Uitgebreide en gestructureerde samenvatting van de theorie uit Nectar Biologie Leerboek 4vwo.
De samenvatting is goed opgebouwd, bevat duidelijke kopjes en daarnaast voldoende afbeeldingen ter ondersteuning. Ook zijn begrippenlijsten toegevoegd.
Summary chapter 6 species and populations - Nectar biology 4 vwo
All for this textbook (1)
Written for
Secondary school
VWO / Gymnasium
Biologie
4
All documents for this subject (5517)
Seller
Follow
brittdroste
Content preview
Samenvatting Biologie Hoofstuk 2
Paragraaf 1
Moleculen: de kleinste deeltjes van een stof met nog alle
eigenschappen van die stof
Cellen: de basiseenheden van je lichaam
Organisme: levend wezen
Organisatieniveaus Niveau waarop het leven kan worden bestudeerd, van heel laag niveau
(molecuul of cel) tot heel hoog (biosfeer of ecosysteem).
Er is een duidelijke samenhang tussen de onderdelen, waarbij elk
niveau voortbouwt op de onderliggende niveaus
- Molecuul Een structuur die bestaat uit meerdere atomen en met alle
eigenschappen van die bepaalde stof
- Organel Een onderdeel van de cel met een bepaalde taak.
- Cel De functionele basiseenheid van elk organisme. Een cel bevat
cytoplasma, erfelijk materiaal en is omringd door een membraan.
- Weefsel Een groep cellen met dezelfde bouw en functie.
- Orgaan Verschillende weefsels die samenwerken aan een bepaalde taak.
- Orgaanstelsel Diverse organen die samen een bepaalde taak hebben.
- Organisme Een levend wezen, zoals jij, een hond en de zonnebloem in de tuin.
- Populatie Een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied. Alle
organismen met vergelijkbare eigenschappen die zich onderling kunnen
voortplanten en vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen, horen tot
dezelfde soort.
- Levensgemeenschap Alle organismen (die onderlinge relaties hebben) in een bepaald gebied.
- Ecosysteem Een begrensd gebied waarin organismen met elkaar en met de
levenloze natuur relaties hebben.
- Systeem Aarde Een systeem gevormd door alle fysische, chemische en biologische
processen op aarde en hun onderlinge interacties.
Emergente eigenschap Een nieuwe eigenschap, zichtbaar op een hoger niveau, die door de
interactie van delen van een organisatieniveau is ontstaan.
Levenskenmerken Alle kenmerken, eigenschappen en processen die typisch zijn voor het
leven, zoals we dat op aarde kennen. Alle cellen en organismen hebben
deze levenskenmerken.
Levenskenmerken:
- Opgebouwd uit één of meer cellen
- Kan groeien
- Voortplanting
- Stofwisseling (opnemen, omzetten en afgeven van stoffen)
- Waarnemen van en reageren op veranderingen in de omgeving.
- Organisatie van erfelijk materiaal
,Leven met diabetes
Diabetes type 1: cellen in alvleesklier beschadigd. Deze cellen bevinden zich in kleine groepjes bij elkaar en
worden de eilandjes van Langerhans genoemd. Problemen ontstaan op celniveau, maar veroorzaken
allerlei klachten:
- Te hoog glucosegehalte in het bloed ‘hyper’ veel plassen, dorst en vermoeidheid.
- Een te laag glucosegehalte ‘hypo’ zweten, trillen, duizeligheid en honger.
Vaak helpt het eten van wat suiker tegen de
klachten van een hypo. Bij een hyper is dit
ingewikkelder.
Insuline spuiten kan ook helpen, maar dit lost het
probleem niet op.
Een echte oplossing transplantatie
alvleesklier of alleen de eilandjes van
Langerhans. Maar hiervoor moet je wel medicijnen tegen afstoting gebruiken.
Andere mogelijke geneeswijze gebruik van stamcellen deze hebben het vermogen zich te
blijven delen en kunnen differentiëren in gespecialiseerde celtypen. Uit de dochtercellen kunnen
artsen weefsels maken, zoals eilandjes van Langerhans of zenuwweefsel. Door stamcellen te
isoleren uit de patiënt zelf, bijv. uit beenmerg, is het gevaar op afstoting heel erg klein.
Actieve cellen in weefsels
In het beginstadium van een bevruchte eicel lijken alle cellen sterk op elkaar:
stamcellen. In een volgend ontwikkelingsstadium van het embryo ontstaan cellen
die verschillen in grootte, vorm en functie. Dit heeft celdifferentiatie.
Deze gedifferentieerde cellen, zijn verschillend want ze maken allemaal andere
verschillende eiwitten. Eiwitten organische stoffen, opgebouwd uit aminozuren.
- Eilandjes van Langerhans insuline,
- spiercellen spiereiwitten (samentrekken),
- huidcellen keratine (stevigheid). Hiervoor is energie nodig. Hoe groter de inhoud, hoe groter hun
- energiebehoefte Zuurstof & brandstof (glucose).
Het celmembraan is het oppervlak waar deze stoffen de cel binnen kunnen komen. De grootte van dat
oppervlak bepaald hoeveel glucose en zuurstof de cel tegelijk kan opnemen en heeft daarmee invloed op
de snelheid van de energieproductie.
De verhouding oppervlak/inhoud beperkt de maximale grootte die cellen kunnen hebben. Kleine cellen
hebben relatief gezien een groot oppervlak en een klein volume. Zij kunnen snel voldoende stoffen uit hun
omgeving opnemen of eraan afstaan. Bij cellen met een groter volume is er een ‘tekort aan oppervlak’ om
dat snel genoeg te kunnen. Oppervlak groeit minder snel dan de inhoud.
Heel dicht op elkaar gepakte cellen hebben ook een ‘oppervlakprobleem’. Om de cellen in de weefsels is
veel ruimte, die gevuld is met weefselvloeistof. Glucose en andere stoffen komen vanuit de bloedbaan in
de weefselvloeistof en passeren de cellen. Die weefselvloeistof is de omgeving van de cellen, waaruit ze de
zuurstof en voedingsstoffen opnemen en waaraan ze koolstofdioxide en afvalstoffen afgeven.
Darmcellen hebben een celmembraan met veel uitsteeksels groot opnameoppervlak.
, Paragraaf 2
Alle cellen zijn omgeven door een celmembraan. Tussen het celmembraan en de kern bevindt zich
cytoplasma. Dit cytoplasma bestaat uit het grondplasma (waterige inhoud van de cel) en organellen.
Menselijke en dierlijke cellen zijn heterotroof. Ze leven van organische stoffen, koolstofverbindingen
afkomstig van andere organismen of de resten daarvan.
Alle cellen maken eiwitten, de bouwstenen voor alle eiwitten zijn 20 aminozuren, afkomstig uit het voedsel
dat je verteert. Hieruit worden lichaamseigen eiwitten gevormd, zoals insuline. Dierlijke cellen kunnen de
volgende organellen en onderdelen bevatten:
- Celkern
Een celkern is omgeven door een kernmembraan met poriën en bevat DNA-moleculen met de
bouwinstructies om eiwitten te maken. Cellen met een celkern (zoals dierlijke cellen) zijn
eukaryoot.
- Ribosoom
Ribosomen bestaan uit eiwitten en rRNA (ribosomaal RNA). Het zijn organellen die aminozuren aan
elkaar koppelen tot eiwitten. Ze liggen los in het grondplasma of zijn gebonden aan het
endoplasmatisch reticulum.
- Endoplasmatisch reticulum (ER)
Het ER is een netwerk van membranen. Van ER zijn twee typen ER: ruw ER (met ribosomen) en glad
ER (zonder ribosomen). Het ruw ER bewerkt en transporteert eiwitten die door de ribosomen
gemaakt zijn. Het glad ER maakt onder andere vetachtige stoffen zoals fosfolipiden en maakt giftige
stoffen onschadelijk (lever).
- Transportblaasje
Kleine blaasjes met een membraan vervoeren eiwitten van het ene organel naar het andere en naar
het celmembraan.
- Golgi-systeem
Het Golgi-systeem bestaat uit platte membraanzakken. Eiwitten en vetachtige stoffen uit het ER
gaan via transportblaasjes naar het Golgi-systeem dat de stoffen bewerkt, sorteert en in
transportblaasjes verpakt.
- Mitochondrium
Mitochondriën bestaan uit een buitenmembraan en een geplooid binnenmembraan. Ze breken
glucose af met behulp van O2. Dat levert energie (ATP) op voor het functioneren van een cel.
- Lysosoom
Lysosomen zijn blaasjes met verteringsenzymen afkomstig van het Golgi-systeem. Deze enzymen
kunnen versleten organellen en opgenomen stoffen binnen de cel afbreken.
- Celskelet
Het celskelet bestaat uit een netwerk van eiwitdraden. Het geeft een cel stevigheid en vorm. Langs
deze draden verplaatsen organellen, bijvoorbeeld het centrosoom en de transportblaasjes, zich
door de cel.
- Centrosoom
Een centrosoom bestaat uit twee loodrecht op elkaar staande buisjes van eiwitten: de centriolen.
Hieraan hechten zich eiwitdraden die nodig zijn voor de splitsing van DNA-moleculen bij een
celdeling. Het centrosoom komt alleen voor bij menselijk en dierlijke cellen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittdroste. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.