Samenvatting Marketing
1.1.1 Een marketeer heeft 4 verschillende taken:
Wensen en behoefte van de klanten opsporen
Doet een doelgroep bepaling
Inspelen op de vraag met de 4 P’s
Inspelen op de vraag met de 3 R’s
1.1.3 De marketingmix bestaat uit 4 marketinginstrumenten:
product: dit zijn de diensten, goederen en ideeën die aan de behoefte en
wensen van de afnemer voldoen. Naast het normale product, gaat het hier
dus ook om kwaliteit, soort merk, garantie en verpakking.
Prijs: hier gaat het om het geld wat voor een product of dienst wordt
gevraagd. Bij het ontwikkelen van een prijsbeleid moet er ook goed gelet
worden op de invloed van concurrenten, de normale kostprijs en of de prijs
de klanten niet zal afschrikt.
Plaats: hierbij gaat het om de manier waarop het bedrijf het product in de
handen van de koper krijgt. Het productiebeleid is heel belangrijk voor het product op het goede
tijdstip te bezorgen aan de klant, hieronder vallen de keuzes naar distributiekanalen, het aantal
verkooppunten en gewenste voorraden.
Promotie (=marketingcommunicatie): hier gaat het om hoe een bedrijf met de markt communiceert
en de verkoop bevorderd. Denk aan social media, sales promotion en direct marketing.
Je kan de 4 P’s ook bekijken vanuit een Consumenten perspectief:
1.3 bartering: dit is de periode waar de oorsprong van de marketing ligt. Dit was de rechtstreekse ruil
van goederen tegen goederen.
,1.3.1 Externe omgeving
Macromarketing: hierbij bekijken we de marketing als een proces wat goed moet functioneren op
economische, demografische, politiek-juridisch, ecologisch, technologisch en sociaal cultureel gebied.
Externe omgevingsfactoren kunnen leiden tot kansen en bedreigingen (SWOT)
Macro omgeving is niet/nauwelijks beïnvloedbaar
De maatschappij waarin het ruilproces plaatsvindt centraal staat.
Demografische factoren: de beschrijving van het volk. Zoals de omvang, de groei en de samenstelling
ervan, urbanisatiegraad, leeftijd, geslacht en opleidingsniveau.
Economische factoren: werkgelegenheid, koopkracht, inflatie. (zerobased budgetting = een methode
die elke afdeling dwingt om alle budgetaanvragen voor bedrijfsactiviteiten volledig te onderbouwen
en te rechtvaardigen)
Sociaal- culturele factoren: normen en waarden, leefgewoontes en gedrag.
Technologische factoren: technologische ontwikkelingen. Het kan leiden tot; nieuwe
productmethodes, verbetering van bestaande producten, nieuwe producten ontwikkelen en betere
dienstverlening.
Ecologische factoren: lucht, water, grond, milieuvervuiling, CO2, greenmarketing (marketing wat niet
schadelijk is voor iets of iemand), milieubeweging.
Politiek- juridisch: wetten, voorschriften.
Mesomarketing: hierbij gaat het om de gezamenlijke uitgevoerde activiteiten rondom een bedrijf.
dit zijn de klanten, toeleveranciers, intermediairs, concurrenten en publieksgroepen.
Meso omgeving is beperkt beïnvloedbaar
Externe omgevingsfactoren kunnen leiden tot kansen en bedreigingen (SWOT)
Dit is gezien vanuit de bedrijfstak, als schakel in de bedrijfskolom.
Bedrijfskolom: dit is een kolom waarbij alle fasen waar een product is geweest, te zien is.
Benchmarketing: het kritisch vergelijken van je eigen bedrijfsprocessen en prestaties op
verschillende gebieden met concurrenten.
1. Klanten: dit zijn de mensen die behoefte hebben in het product. Er zijn 3
verschillende afnemermarkten:
a. Consumentenmarkt: personen, gezinnen of huishoudens die producten of
diensten kopen voor hun eigen gebruik.
b. Zakelijke markt: organisaties die producten kopen om die als intermediair of
wederverkoper, met winst, door te verkopen aan een ander.
c. Institutionele markt: grootgebruikers zoals kantines, scholen en
supermarkten.
2. Toeleveranciers: dit zijn de bedrijven waar de halffabricaten vanaf komen. De
bedrijven kopen bij de toeleveraciers in producten in.
a. Multiple sourcing: het inkopen verspreiden over een aantal leveranciers
waarbij de kosten verlagen en de afhankelijkheid van leveranciers zal
verminderen.
, b. Achterwaartse integratie: hierbij neemt de organisatie het
toeleveringsbedrijf over of koopt zijn eigen grondstoffen in.
3. Intermediairs: dit zijn tussenpersonen bedrijven die -als schakel tussen
producenten en consumenten- bemiddelen of andere diensten verlenen bij
ruiltransacties tussen aanbieders en afnemers. Bijvoorbeeld groothandels,
transportbedrijven en bedrijven die de opslag regelen. Zij voegen tijdens het traject
van aanbieder naar klant meerwaarde toe, gericht op de wensen en behoefte van de
klant. Zij hebben 4 taken:
a. Verschil in hoeveelheid: de grote hoeveelheden producten moeten in kleine
hoeveelheden worden gesorteerd.
b. Verschil in tijd: door producten in koelcellen te plaatsen, kunnen de
producten het hele jaar worden verkocht.
c. Verschil in plaats: productie en consumptie zijn vaak niet op de zelfde plaats
(mango’s), zij moeten de plaats dus overbruggen met transsport.
d. Verschil in assortiment: door verschillende producten samen te voegen
krijgen ze een gevarieerd assortiment.
4. Concurrenten: alle bedrijven die het zelfde product aanbieden.
a. Merkconcurrentie: zelfde product, ander merk (heineken bier vs brand bier)
b. Productconcurrentie: hierbij is productvariatie aanwezig (witbier vs bokbier)
c. Generieke concurrentie: alternatieve productgroepen die inspelen op
dezelfde behoefte van de consument (bier vs wijn) (auto vs trein)
d. Behoefteconcurrentie: verschillende soorten behoefte waaraan een
consument bereid is zijn geld aan uit te geven. (uitgaan vs badkamer
verbouwen)
5. Belanggroepen: dit zijn personen, bedrijven en andere organisaties die belang
hebben bij de wijze waarop het bedrijf bepaalde doelstellingen verwezenlijkt en
daarop ook invloed op uitoefent.
a. Financhiele instellingen: bijvoorbeeld banken en bellegers.
b. Media: online media, kranten, tijdschriften en tv.
c. Overheid: lokale en regionale instaties. Zij kunnen bijvoorbeeld ergens
toestemming voor geven.
d. Consumentenorganisaties: consumentenbond, vakbonden,
milieuorganisaties.
1.3.3 Interne omgeving
Micromarketing (marketingmanagement): hierbij staat het individuele bedrijf centraal. Factoren
hiervan zijn zowel de afdelingen en de middelen (technische en financiële middelen) die deel
uitmaken van het bedrijf, maar zich buiten de marketingafdeling bevinden. Marketingmanagement=
Het formuleren en uitvoeren van het product, promotie, prijs en distributiebeleid waarmee de
orderneming de markt met succes kan bewerken.
Suboptimalisatie: dit is de neiging van sommige bedrijfsafdelingen waarbij hun eigen
doelstellingen meer belangrijk zijn dan de organisatiedoelstellingen.
Beschikbare middelen van een interne omgeving: financiële middelen, commerciële
middelen, technische middelen, natuurlijke middelen en menselijke middelen. Het
management moet dit vaker blijven checken waardoor het bedrijf zich steeds kan blijven
optimaliseren tegenover zijn concurrenten.
De micro-omgeving is wel beheersbaar door het management en andere stakeholders
, Interne omgeving tegen over concurrentie worden sterktes en zwaktes (SWOT)
Trends in de marketing:
- Snelheid van technologische innovatie: voorbeelden zoals opkomst digitalisering,
spraakbestuur, big data en chatbox.
- Transparantie: voornamelijk de betrokkenheid en interactie met je klanten. je laat de klanten
de toegevoegde waarde zien van je product.
- Data: via digital analystics verzamelen bedrijven veel informatie over de markt. Denk aan een
klantendatabase (customer insight).
- Content: door goede content zal je de klanten stimuleren. Je bouwt een reputatie op.
- Mobiele communicatiemiddelen: de beschikbaarheid van mobiele telefoons. Location- based
marketing= de klant krijgt op het juiste moment tijdens zijn aankoop een impuls gestuurd.
Het verschil tussen verkoop en marketing oriëntatie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 2062825wit. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.56. You're not tied to anything after your purchase.