Hoofdstuk 1
Paragraaf 1
Behoeften zijn bepaalde wensen, zoals eten, vervoer of vermaak. De
behoeften zijn onbegrensd, dit betekent dat meer altijd beter is.
Middelen zijn nodig om behoeften te kunnen bevredigen. Alleen middelen
zijn onbeperkt beschikbaar. Hierdoor ontstaat er schaarste en dit
betekent niet zeldzaam, bijzonder of kostbaar. Het betekent alleen dat de
middelen beperkt beschikbaar zijn in verhouding tot de onbegrensde
behoeften.
Middelen hebben de eigenschap: alternatief aanwendbaar: met
hetzelfde middel kunnen verschillende behoeften worden bevredigd. De
manier waarop je het middel gebruikt, is de aanwendingsrichting. Als
middelen beperkt voorhanden zijn, moet de aanwendingsrichting gekozen
worden. De keuzes die gemaakt worden, verschillen dan ook van persoon
tot persoon.
Een belangrijke economische vraag is: Wat is de beste
aanwendingsrichting van een middel? Daar kom je als volgt achter: bepaal
eerst alle aanwendingsrichtingen van het middel, bereken voor iedere
aanwendingsrichting de kosten en opbrengsten, ook wel baten genoemd.
De aanwendingsrichting waarbij het hoogste nettobaten (= opbrengsten –
kosten) geldt, wordt gekozen.
‘Kosten van ongerief’ is hoeveel geld je ervoor over hebt om bijvoorbeeld
te gaan werken i.p.v. iets anders leuks te doen. ‘Kosten van ongerief’
treden altijd, want het zijn negatieve ‘baten van plezier’.
De toegevoegde waarde van een aanwendingsrichting kun je bepalen door
de alternatieve netto-opbrengst: opofferingskosten. Zo ontstaan de
gecorrigeerde nettobaten: de meerwaarde van een
aanwendingsmogelijkheid waarbij rekening wordt gehouden met alle
mogelijke alternatieve.
Het verwaarlozen van opofferingskosten kan gevolgen hebben. Zo worden
de gecorrigeerde nettobaten verkeerd berekend. Aanwendingsrichtingen
die een negatieve gecorrigeerde netto-opbrengst hebben, kunnen dan
toch een goede keuze lijken.
Paragraaf 2
Budget of bestedingsruimte: totaal aan middelen dat iemand heeft. Er
wordt onderscheid gemaakt tussen:
- Tastbare middelen: zijn alle goederen en geld waarover iemand
beschikt (geld een middelen). Zijn immers inwisselbaar.
- Tijd
, Economie SV Module 1 ‘Schaarste, geld en handel’
Je kunt het budget op verschillende manier uitbesteden. Zo ontstaan er
productcombinaties: combinaties van middelen waaraan het budget wordt
uitgegeven.
Budgetlijn: de lijn met alle mogelijke combinaties van twee productie die
maximaal gekocht kunnen worden met een bepaald budget. De budgetlijn
laat zien welke productcombinaties binnen een budget wel of niet passen.
De vergelijking van de budgetlijn: B = p1q1 + p2q2. De snijpunten bereken
je door: q1 = B / p1 of door q2 = B / p2.
De verzameling van productcombinaties die kunnen worden gekocht,
verandert als het budget verander of als een of meer prijzen veranderen.
Hierdoor verschuift de budgetlijn. De verschuivingen kun je gemakkelijk
afleiden. De snijpunten in het assenstelsel krijgen andere waarden. Er
geldt:
Door een stijging van het budget verschuift de budgetlijn evenwicht van
de oorsprong af. Of door een daling van het budget verschuift de
budgetlijn evenwijdig naar de oorsprong toe.
Als de prijs van het product verandert, verandert de helling van de
budgetlijn. Doordat de prijs van product 2 stijgt, daalt q2 = B / p2 en q1 = B
/ p1 blijft onveranderd. Hierdoor draait de budgetlijn naar binnen toe en
liggen er minder productcombinaties met daarin goed 2 onder de
budgetlijn. De helling verandert, omdat de prijs van product 2 alleen maar
verandert. Als beide prijzen in verhouding hetzelfde stijgen of dalen,
verandert de helling van de budgetlijn niet, maar verschuift de budgetlijn
evenwijdig.
Zie boek voor voorbeelden
Hoofdstuk 2
Paragraaf 1
Mensen gebruiken hun eigen middelen om zijn behoeften zo goed mogelijk
te bevredigen. Mensen gaan ruilen als beide partijen er baat bij hebben.
Dan ontstaat er wederzijds voordeel. Er zijn 2 middelen betrokken bij
een ruil namelijk: de middelen die worden geruild. De partij die een middel
aanbiedt, is voor dat middel de aanbieder; de andere partij is de vrager.
Voor het andere middel zijn de rollen omgedraaid. Bij een ruil van 2
middelen is iedere partij zowel vrager als aanbieder.
Een autarkie is een economie. Dus dan zo iedereen alleen gebruik maken
van de middelen die hij al heeft, inclusief eigen kennis en vaardigheden.
Dit komt nauwelijks voor, want er valt altijd wel iets te ruilen waarbij
wederzijds voordeel ontstaat. Een land die geheel zelfvoorzienend is, is
hierdoor minder welvarend.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fleur50. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.