Sociale determinant: Een factor die de gezondheid in positieve of in negatieve zin beïnvloedt. Een sociale
determinant verwijst naar de mate en de kwaliteit van sociale steun in het gezin, de buurt en de (sub)cultuur.
Etiologie: De oorzaak van een ziekte
Hippocrates schreef ziekte toe aan een verstoord evenwicht tussen 4 circulerende lichaamsvloeistoffen, de
zogenoemde humores:
- Gele gal (zomer: warm-droog) -> overmaat: cholerisch of boosaardig temperament
- Slijm (winter: koud-nat) -> overmaat: kalm of flegmatisch temperament
- Bloed (voorjaar: nat-warm) -> overmaat: optimistische of sanguine persoonlijkheid
- Zwarte gal (herfst: koud-droog) -> overmaat: droefenis
Galenus: “Er is een lichamelijke of pathologische basis voor alle ziekten (lichamelijk en geestelijk)”
- Geloofde dat de 4 lichamelijke humores ten grondslag lagen aan de 4 temperamenten en dat deze
temperamenten bijdroegen aan het krijgen van specifieke ziekten (zwarte gal -> borstkanker)
Theorie: Een algemene aanname over een aspect van de wereld waarin we leven of over de mensen in die
wereld die al dan niet door bewijs wordt ondersteund.
Tijdens de middeleeuwen werd ziekte gezien als een straf van God voor vergrijpen of als het gevolg van kwade
geesten die de ziel binnendrongen -> priesters hadden het vermogen om de gezondheid te herstellen door
demonen uit te drijven.
Dualisme: Het idee dat lichaam en geest afzonderlijke eenheden zijn (vergelijk met Descartes)
- Geest -> niet-materieel -> theologen
- Lichaam -> materieel -> artsen
Mechanistische benadering: Een benadering die het gedrag reduceert tot het niveau van het orgaan of de
lichamelijke functie. Geassocieerd met het biomedisch ziektemodel (dualisten)
Biomedisch ziektemodel: De opvatting dat ziekten en symptomen een achterliggende fysiologische verklaring
hebben en dat daarmee ook genezing mechanistisch en rechtlijnig werkt.
- Gezondheid wordt volgens dit model gedefinieerd als de afwezigheid van ziekte
- Ook wel diagnose-receptmodel genoemd
Biopsychosociaal ziektemodel: Het standpunt dat ziekten en symptomen door een combinatie van
lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen worden verklaard.
- Kritiek:
1 het is onduidelijk hoe zwaar de verschillende aspecten in algemene zin kunnen worden gewogen
2 een aanpak volgens het meerdimensionale belastings-belastbaarheidsmodel kost veel tijd
Mortaliteit (overlijden): Meestal uitgedrukt in de vorm van sterftecijfers, ofwel het aantal sterfgevallen in een
gegeven populatie en/of in een gegeven jaar toegeschreven aan een bepaalde aandoening (bijvoorbeeld het
aantal sterfgevallen als gevolg van kanker onder vrouwen in 2000).
Invaliditeit (WHO): Een beperking of onvermogen om als een “normaal mens” te functioneren.
,Machteld Huber (2012): Positieve gezondheid
Gezondheid: Het vermogen van mensen om met de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven
om te gaan en zo veel mogelijk eigen regie te voeren.
De 6 dimensies van gezondheid in het concept Positieve Gezondheid van Machteld Huber:
1. Lichaamsfuncties
2. Mentaal welbevinden
3. Zingeving
4. Kwaliteit van leven
5. Meedoen
6. Dagelijks functioneren
Sociale representatie van gezondheid (Barbara Bauman, 1961): Datgene wat bepaalde groepen mensen onder
gezondheid verstaan.
1. Gezondheid betekent ‘een overwegend gevoel van welzijn’
2. Gezondheid heeft te maken met ‘de afwezigheid van symptomen van ziekten’
3. Gezondheid is zichtbaar in ‘de handelingen waartoe een lichamelijk gezond persoon in staat is’
Gezondheidsgedrag (Benyamini): Gedrag, ongeacht de gezondheidstoestand waarin men zich bevindt, dat is
bedoeld om de gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden, bijvoorbeeld het eten van
gezonde voeding.
Verschillende opvattingen van gezondheid (Blaxter):
- Gezondheid als niet ziek
- Gezondheid als bezit
- Gezondheid als gedrag
- Gezondheid als lichamelijke fitheid en vitaliteit
- Gezondheid als psychosociaal welzijn
- Gezondheid als functie
Holistische benadering: Bij een holistische benadering kijkt men niet alleen naar het zuiver lichamelijk of
waarneembare, maar naar het hele wezen (de geest, het lichaam en de ziel worden geïntegreerd).
Collectivistische benadering: Een culturele filosofie die de nadruk legt op het individu als deel van een groter
geheel en op handelingen die meer door collectieve dan door individuele behoeften en wensen worden
gemotiveerd.
Individualistische benadering: Een culturele filosofie die de verantwoordelijkheid in handen legt van het
individu; het zijn de individuele behoeften en wensen (en niet die van de groep) die het gedrag motiveren.
Ziekteattributie: Toekenning van de oorzaak van een ziekte. Bij zogeheten externe ziekteattributies legt men de
oorzaak van de ziekte buiten de persoon, door die toe te schrijven aan het lot, verkeerde informatie of aan een
losliggende traploper. Bij interne ziekteattributies zoekt men de oorzaak bij zichzelf. In analogie met de
genoemde externe ziekteattributies: ‘Ik heb onvoldoende weerstand opgebouwd’, ‘Ik heb me iets op de mouw
laten spelden’, ‘Ik heb de traploper niet goed vastgemaakt’.
Kwalitatieve methoden: Kwalitatieve methoden maken gebruik van beschrijvingen (kwalificaties) van de
ervaringen, aannamen en gedragingen van een bepaalde groep mensen.
Kwantitatieve methoden: Kwantitatieve methoden gaan uit van berekeningen (kwantificaties) van de
frequentie of de hoeveelheid ervaringen, aannamen en gedragingen van een grote, representatieve groep
mensen.
, Gezondheid volgens kinderen jonger dan 7 jaar (Bibace en Walsh, 1980)
- Onbegrip
- Fenomenalisme
- Aangestoken worden
Gezondheid volgens kinderen rond het achtste tot elfde levensjaar (Bibace en Walsh, 1980)
- Besmetting
- Internalisatie
Gezondheid volgens pubers (Bibace en Walsh, 1980)
- Fysiologisch
- Psychofysiologisch
Epidemiologie: Het bestuderen van ziektepatronen in verschillende populaties en de relatie met andere
factoren, zoals leefwijze. Belangrijke begrippen zijn onder meer: mortaliteit, morbiliteit, prevalentie, incidentie,
absoluut risico en relatief risico. Vragen die in epidemiologisch onderzoek gesteld worden, zijn bijvoorbeeld
‘Wie krijgt deze ziekte?’, ‘Hoe vaak komt deze ziekte voor?’.
Incidentie: Het aantal nieuwe gevallen van een ziekte gedurende een specifieke tijdsinterval.
Prevalentie: Het aantal vastgestelde gevallen van een ziekte in een populatie op een bepaald moment.
Zelfconcept: De bewuste gedachten en aannamen over jezelf die je het gevoel geven dat je anders bent dan
anderen en dat je als afzonderlijk persoon bestaat.
Empirisme: Het elementaire principe dat we de wereld via zintuiglijke waarneming kunnen leren kennen.
Inferentie: Redenering waarbij een conclusie wordt afgeleid uit een of meer premissen. Bijvoorbeeld: ‘Het
regent, dus zijn de straten nat’.
Gezondheidspsychologie (Matarazzo): Het aggregaat van de specifieke onderwijskundige, wetenschappelijke
en professionele bijdrage van het vakgebied psychologie aan de bevordering en het behoud van de gezondheid,
de voorlichting over en de behandeling van ziekten en de daaraan gerelateerde disfunctie.
HOOFDSTUK 2
Sociaaleconomische status: Sociaaleconomische status (SES) zegt iets over de sociale klasse van een individu.
SES heeft een status en een klassencomponent. De statuscomponent verwijst naar iemands aanzien en leefstijl,
de klassencomponent naar diens (materiële) hulpbronnen. De sociaaleconomische status valt te meten met
behulp van verschillende indicatoren, waaronder inkomen, soort baan of opleiding. Een hogere status
impliceert vaak ook een hoger salaris.
Gezondheidsverschillen: Een term die de verschillen in gezondheid en levensverwachting tussen verschillende
groepen aanduidt.
Hiv (human immunodeficiency virus): Hiv is een virus dat aids (acquired immunodeficiency syndrome)
veroorzaakt.
Sociale causaliteitsmodel: Een lage sociaaleconomische status ‘veroorzaakt’ gezondheidsproblemen.
Model van de social drift (het overgaan naar een andere sociale groep): Gezondheidsproblemen ‘veroorzaken’
een lage sociaaleconomische status.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samaraperdijk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.53. You're not tied to anything after your purchase.