Deze bundel van college aantekeningen bevat aantekeningen van álle colleges die zijn gegeven in het blok. De aantekeningen zijn volledig uitgeschreven, woord voor woord, in een goed begrijpelijke taal en overzichtelijk. Ook zijn álle afbeeldingen geïnclineerd uit de slides van de colleges. Verde...
OVV-1 WK 5
WC: Introductie histopathologie
Cytologie = de leer naar de individuele cellen
Histologie = de weefsels worden bestudeerd
Pathologie = onderzoekt structurele, biochemisch en functionele veranderingen in cellen en
weefsels om een diagnose te stellen
Moleculaire diagnostiek = het isoleren van DNA, RNA of eiwitten en daar biochemische
veranderingen in beschrijven
Onstaan van 3 kiembladen
- ‘ingroei’ epiblastaire cellen
(gastrulatie)
- vervangen de hypoblast
en vormen het endoderm
- vormen een tussenlaag
(mesoderm)
- ‘oppervlakkige’ epiblast wordt
ectoderm
Ectoderm
- epitheliale bekleding
buitenoppervlak (opperhuid)
- zenuwstelsel (neuroectoderm)
Endoderm
- epitheliale bekleding
binnenoppervlak dat in contact
staat met de buitenwereld
(slijmvliezen)
Mesoderm
- mesenchymale weefsels
,Ligging van cellen ten opzichte van elkaar
Epitheliaal:
cellen liggen aaneengesloten
Mesenchymaal:
cellen liggen aaneengesloten (spierweefsel, endotheel, mesotheel)
! gemene vraag: wat is de embryonale oorsprong van het endotheel? Dat is het
mesoderm en niet endoderm
Mesenchymaal:
cellen liggen los van elkaar en worden bijeengehouden door een tussenstof (‘bindmiddel’)
- Deze mesenchymale weefsels worden in Pawlina samengevat als bindweefsels
(connective tissues).
- De tussenstof (extracellulaire matrix) kan zijn:
- fibreus (collageen)
- benig (osteoïd/collageen I)
- kraakbenig (chondroïtine sulfaat/collageen II)
- vocht (bloed, lymfe)
Mesenchymaal: indeling naar cel-en weefseltype
Goed om te onthouden
Epitheel:
- ecto- en endodermale oorsprong
- bekleding van oppervlakken die in contact staan met de buitenwereld
- klierstructuren (‘instulpingen’ epitheliale oppervlak)
Mesotheel en endotheel:
- beiden van mesodermale oorsprong (mesenchymaal)
- vormen de bekleding van lichaamsholten die afgesloten zijn van de buitenwereld
- mesotheel: borst- en buikholte
- endotheel: vaatstelsel
- hebben een epitheloïde rangschikking (1-cellaag)
- worden vaak gerangschikt (o.a. Pawlina) onder ‘simple squamous epithelium’, een
minder gelukkige morfologische naam.
,PC: Kind met verstandelijke beperking
Psychiatrie: gedragsproblemen
- Druk, onrustig
- Te weinig contact
- Nog geen spraak/taalontwikkeling
- Achterlopen in de algemene ontwikkeling
- Boze buien en gefrustreerd zijn
- Overprikkeld zijn
- Slecht slapen
- Slecht eten
- Schoppen, schreeuwen, slaan en bijten
- Problemen op kinderopvang/school
Ontwikkelingsachterstand Zwakzinnigheid zwakbegaafdheid
- Domeinen: worden mijlpalen
gehaald?
De ontwikkeling
- Normale zwangerschap, geboren bij 41 weken, behalve een retentio placentae.
- Hypotoon
- Slikproblemen, langzaam uit de fles drinken tot 6 jaar.
- Vertraagde motorische ontwikkeling; rond 11 maanden zitten, ruim 3 jaar loslopen.
- Nu fietsen op driewieler, afwijkend looppatroon.
- Fijne motoriek nog niet goed ontwikkeld, moeite met potlood vasthouden.
- Fysiotherapie weinig effect.
- Vertraagde spraak- en taalontwikkeling; bij 2 jaar eerste klanken en versimpelende
woordjes.
- Rond 6 jaar nog beperkt tot losse woordjes. Taalbegrip was beter dan spraak. Picto’s
helpen.
- Vanaf 9 jaar begon het praten en begon de interactie echt op gang te komen. Hij
spreekt nu 6 woordzinnen en gebruikt af en toe verleden tijd.
Huidige ontwikkelingsleeftijd wordt geschat tussen de 2 en 4 jaar, passend bij een ernstige
verstandelijke beperking.
Psychiatrisch onderzoek en diagnose
- Verminderd oogcontact, oninvoelbaar schaterlachen en soms fladderen, repeterend
tikken tegen tanden, aan zijn buik krabben en aan zijn haren trekken.
- Hij kan rigide, snel boos en gefrustreerd en dwingend in contact zijn.
, - Vrolijk vriendelijk en zorgzaam. Hij is gericht op anderen en wil graag helpen. Hij kan
niet goed met een ander kind spelen, maar heeft graag andere kinderen om zich
heen. 2,5 jaar oud diagnose MSDD (multisysteem ontwikkelingsstoornis)
- 5 jaar diagnose autisme spectrum stoornis en kenmerken van ADHD
- 2012 WES (whole exome sequencing), TBR1 al gezien maar door een fout niet
gesteld. In 2019 WES opnieuw vergeleken met de nieuwste referentiedata er werd
de novo TBR1 gesteld.
TBR1 (T-BOX brain 1) genmutatie
Een TBR-1 mutatie is een zeer zeldzame verandering van het gen op chromosoomblad
2q24.2. Dit gen ligt op de q arm van het chromosoom. Het TBR-1 gen speelt als
transcriptiefactor een grote rol bij de neurogenese van de cerebrale cortex. Een mutatie in
het gen dat codeert voor het TBR-1 eiwit kan leiden tot de ontwikkeling van een
verstandelijke beperking, ASS (autisme) en/of spraak- en taalproblemen. Een TBR-1
genmutatie ontstaat meestal de novo en is dus niet aanwezig in het DNA van de ouders.
Ern persoon over die een dergelijke mutatie bezit zal dit autosomaal dominant overgeven
aan het nageslacht.
WC: De foetoneonatale transitie
Cardiopulmonale transitie
- vindt tijdens bevalling plaats
- placentafunctie valt weg en kind gaat ademen
- voor de geboorte:
- longen zijn gevuld met vocht
- longen hebben een hoge pulmonale vaatweerstand
- longen ontvangen minder dan 20% van het bloed
(80% van bloed gaat via het open foramen ovale
(OFO) en de open ductus botalli (OBD of ductus
arteriosus) naar respectievelijke linker atrium
(boezem) en de aorta)
- na de geboorte:
- longen worden luchthoudend gemaakt, vocht wordt
geklaard
- pulmonale vaatweerstand daalt
- 100% bloed gaat naar longen → tweedelige circulatie
ontstaat, want OFO en OBD sluiten
Overgang van intra-uteriene naar extra-uteriene omgeving: verplaatsing van gaswisseling
placenta → longen
De long ontwikkeld zich door de druk die wordt uitgeoefend op de long doordat de foetale
long vocht secreteert. De placenta is voor de foetus de gaswisselingsorgaan.
Long voor geboorte:
- geen gaswisseling
- wel longontwikkeling & longgroei
- secretie longvocht
- aangepaste ademhaling foetus
, - weinig perfusie
- <20% cardiac output (CO)
Switch gaswisselingsorgaan
Longen: vocht → lucht
- placenta functie verdwijnt
- ductus venosus en arteriae umbilicalis worden doorgeknipt
- switch: secretie naar resorptie
- Na-K kanalen resorptie long
- longvocht expulsie uit de thorax door contracties en passage geboortekanaal
- longvocht persen naar interstitium resorptie naar lymfevaten en circulatie
- krachtig huilen (inademen hoge druk)
- breaking expiration (± persen in uitademing)
- surfactant (zorgt voor het niet dichtvallen van de alveoli) productie neemt toe
- zuurstofopname stijgt waardoor de SpO2 oploopt
- regelmatig adempatroon
De zuurstofsaturatie (SpO2) wordt kort na de geboorte aan de rechterhand gemeten.
De mogelijke shunt van veneus bloed door de ductus arteriosus verlaagt de SpO2 van
voeten/linkerhand
APGAR score
Beoordeling perinatale conditie
- APGAR ≥ 7 ~ normaal
- APGAR ≤ 3 bij 1 min = reanimatie!
- APGAR ≤ 3 bij 5 min = asfyxie (deels)
Perifeer cyanose → romp roze, maar benen en armen blauw
Wet lung
- onvoldoende resorptie longvocht
- primaire sectio
- > 39 weken AD
- meestal snel herstel
- wel opname
- nasale CPAP
Meconium aspiratie
- inademing MHVW (meconiumhoudend vruchtwater)
- gradaties respiratoire insufficiëntie
- kan zeer ernstig zijn
Glucosedip fysiologisch
- onderbreking continu glucose
- zelfstandig glucose op peil houden
- zolang voeding niet/ onvoldoende op gang
- glycogenolyse: eerste uren & indien voorradig!
- gluconeogenese: uit vetten, als glycogeen op is
- eerste uren/dagen na geboorte: dip tot 3 mmol/ L daarna 4 mmol/ L
- voeding goed op gang
- stop gluconeogenese
- bruin vet: warmteproductie
Perinatale asfyxie (doorlezen)
Perinatale asfyxie = baby heeft zuurstofgebrek rond de geboorte
- afname zuurstoftoevoer naar de organen
- meestal sprake van hypoperfusie (lage doorstroming)
→ leidt tot:
- zuurstoftekort (hypoxie)
- hypoxische cellen gaan over van aerobe en anaerobe glycolyse →
melkzuur (lactaat) wordt gevormd
→ ontstaan metabole (lactaat) acidose (daling zuurgraad)
- hyperperfusie, zuurstoftekort en acidose → orgaanschade
- overmaakt koolzuurgas (hypercapnie)
- om te spreken van perinatale asfyxie moet aan volgende voorwaarden worden
gedaan:
- ernstige metabole of gemengde acidose in het navelstrengbloed:
- PH lager dan 7
- normaal: Ph 7,35-7,45
- APGAR-score van 0-3 gedurende meer dan 5 minuten
- bij 0 dood
- neurologische symptomen in de neonatale periode
- multi-orgaan falen in de neonatale periode
Oorzaken
Oorzaken zijn in te delen in:
- intra-uteriene asfyxie:
- extra-uteriene asfyxie:
, - door tekort aan zuurstof en bloed
- binnen 6 uur: primaire neurale schade
- hersencellen raken beschadigd en zwellen op
- direct reanimeren
- na 6 uur: secundaire neurale schade
- cellen hebben tekort aan energie
- klinische beeld:
- bewustzijnsstoornissen
- afwijkende spiertonus (hypotonie)
- stoornissen in het autonome zenuwstelsel
- convulsies
- multi-orgaan falen kan uiten in:
- circulatoire shock bij hartfalen
- respiratoire insufficiëntie
- bij acture respiratory distress syndrome (ARDS)
- bij meconiumaspiratiesyndroom (MAS) → meconium komt in longen
- acute nierinsufficiëntie
- vaak met oligo- of anurie (weinig of niet plassen)
- leverfalen
Diagnostiek HIE
Diagnostik hypoxische ischemische encephalopathie (HIE) bestaat uit:
- lichamelijk onderzoek:
- bepaald door Sarnat score = classificatiesysteem van 8 items in 3 criteria,
die iedere 6 uur bepaald moeten worden
- stadium I = mild
- hyperalert
- overprikkelbaar
- stadium III = ernstig
- comateus
- hypotonie
- abnormaal ademhalingspatroon
- bepaald door Thompson score = afgeleid van de Sarnat score met score
van 0 tot 22
- neurologisch onderzoek:
- cerebrale functie monitor (CFM)
- amplitude-geïntegreerde elektrische encefalografie (aEEG):
- elektrodes afgeplakt → hersenactiviteit continu gemeten
- volledige elektrische encefalografie (EEG):
- wordt gebruikt:
- voor prognose
- bij afwijking op de aEEG
- patiënt krijgt badmuts met elektroden op → hersenactiviteit gemeten
- beeldvormend onderzoek:
- MRI (liefst tussen dag 3-7 → schade duidelijkst)
- echo
Thompson score:
,Behandeling
- HIE behandeling bestaat uit:
- ondersteunen orgaanfalen
- beperken van de reperfusieschade met gecontroleerde hypothermie (cooling)
- 72 uur baby gekoeld tot 33,5 graden
- baby krijgt pakje aan gespoeld met koud water
- temperatuur wordt op voorhoofd en anus gemeten
- hele lichaam of alleen hoofd kan gekoeld worden
- 21% zuurstof wordt gegeven → geen 100% vanwege de toxische
effecten van zuurstof
- koelen geeft minder kans op ernstige handicap → 7 baby’s worden
behandeld waarvan het bij 1 nut heeft om dood of ernstige handicap
te voorkomen (de number needed to treat is 7)
- Indicates voor het koelen zijn:
- Apgar score minder dan 5 na 10 minuten
- navelstreng pH lager dan 7
- BE is kleiner dan -16
- baby heeft meer dan 36 wk in buik gezeten
- baby minder dan 6 uur oud
- Thompson Score meer dan 7
Ook de orgaansystemen moeten gekend worden
OVV-1 WK 6
HC: De obesitas epidemie: oorzaken en gevolgen van obesitas
,Obesitas op individueel niveau:
Overgewicht/obesitas duidt op een verstoorde balans tussen energie inname en
energieverbruik.
Gevolgen:
Naast gevolgen voor ziekte in de medische zin van het woord (‘disease’), heeft
overgewicht/obesitas ook gevolgen voor ‘ziekte’ in twee andere betekenissen:
- Ervaren ziekte (‘illness’): klachten, beperkingen, slechte ervaren gezondheid etc.
- Ziektegedrag (‘sickness’): verzuim etc.
Obesitas vanuit het perspectief van de volksgezondheid
- Volksgezondheid = gezondheid van een bepaalde populatie: ‘omvang en spreiding
van ziekte over de bevolking’
- optelsom van ziekte en gezondheid van individuen, tot een getal over de bevolking of
delen daaruit
- relevante vraag in het kader van overgewicht/obesitas: hoe vaak komt dit voor?
(prevalentie)
Vaststellen van prevalentie van overgewicht/obesitas op populatieniveau
body mass index (BMI) - verhouding tussen lengte en gewicht
N.b. op individueel niveau is BMI niet altijd een valide schatting van overgewicht, vanwege
verschillen in lichaamsbouw (verhouding spier, vet en botweefsel)
Feiten mbt. overgewicht en obesitas:
- percentage totaal overgewicht bij mannen groter
- percentage matig overgewicht bij mannen groter
, - percentage obesitas (ernstig overgewicht) bij vrouwen groter
- helft Nederlandse bevolking heeft overgewicht
- ook onder kinderen hebben meisjes vaker obesitas
- laagopgeleiden hebben vaker obesitas dan hoogopgeleiden (mensen die meer
verdienen hebben meer geld voor gezonde voeding wat duurder is, sporten en
laagopgeleiden hebben meer stress wat weer leidt tot meer eten)
- percentage overgewicht het grootst bij turkse en
marokkaanse kinderen (ABCD studie)
Oorzaken van overgewicht/obesitas op niveau van bevolking
- op individueel niveau: overgewicht = verstoorde energiebalans (Rose: cause of
case), hoe komt het dat deze persoon overgewicht heeft?
- op niveau van bevolking, ofwel: wat zijn de determinanten
dat een groot deel van de bevolking overgewicht heeft?
(Rose: cause of incidence)
- basaal determinantenmodel: Lalonde
- de gezondheid is afhankelijk van 4
factoren:
- gezondheidszorgsysteem
- biologische en genetische
factoren
- leefstijl
- fysieke en sociale omgeving
- populatieniveau:
- automatisering
- COVID-19 (meer thuis zitten)
- goedkoop eten overal verkrijgbaar
- reclames verleiden
- individueel niveau:
- genetisch bepaald hoe snel je aankomt
- je karakter: hoe kan je eten van je afslaan?
Public health
Public health = het vakgebied dat zich bezighoudt met de volksgezondheid en collectieve
maatregelen om de volksgezondheid te verbeteren
Wat zijn determinanten van overgewicht/obesitas op populatieniveau? Wat is het gat in de
brug? Je kunt mensen wel steeds uit het water redden, maar je kan beter de brug repareren.
Obesogene omgeving = de omgeving die obesitas uitlokt (ongezond gedrag als normale
reactie op een abnormale obesogene omgeving).
Paradigma van de public health:
- Volksgezondheid = reflectie van blootstelling aan ongezonde omgevingsinvloeden
(etiologie)
- i.g.v. overgewicht/obesitas: obesogene omgeving
- uitstijgen boven/andere oorzaken dan die op individueel niveau
- Om deze omgevingsinvloeden te kunnen waarnemen, moeten we populaties
vergelijken die verschillen w.b. omgeving (diagnostiek)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joebin. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.90. You're not tied to anything after your purchase.