100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
College aantekeningen Algemene Fysiologie $5.95   Add to cart

Class notes

College aantekeningen Algemene Fysiologie

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Alle colleges samengevat van algemene fysiologie

Preview 4 out of 51  pages

  • July 5, 2022
  • 51
  • 2021/2022
  • Class notes
  • Hiske van duinen
  • All classes
avatar-seller
Fysiologie – HC1
Fysiologie = logic of life.
Het oppervlak voor gaswisseling is ongeveer 70 m2 🡪 man 70/75 kg. De borstkas is ongeveer
3L groot. Gaswisseling is onderdeel van de ademhaling.

Componenten van de ademhaling:
● Diffusie is de uitwisseling van stof naar vloeistof. Het transport van gassen tussen
longenlucht en het bloed van de longvaten en tussen bloed en lichaamscellen.
● Longen is de anatomische structuur van ademhalen.
● Gaswisseling tussen bloed en weefsel.
● Ventilatie: het transport van gassen de long in en uit.
● Ventilatie/perfusie verhouding: de onderlinge afstemming van de ventilatie en de
doorbloeding van de long. Gastransport door bloed: het transport van O2 en CO2 door
het bloed.
● Cellulaire ademhaling: de oxidatie van voedingsstoffen onder productie van energie
en CO2.
Perfusie is de vloeistof (bloed) die langs je longen loopt. Perfusie wordt aangepast door
inspanning. De doorbloeding wordt beter waardoor de gasuitwisseling beter wordt.

Larynx = adamsappel. Trachea is flink omgeven met kraakbeen, dat kraakbeen is nuttig voor
het openhouden van de luchtweg. De trachea vertakt in twee delen, elk naar een long. Hoe
verder je komt, hoe minder kraakbeen en hoe meer spierweefsel (vezels) er is. Alveoli zijn
alle kleine zakjes waar de lucht naartoe gaat.

Alveoli: terminal bronchiole komt uit in de respiratory bronchioles. Een mens heeft ongeveer
300 miljoen longblaasjes (alveoli). Er lopen veel bloedvaten over de longblaasjes want het
doel is om de zuurstof en koolstofdioxide uit te wisselen met het bloed.
In de trachea is veel kraakbeen. Hoe verder je naar beneden komt (vertakkingen), hoe
minder kraakbeen er bestaat. In de respiratory zone worden de gassen uitgewisseld. Het
hele deel van de conductie zone is dode ruimte, hier wordt niet geventileerd. Er is hier geen
gasuitwisseling.

Inspiratie is actief. Bij inademing worden de bovenste en onderste tussenribspieren gebruikt.
De externe intercostale spieren zorgen ervoor dat de ribben naar elkaar toe trekken,
daarmee wordt ingeademd. Wanneer je het diafragma (middenrif) aanspant, worden de
longen naar beneden getrokken. De zenuwen blijven ritmisch werken om toch onbewust te
blijven ademen.
Expiratie is passief. Bij uitademing is er geen spierkracht nodig. Wel kan je extra expireren
met de interne intercostale spieren en de buikspieren.
De spirometer wordt gebruikt voor het meten van de ademhaling. Wanneer je uitademt,
neemt het volume is de spirometer toe. Het aantal dat toeneemt is het aantal dat uit je
longen komt bij het uitademen. Bij uitademen wordt de borstkas alleen maar losgelaten. Een
normale ademteug, normaal ademhalen, is ongeveer 500 mL. Bij maximale uitademing komt
er ongeveer 1100 mL meer uit. Bij totale uitademing zit er nog steeds 1200 mL lucht in de
long. Dat is het expiratoir reservevolume. Volume zijn enkele metingen. Een optelsom van
verschillende volumes is een capaciteit.

, ● Ademvolume = Vt.
● Inspiratoir reserve volume = IRV.
● Expiratoir reserve volume = ERV.
● Residuaal volume = RV.
De dode ruimte is de plek waar geen gasuitwisseling
plaatsvindt, anatomisch gezien.

Statische longcapaciteiten:
● Functionele residuaal capaciteit: FRC = ERV + RV.
● Inspiratoire capaciteit: IC = Vt + IRV.
● Vitale capaciteit: VC = IC + ERV.
● Totale longcapaciteit: TLC = VC + RV.




Inspiratie krijg je door het diafragma plat te drukken.
Wet van Boyle: P · V = constant.

🡪 Mechanische veranderingen leiden tot drukveranderingen in de long, die op hun beurt
gmleiden tot ventilatie.
Als de druk in je longen lager is dan de atmosferische lucht buiten, vloeit de lucht naar
binnen omdat je longen het gelijk wil hebben.

Problemen overkomen bij ventilatie.
Eigenschappen van long en thoraxwand:
● De retractiekrachten van de long – de long wil eigenlijk kleiner zijn dan dat hij is.
● De retractiekrachten van de thoraxwand – wil eigenlijk groter zijn dan dat hij is.
Ze zitten aan elkaar, hierdoor zijn er altijd krachten (naar binnen en naar buiten).

Bewegende spieren en de stromende lucht:
● Weefselweerstand.
● Luchtwegweerstand.

De thoraxwand wil graag naar de originele positie. Om de long zit een soort ballon, hierin zit
een klein beetje vloeistof 🡪 pleurale vloeistof (25 mL). Hierdoor zit de ‘ballon’ stevig bij de
long (als er lucht bij komt, worden deze twee uit elkaar getrokken 🡪 klaplong).

,Het stuk dat aan de thoraxwand hecht = parietale pleura. Het stuk dat aan de long hecht =
pulmonale pleura. Vloeistof in de (inter)pleurale ruimte. Weefselweerstand is de weerstand
die de long/thorax levert bij de ademhaling.
Luchtwegweerstand = alle moleculen die tegen elkaar aan gaan botsen tijdens het stromen
van lucht.

De druk buiten is ongeveer 760 mmHg = alveolaire druk. De intrapleurale druk = ongeveer -4
mmHg. Door de negatieve druk, is het geen druk maar een trek(zuig) kracht.
Omgevingsdruk = 0.
Transmurale drukken: Pin - Pout. 🡪 Binnendruk – buitendruk. Transmurale druk is de druk over
de wand. De druk in de longen – de druk in de atmosfeer = transrespiratoire druk (= 0).

Als het volume groter wordt, wordt de druk lager. Lucht stroomt altijd van een hoog naar
een lager drukgebied.

De volumeverandering die bij een
bepaalde drukverandering optreedt:
∆ V / ∆ P.

Te bepalen uit de volume-druk
relatie onder statische
omstandigheden, de
rustrekkingscurve of statistische V/P-
curve.

🡪 De helling van de statische V/P 🡪
curve zegt iets over de compliantie.



Op het moment dat je totaal hebt uitgeademd, zit je op je restvolume.




Factoren betrokken bij terugveerkracht long:

, ● Elastine- en collageenvezels.
● Oppervlaktespanning van de alveoli.

Het zeepachtige stofje (surfactant) in de grote alveoli en kleine alveoli zorgt ervoor dat de
oppervlaktespanning minder groot wordt, waardoor beide evenveel gevuld zullen worden
tijdens de luchtstroom.

Fysiologie – HC2
Gevolgen van weerstand: dynamische V-P curve. Als lucht stil staat noemen we dat statisch.
De long zit vast met een trekkracht aan de thoraxwand. Dit komt door de negatieve druk 🡪
trekkracht. Hoe steiler de curve is, hoe meer volume je kan maken. Hoe breder de curve is,
hoe meer kracht er geleverd moet worden om lucht te verplaatsen, er is meer weerstand
waardoor er meer kracht nodig is.
De genetische grootte van de longen kan invloed hebben op duurtrainingen. Voor
krachttraining maakt de grootte van de longen niet uit.

Statische curve: de lijn waaromheen de dynamische curve beweegt. Zegt wat over de
eigenschap van de long maar zegt niks over de luchtwegweerstand van de bewegende
deeltjes. Als de statische curve verandert, verandert de dynamische curve mee. Hoe breder
de curve, hoe groter de weerstand.
80 procent van de vitale capaciteit, kan je in principe in 1 seconde uitademen.

Het ademminuutvolume: VE = f · Vt.
Bij een rustige ademhaling, wordt er ongeveer 6L geventileerd in de longen. Bij een
maximale inspanning kan er 200L (grote longen) geventileerd worden. Dit is wel afhankelijk
van de training van de ademhalingsspieren. Men streeft naar zo min mogelijk
ademhalingsarbeid. In rust adem je gemiddeld 12 tot 15 keer per minuut.

Gaswisseling:
Partiele druk van gas in gasmengsel.
● De druk die het gas in het mengsel uitoefent.
● In een droog gasmengsel 🡪 Pgas = Fgas · P.
● In een mengsel verzadigd met waterdamp 🡪 Pgas = Fgas · (PB – PH2O) = Fgas · (PB – 47).
We hebben ongeveer 21% zuurstof in de lucht.
In de trachea wordt de lucht volledig verzadigd met water. Dit water is nuttig voor de
diffusie.
Buitenlucht naar alveoli:
● In de inademingslucht:
🡪 PlO2 = 0,2093 · (760 – 47) ≈ 150 mmHg.
🡪 PlCO2 ≈ 0 mmHg.
● In de alveolaire lucht:
🡪 PACO2 ≈ 100 mmHg.
🡪 PACO2 ≈ 40 mmHg.

Bij normale ademhaling blijft er ongeveer 2,3 lucht in de longen die niet wordt uitgeademd.
Het bloed haalt hier de zuurstof uit. De alveolaire lucht is de hoeveelheid lucht die in de

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sanne.381. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79223 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.95
  • (0)
  Add to cart