niet pakken’ (accommodatie), kan het
evenwicht hersteld worden.
Kent de verschillende stadia van het cognitieve ontwikkelingsmodel van Piaget, inclusief de
verschillende begrippen per stadium en deze begrippen illustreren aan de hand van
voorbeelden.
Denkontwikkeling verloopt fasegewijs:
1. Senso-motorische fase (0-2 jr.)
2. Pre-operationele fase (2-6 jr.)
3. Concreet-operationele fase (6-11 jr.)
4. Formeel-operationele fase (11 jr. en verder)
➢ Elke fase heeft eigen typerende kenmerken
➢ Fasen kunnen niet worden overgeslagen
➢ Leeftijdsgrenzen per fase kunnen variëren
➢ Verloop van proces/fasen is universeel (Piaget)
Senso-motorische fase 0-2 jr.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmahorstink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.