1. Normatieve problemen: enkele schijnbare oplossingen
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
0. Inleiding
● Filosofie heeft verschillende deeldisciplines
○ Moraalfilosofie of ethiek: goede daad
○ Politieke filosofie: goede samenleving
○ Rechtsfilosofie (recht): goede wetten
Normatieve problemen:
● = problemen die gaan over de vraag of een bepaalde handeling, regel, toestand, maatregel toegelaten (mogen),
verplicht (moeten), verboden (niet mogen) moet worden
○ vb. Mag je toelaten om mensen te klonen?
○ vb. Mag je een jongen van 15 jaar naar het klooster laten gaan?
● Onderscheid
○ Gerelateerde normatieve problemen
■ = Sociale rollen en natuurlijke determinanten (afstand, plaats, tijd, toeval, aantal, talenten,
middelen, hulpbronnen) zijn bepalend voor de oplssoing van het probleem
■ Voorbeelden:
● ‘Mag een politicus de verkeerswet overtreden?’
● ‘Mag een arts in sommige gevallen zijn beroepsgeheim doorbreken?’
○ Ongerelateerde normatieve problemen
■ = Sociale rollen en natuurlijke determinanten zijn irrelevant. Het probleem heeft betrekking op
alle mensen, ongeacht hun sociale rol of natuurlijke determinanten.
■ Voorbeelden:
● ‘Mag abortus?’
● ‘Mag je gevangene folteren?’
Opmerkingen
● Normatieve problemen oplossen doe je op een RATIONELE wijze.
● Negatief gesteld: je vermijd beroep op geloof, emotie of feitelijke toestand
Ongeldige argumenten in moraalfilosofische debatten
1. Geloof - wil van god
● = idee dat bepaalde handelingen, toestanden, regels of maatregelen goed of slecht zijn omdat God deze wil of juist
niet wil
● Merwaardig dilemma
○ Griekse filosoof Plato in boek ‘Euthypro’
○ Discussie tss Socrates en EUthypro: E staat op het punt z vader (slavendrijver) aan te klagen wegens
moord, want hij is ervan overtuigd dat zijn actie moreel onverantwoord is volgens God.
■ Socrates: ‘Is het niet eerder zo dat goden gedrag voorschrijven omdat het op zichzelf immoreel
is?’
○ Bespreking:
■ God zijn redenen voor aanduiding (im)morreel zijn onbekend: God heeft willekeurig karakter
○ God zegt: stelen is slecht → reden: geen slechts omwille vd wil v God dat het slecht is
→ stelen in opzichzelf noch goed noch kwaad
● God zijn redenen voor aanduiding (im)moreel zijn bekend: God heeft geen willekeurig karakter
○ God zegt: stelen is slecht → Reden: God begrijpt immoreel karakter van stelen → God
wil is overbodig, men weet zelf wat moreel of immoreel is → men kan zelf ons gedrag
laten leidne dr redenen die onafhankelijk zijn vr de wil van God
1
,2. Emoties - Instincten - Intuïties
● → Zowel negatieve emoties (schuld, schaamte, walging, verontwaardiging) als poititieve emoties (warmte,
medeleven, liefde) kleuren onze normatieve opinie
● Emoties zijn zeer sterk, hebben hun beperkingen en moeten ergens tegengehouden worden, want:
○ Morele gevolens (wraak, morele walging) kunnen uitmondne in onbeheersbare toestanden
■ vb. homofobie, lijfstraffen
○ Grenzen van morele intuïties: emoties geven geen of onduidelijk antwoord (vooral bij nieuwe probleme)
■ vb. Industrialisatie → wie is verantwoordlijk vr arbeidsongevallen? voorzichtige arbeider of
superviserend eondernemer?
○ Democratie vraag rechtvaardiging:
■ autoriteiten moeten beslsising veranwtoorden (motiveringsplicht)
■ motivering vereist rationele aanpak (gevoelen moge niet meespelen)
3. Feitelijke toestand
● Normatieve oplossingen horen gebaseerd te zijn op onze beste kennis (liefst wetenschappelijk onderbouwd)
● Normatieve oplossingen mogen zich niet bezondigen aan de ‘naturalistische drogreden’
○ = men leid ‘moeten, ‘nietmogen’, of ‘mogen’ af uit iets wat is
■ Je trekt uit feiten normatieve lessen
○ MAAR: het is niet omdat iets altijd zo was, in de wet staat, dr natuurlijke evolutie ontstaat dat het zo hoort
te zijn
■ Juridsich kader: Niet omdat er een wet van is dat het ook moreel is
● Men mag de vraag ‘wat wenselijk is?’ niet vervangen dr de vraag ‘wat vindt de wet
hiervan?’
○ Vb. Het is niet omdat iemand scehtziend is dat hij dit ook zijn hele leven moet zijn.
2
, 2. Normatieve problemen: de rationele benadering: beredeneerde oplossingen
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1. Jeremy Bentham: de morele clausule
De morele clausule
● Standpunten:
○ Handelingen zijn goed als ze het geluk van de individuele mens bevorderen
■ Veralgemenen: Een handeling is wenselijk als zij h. meeste bijdraagt tot h geluk van alle individ.
burgers
○ Stelregel: “the greatest happiness for the greatest number”
○ Utilitarisme: stroming die de morele waarde van een handeling afmeet aan de bijdrage die deze handeling
levert aan het algemeen nut, waarbij onder algemeen nut het welzijn en geluk van alle mensen wordt
verstaan
● Dit beginsel is zowel: hedonitisch, consequentialitisch als nominalitisch
○ Hedonmisme
■ = de leer binnen de ethiek die stelt dat genot, nut (in algemene zin) het hoogste goed is.
● Nutsbalans: hoeveelheid genot iemand heeft
■ Probleem: Nutsbalens is moeilijk becijfersbaar: veel factoren spelen mee (voorkeur aan
onmiddelijke lustbevreding of lange termijn, lustbevreding is niet vr iedereen hetzelfde etc…)
○ Consequentuentistisch
■ = je moet alleen kijken naar de gevolgen van een daad, niet de achterliggende bedoelingen of
intenties (resultaat!)
● vb. men verkiest een farmaceutisch bedrijf dat mensen geneest dan een moeder
teresa die voorbehoedsmiddelen afkeurt
● Casus: de dwerg Manuel Wackenheim liet zich dwerggooien. In Frankrijk zeiden ze
toen dat dit verboden was omdat het in strijd was met de menswaardigheid. Volgens
Wackenheim was het de ultieme nutsbalans, alle deelnemende partijen beleefden
er plezier aan
■ Probleem: botst met diepe intuïties, instrijd met moreel gevoel
● vb. Tramdilemma (of trolley dilemma)
○ Onpersoonlijk dilemma: splitsing
■ → minder slachtoffers beter: men halat d ehendel over
○ Persoonlijk dilemma: brug
■ → men moet het zelf doen: volet verkeerd aan → men doet het
niet
● vb. Vervangbaarheidsargument
○ Stelregel: wanneer het totale geluk bij vrevanging van een gedood dier door
een nieuw levend dier niet vermindert, die vervanging moreel aanvaardbaar
is.
■ Voorwaarde 1: Gedode dier mag niet lijden en zich nt bewust zijn
van zijn nabije dood + vervanging mag geen leed berokkene aan
menselijke of dierlijke betrokkene
■ Voorwaarde 2: het dier moet eenzelfde pijnloze, florend bestaan
hebben
■ → Als deze zijn vervuld aanvaarden sommige utilitaristen het
doden van ‘gelukkige’ dieren vr consumptie
○ Renpaard: men is niet tegen de slachting van het renpaard want het
renpaard wordt vervangen door een nieuw paard (nieuw genot)
○ Nominalistisch
■ = er bestaat enkel individuele nutsblaans (enkel aandacht voor het individu)
● De rekenkundige som van de nutsbalansen vd betrokkenen bepaalt het normatieve
karakter vd handeling (totaalsom = positief → goed, totaalsom = neg → slecht)
■ Probleem: moral monstrosity → handelingen die botsen met onze fundamentele intuïties (=
goedkeuren van moraal onaanvaardbare problemen
● vb. verkrachting van japanse vrouwen door militairen
groot aantal militairen → veel genot→ (militairen > vrouwen)
→ indiv. die genot ervaren > individ. die leed ervaren → men zou het goed rekenen
3
, 2. Immanuel Kant: de morele plicht
De morele plicht
● Intentiemoraal
○ = Het goede zit in morele plicht (intentie) die iemand voelt om regel te volgen (intentie telt, niet de
gevolgen)
○ Gevolgen versus intenties
■ Ongeval: je had niet de intentie iemand de doden maar door een vergissing is dit wel het geval
■ Mislukte poging: je hebt de iintentie om iemand te doden, maar vergist je en het mislukt
● Moreel is de mislukte poging het ergste ookal zijn de gevolgen van het ongeval erger
■ Probleem: gevolgen kunnen ook heel belangrijk zjn
● Illustratie: man vliegt met een vliegtuig af op gebouw
○ Kant: 500 mensen dood maar bekijk man niet als middel
○ gevolgen vliegtuig neerhalen: 1 mens dood: men gebruikt d emens alls
middel om bevolking te redden
● Intrinsiek goed en slecht
○ = Hij geloof dat sommige dingen intrinsiek goed en slecht zijn
■ Niet op basis van de gevolgen maar puur de aard vd handeling
■ Iets kan goede gevolgen hebben, maar intrisiek slecht zijn of omgekeerd
■ Eenmaal je keuze krijgt (vrije wil): dan kan bepaald gedrag moreel onacceptabel worden en
kunnen we pas spreken van intrinsiek goed of slecht
● “Ought implies can”: we moeten allemaal ons best doen om betere mensen te worden
○ vb. kinderseksbots w verkocht aan mensen met pedoneigingen
● Gevolgen: geen echte kinderslachtoffers meer → Banthem steunt deze opinie
● Kant: je hebt bepaalde handelingen en expressies die intrinsiek gewon verkeerd zijn,
ook al zijn gevolgen positief: het is een onwaardige daad om met kindpoppen seks te
hebben
○ Probleem: zonder vrije wil geen moraal
■ Casus: ‘Is pedofilie intrinsiek slecht?’ Je kan je hier niet goed onder voelen, maar ze zijn
daarmee geboren en hebben hier dus geen vrije wil in. Je kan dus niet zeggen dat dit intrinsiek
slecht is. MAAR wat nu als je de keuze hebt om een pilletje te nemen, zonder gevolgen,
waardoor je niet langer een pedofiel bent. Als je dan beslist om dit pilletje niet te nemen, is dit
moreel verkeerd en dus intrinsiek verkeerd. Eenmaal je de keuze krijgt en dus een vrije wil krijgt,
kan je gaan zeggen dat iets moreel onacceptabel is.
● Radicale plichtenmoraal
○ = universele geldende algmenen plichten → zaken die iedereen moet accepteren = categrische
imperatieven
■ Dentologie: men gaat uit van absolute gedragsregels (plichtenleer)
■ Categorische imperatieven:
● “Handel steeds zo op een wijze waarvan je zou willen dat iedereen zou handelen”
○ Als je voor jezelf een plicht hebt bedacht, opgelegd voor jezelf dan moet je
dat kunnen veralgemenen.
○ Hij stelt dat je moet handelen volgens een regel waarvan je mag aannemen
dat elk mens met een rationele wil die aanvaard en ernaar leeft
● “Handel steeds zo dat je je medemens nooit louter als middle maar ook altijd als doel
beschouwt”
○ Je medemensen mag je niet reduceren tot een middel, maar beschouwen
als doel
○ vb: Man in vliegtuig wilde aanslag plegen→ men wilde de hem neerhalen
○ Probleem: Zijn er wel universele beginselen/plichten?
■ Illustratie: de fluit van Amartya Sen
● Situatie: In een wereld waarin schaarste heerst, is er altijd een tekort aan zaken
waarvan iedereen er altijd een wil. In dit verhaal is dat een fluit. Er zijn 3 jongeren die
graag de fluit willen, delen of doorgeven kan niet. Naar wie moet de fluit gaan?
○ Anne: muzikaal talent
○ Bob: Enige speelgoed
○ Carla: Zij maakte de fluit
● Conclusie:
○ er zijn verschillende visies / ideologiën → voor elke keuze zijn er
argumenten
○ Er is niet 1 theorie van rechtvaardigheid, maar er zijn er verschillende
○ Sen zegt tegen Rawls en Kant ‘Vergeet dat er iets bestaat als absolute
beginselen’ alleen in het recht kunnen we spreken over absolute juridische
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jokeversteen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.48. You're not tied to anything after your purchase.