Arm en rijk
1. Zorg dat je goed weet wat er met de schaalniveaus wordt bedoeld (lokaal, regionaal,
nationaal, internationaal, mondiaal/globaal, fluviaal) en zorg dat je deze
schaalniveaus kunt toepassen
● Lokaal → straat , wijk , gemeente , stad Rotterdam
● Regionaal →regio , provincie Zuid-Holland
● Nationaal → het land Nederland
● Continentaal →continenten Europa
● Internationaal →de hele wereld De aarde
● Fluviaal →rivieren , stroomgebied De Rijn
2. Zorg dat je goed weet welke dimensies er zijn en wat ze betekenen
1. Politieke dimensie ● Invloed van overheid
● Verdeling van macht in gebied
● Sprake van corruptie?
2. Economische dimensie ● Inkomens van inwoners
● Werkgelegenheid
● BBP
● Betalingsbalans
3. Sociaal-culturele dimensie ● Taal
● Religie
● Kunst en gewoontes
● Geschiedenis
● Analfabeten
5. Demografische dimensie ● Levensverwachting
● Sterfte -en geboortecijfer
● Migratie en emigratie
● Huwelijken en scheidingen
Verschillende sectoren kunnen weten
Primaire sector Sector waar de producten ● Landbouw
rechtstreeks uit de natuur ● Mijnbouw
worden gehaald ● Visserij
Secundaire sector Sector waar de producten ● Industrie
uit de natuur worden ● Nijverheid
bewerkt ● Bedrijven
Tertiaire sector Alle dienstverlenende ● Winkels
activiteiten ● Transport
, ● Onderwijs
3. Wat kun je zeggen over de ontwikkeling van een land als je kijkt naar de volgende
indicatoren:
a. economische indicatoren: BBP/BRP (gemiddeld), inkomen (per capita)
koopkracht (samenstelling van), beroepsbevolking
BBP : Het Bruto Binnenlands Product, hier gaat het om de productie van alle staatsburgers
alleen in het Binnenland.
Het BBP is een gemiddelde.
● Economische ongelijkheid : Dat betekent dat wanneer in een land een klein groepje
veel geld verdiend en een grote groep erg arm is. Dan lijkt het gemiddeld nog wel
normaal , terwijl er meer mensen in de armoede leven.
● Regionale ongelijkheid : Vaak ligt het inkomen in arme landen hoger in de stad dan
op het platteland.
Nadelen van bbp, in arme landen krijgen de meeste mensen hun inkomen van de informele
sector , ruilhandel of zelfvoorziening en dezes worden niet meegerekend met het bbp. De
bbp is ook in dollars dus de wisselkoers is vaak afwijkend en kan dus een verkeerd beeld
geven dan de werkelijke waarde.
Koopkracht : het aantal goederen dat je kunt kopen met je geld. Omdat de prijzen lager
liggen in ontwikkelingslanden kun je meer kopen met 1 dollar dan in centrum landen.
Samenstelling van beroepsbevolking (ontwikkeling , industrie en landbouw)
Arme landen Boeren zijn Verkoop bij
zelfvoorzienend overschot op de
markt
Ontwikkelingslanden Weinig industrie
Rijke landen Boeren produceren
veel handel
b. Demografische indicatoren: bevolkingsspreiding en dichtheid bevolkingsgroei
(fase in de demografische transitie), leeftijdsopbouw, verstedelijking
☍ Bevolkingsdichtheid is het aantal mensen dat op 1 vierkante km woont
☍ Bevolkingsspreiding, hiermee zie je hoe de bevolkings is verdeeld over land. De meeste
mensen wonen op plekken met een hoge bevolkingsdichtheid (bijvoorbeeld aan de kust). In
ontwikkelingslanden wonen bijvoorbeeld steeds meer mensen in de stad dan op het
platteland.
☍ Bevolkingsgroei is vaak hoog in ontwikkelingslanden , doordat het geboortecijfer hoger
ligt dan het sterftecijfer. Terwijl in rijke landen ligt het geboortecijfer lager dan het sterftecijfer.
☍ Leeftijdsopbouw geeft aan hoe de bevolking is verdeeld in leeftijd en geslacht , en is vaak
weergeven in diagrammen : Piramide , Granaat en Urnvorm.
- Piramide : ontwikkelingslanden waar mensen weinig doen aan family planning
- Granaat : Westerse landen met laag geboortecijfer , bevolkingsgroepen zijn even
groot
, - Urn : Geboortecijfer neemt af en meer vergrijzing. Vaak ook sterfteoverschot.
c. Sociaal-culturele indicatoren: analfabetisme, taal, godsdienst
☍ Analfabetisme zijn mensen die niet kunnen lezen of schrijven. Als dit hoog is in een land
dan zijn er weinig geschoolde inwoners en kunnen ze geen gebruik maken van boeken om
hun kennis op te bouwen.
☍ In India is er een sociale ongelijkheid , de inwoners worden gediscrimineerd op hun
huidskleur bijvoorbeeld of taal. Dit heeft nadelen voor het betreden van de arbeidsmarkt
4. Wat zijn centrum, semi-periferie en periferie in de wereld en hoe veranderen de
verhoudingen hierin in de wereld?
Centrum Rijke landen Westerse Landen (Engeland
Hoogopgeleide personen , Duitsland ) Verenigde
Hoogwaardige producten Staten
Semi-periferie Land in ontwikkeling Zuid-Amerikaanse( Brazilie )
Middeninkomens India
Periferie Arm land Afrikaanse landen (Kenia,
Leveren grondstoffen en zijn Angola)
afhankelijk van centrum
landen
5. Je moet het demografisch transitiemodel kennen en kunnen toepassen op landen
Geboortecijfer Sterftecijfer Bevolkingsgroei
Fase 1 Hoog, want kinderen Hoog , door ziekten Weinig groei
nodig voor werk , slechte hygiëne en ondanks
(helpen aan honger. geboortecijfers want
gezinsinkomen) veel gaan kinderen
en gaan snel dood gaan jong dood.
dus beter meer
hebben
Fase 2 Hoog Daalt , vanwege Bevolkingsgroei is
betere hygiëne en explosief
riolering
Fase 3 Wordt lager , Daalt minder snel Groeit minder snel
vanwege betere dan eerst
zorg en meer
voedsel ook minder
kids nodig
Fase 4 Laag, want vrouwen Laag , betere Bevolking groeit
gaan studeren en voedselvoorziening weinig net als fase 1
later pas trouwen
ook is er een goede
gezondheid
Fase 5 Erg laag Sterfteoverschot : Langzame afname
, Laag maar hoger
dan geboorten
vanwege betere
levensverwachting
dus meer vergrijzing
6. Hoe komt het dat culturen zich steeds meer verspreiden over de wereld?
Door de migratiestromen kom je steeds in aanraking met andere culturen. Wanneer deze
cultuurelementen verspreiden noem je dat diffusie. Door contacten te leggen tussen
reizigers en handelaren. Bijv Islam , via Jemen naar het Zuid-oosten verspreid doordat
zeevaarders van Arabische landen de boodschap meenemen en dat werd aangetrokken
door de kustbewoners. Ze namen het geloof over en ook enkele cultuurelementen. Zo zijn er
duizenden moslims nu in indonesië.
7. Wat is de triade en de global shift en hoe verandert de rol van China in de wereld?
Triade : 3 mondiaal sterkste gebieden ?
1. Europa 2. Noord-Amerika
3. Oost-Azië
Global shift : verplaatsing van handel en macht in de wereld , het zwaartepunt is verplaatst
naar Azië omdat er steeds meer handel plaatsvindt.
Door de ontwikkeling van periferie naar semiperiferie (China) worden er meer geproduceerd.
China doet ook steeds meer investeringen in het buitenland en wordt eigenlijk de fabriek van
de wereld. Ook vanwege de lage lonen wordt er meer geproduceerd en China was al heel
lang gesloten en opende zijn grenzen pas vanaf de jaren 70 hierdoor veranderde ook de rol
van China in de wereld.
8. Van waar naar waar verhuizen mensen in de wereld? En wat is de rol van push- en
pullfactoren in migratie?
Push factoren zijn de redenen om te vertrekken uit een gebied of land. Door bijv:
natuurrampen, klimaatverandering , oorlog of opzoek naar werk.
Pull factoren zijn de redenen om naar een land of gebied te gaan , je wordt aangetrokken.
Door bijv : werkgelegenheid, hereniging met familie, politieke rust en vrijheid.
4 migratiestromen
1. Van Zuid naar Zuid (Afrika)
Migratie tussen ontwikkelingslanden vaak om economische
redenen dus omdat er werkgelegenheid is in een ander
land.
2. Van Zuid naar Noord (Afrika/Zuid-Amerika naar Europa of
westen )
Meeste migranten gaan niet naar rijke landen maar gewoon
betere dan waar ze vandaan kwamen .
1 deel arbeidsmigranten en andere deel vluchtelingen
3. Van Noord naar Zuid ( Oosten / Rusland naar
Midden-oosten / Azië / Zuid-Amerika)
Vaak om economische redenen , dus onvoldoende werk in Portugal dus gaan
migranten naar Brazilië.
4. Van Noord naar Noord (Europa)
Migreren om te verhuizen naar een andere regio.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Riih. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.76. You're not tied to anything after your purchase.