Deze bundel van college aantekeningen bevat aantekeningen van álle colleges die zijn gegeven in het blok. De aantekeningen zijn volledig uitgeschreven, woord voor woord, in een goed begrijpelijke taal en overzichtelijk. Ook zijn álle afbeeldingen geïnclineerd uit de slides van de colleges. Verde...
Eigenschappen epitheel:
- cellen liggen tegen elkaar aan
- geen tussencelstof
- cellen zijn geordend
- in contact met de buitenwereld
Welke van de gemarkeerde weefsels is/zijn
‘epitheliaal’?
A en C
,Eigenschappen mesenchymaal (tegenovergestelde epitheliaal):
- celkernen ver van elkaar af
- cellen liggen los van elkaar
- veel ruimte ertussen
- buiten de cel
- extracellulaire matrix →mengsel van
componenten die door deze cellen
(niet-epitheliale, mesenchymale cellen) wordt
gevormd en buiten de cel wordt afgezet, zo heb
je een bindweefsel
Welke van de gemarkeerde weefsels is/zijn
‘mesenchymaal’?
B en D
,Bindweefsel
- componenten:
- cellen:
- resident
- migrerend
- extracellulaire matrix:
- vezels
- grondsubstantie
- soorten:
- ‘embryonaal; bindweefsel:
- mesoderm → mesenchym → mucoïd
bindweefsel (slijmachtig bindweefsel)
- bijvoorbeeld in de navelstreng
- weinig eiwit kleuring te zien, niet zo
rood.
→ komt doordat slijm veel glycoproteïnen heeft, eiwitten dat sterk
geglycosyleerd zijn en koolhydraten kleurt niet met eosine
→ Losse structuren en slijmachtig → locoid bindweefsel
→ niet zo sterk, maar wel heel bewegelijk
- ‘echt’ bindweefsel (proper connective tissue):
- compact:
- geordend:
- compact, geordend, opstapeling, rangschikking
- rood dus veel eiwit, minder wit
- celkernen zijn plat en lang en compact
- pees is verbinding tussen spier en bot, wat je nu kunt
zien aan de ordening van het bindweefsel is dat de
trekkracht in horizontale richting is (voorbeeld is
achillespees)
- ongeordend:
- de huid: dermis papittalaris en dermis reticularis
- rangschikking in de huid is zo omdat de huid dan
flexibel is
- losmazig:
- lamina propria
- veel cell rijker
, - leukocyten kunnen makkelijker door de vezels heen
- witte bloedcellen en bloedvaatjes gaan er doorheen
- bloedrijk (maar in epitheel bindweefsel nooit bloed)
- epitheel heeft wel voeding nodig dus meestal zit in het
losmazig bindweefsel veel bloedvaten vlak onder het
epitheel
- gespecialiseerde bindweefsel:
DNA is gewikkeld rondom histoneiwitten
- Wanneer het dna moet worden afgelezen om RNA te maken moet het DNA
ontbonden zijn
- in het inactieve situatie is het DNA compact, kern kleiner en donkerblauw gekleurd
- in actieve situatie (bij aflezen) minder compact, celkern groter en lichter blauw
gekleurd (niet gewikkeld om histonen)
Bindweefsel
- componenten:
- cellen:
- resident
- migrerend
- extracellulaire matrix:
- vezels:
- collagenen
- reticulaire vezels, reticuline (is ook
collageen, type 3!)
- elastine
- grondsubstantie:
- niet-collagene glycoproteïnen (als
je er veel van hebt wordt het slijmerig)
- proteoglycaan aggregaten, glycosaminoglycan (GAG)
,groot belang om onderscheid te kunnen maken tussen grensvlak epitheel (waar cellen aan
elkaar liggen) en niet epitheel, want daar is ECM samenstelling anders dan in tussenstof
lamina basalis is niet alleen het grensvlak tussen epitheel en niet-epitheel, maar ook
grensvlak tussen de cellen van mesenchymale cellen die vast (zoals endotheel, want anders
zou je een bloeding krijgen) en los van elkaar zitten
Collageen type 1 → grote trekkracht eiwitketen, maar spier
trekt en de kabel niet. Als de spier niet trekt gaat de
collageenvezel ook niet samentrekken
Reticulaire vezels (collageen III) in lymfeknoop
,HC Introductie anatomie
sagittale as
- ventraal
- dorsaal
transversale as
- lateraal
- mediaal - lateraal
longitudinale as
- craniaal (suprieur)
- caudaal
frontale vlak
- staat haaks op sagittale as
sagittale vlak
- staat haaks op transversale as
transversale vlak
- staat haaks op longitudinale as
,Origo (proximale insertie) = stilstaand punt
insertie (distale insertie) = bewegend punt
dit is het punt dat bijvoorbeeld omhoog wordt getrokken wanneer de spier samentrekt die
vastzit aan de origo.
fibreuze gewrichten (waar tand vastzit of schedel)
cartilagineuze gewrichten (verbinding door kraakbeen)
synoviale gewrichten (beweeglijke gewrichten door glad kraakbeen, het synoviale
(smeermiddel) → schouder bijv)
rotatie → draaiende beweging om een as
- gewrichten tussen lange pijpbeenderen
- elleboog
translatie → schuivende beweging in een vlak
- intervertebrale gewrichten
- bewegingen van het schouderblad
,draaiing van extremiteiten
Bovenste extremiteiten: laterorotatie
extensoren lateraal en posterior
/ duim lateraal
Onderste extremiteiten: mediorotatie
extensoren ventraal
/ grote teen mediaal
PC Osteogenesis imperfecta
- een zeldzame aangeboren en erfelijke bindweefselaandoeningen, overerfbaar dus
en soms spontane mutatie
- abnormaal gebouwd bindweefsel en aanleg van botten
- aangeboren fout in osteo (bot), genesis (oorsprong) imperfecta….
- je krijgt heel veel botbreuken, of kleine scheurtjes waardoor het steeds weer geneest
en dan weer breekt waardoor de bouw van het lichaam helemaal verpest is. Je hebt
vaak ook verkeerde aanleg.
- vroeger werd er onterecht gedacht aan kindermishandeling
- ogen, oren, tanden allemaal verkeerd aangelegd, blauwe ogen. Slechte afbrekende
tanden
- de botten breken ook al in de baarmoeder, daardoor aanleg ook lastig
- continu pijn door altijd kleine scheurtjes in de botten
Osteogenesis imperfecta (OI) is een genetische aandoening gekarakteriseerd door
breekbare botten. Het is ook gekend als "broze botten ziekte". Je wordt ermee geboren en
het genetisch defect beïnvloedt je botten gedurende je hele leven. Bijkomend hebben
mensen met Osteogenesis imperfecta vaak spierzwakte, verminderd gehoor, vermoeidheid,
laksheid van de gewrichten, gebogen beenderen, scoliose, blauwe sclera, broze tanden en
een kleine gestalte. Restrictieve longziekte treedt op in de ernstig aangetaste personen.
Osteogenesis imperfecta wordt veroorzaakt door een fout, een mutatie, van een gen dat de
collageenproductie in de beenderen en andere weefsels aantast.
Het wordt niet veroorzaakt door te weinig calciumopname of door slechte
voedingsgewoonten.
De graden van Osteogenesis imperfecta verschillen van letaal tot een mildere vorm met een
klein aantal symptomen. Het aantal medische problemen zal dan ook afhangen van het type
Osteogenesis imperfecta. Een persoon met een mildere vorm zal minder breuken oplopen
dan degenen met ernstige Osteogenesis imperfecta , waar het aantal breuken kan oplopen
tot 100.
Het aantal aangetaste personen in Europa wordt geschat op 1/10.000 tot 1/20.000. De wijde
spreiding is een gevolg van het feit dat Osteogenesis imperfecta vaak
ondergediagnosticeerd wordt.
,Genetica
Bij de meeste gevallen is Osteogenesis imperfecta de expressie van een dominante mutatie
van het type 1 collageen (COL1A1 of COL1A2) gen. Andere types worden dan weer
veroorzaakt door een mutatie van het kraakbeen geassocieerd eiwit (CRTAP) gen of het
LEPRE1 gen. Dit type van mutatie wordt overgeërfd op een recessieve manier.
Osteogenesis imperfecta komt evenveel voor bij de man als bij de vrouw en er is geen
verschil in de verschillende etnische en raciale groepen. Ongeveer 35% van de kinderen
geboren in een familie zonder voorgeschiedenis. In de meeste gevallen gaat het hier over
een nieuwe mutatie van een gen.
WC Kraakbeen en bot
- Structuur van bot
- kraakbeen- en botvorming
- groei
- botombouw
Hoofdfuncties van botten en/of botweefsel
- bescherming organen
- stevigheid
- structuur
- beweging
- vorm
- bloedvorming
- opslag calcium en fosfaten
- endocriene functie
, Algemene bouw
netwerk van botbalkjes (spongiosa, spongieus bot) omgeven door
compacte botschil (cortex, corticaal bot)
botontwikkeling
2 hoofdvormen van botvorming en groei:
1) enchondrale verbening (=enchondraal); botvorming op oude kraakbeenresten
- botvorming in kraakbeen
- alle niet platte botten (bijv. femur)
- niet-platte botstukken (kraakbenig voorstadium)
- wervel
2) desmale verbening (= edesmaal, intra-membraneus)
- botvorming in een celrijk fibreus weefsel
- platte botstukken alleen (schedel, scapula = schouderblad)
- reactieve botvorming
primitieve mesenchymale cellen
differentiatie tot:
- chondroblast (bij weinig zuurstof bijv.)
- maakt vooral type II collageen
- osteoblast (bij veel zuurstof bijv.)
- maakt vooral type I collageen
(grootste trekkracht)
uit chondroblast → chondrocyte:
vezelkraakbeen (= fibreus kraakbeen)
- peesaanhechtingen (trekkracht nodig)
- type II collageen met daar doorheen
gemengd collageen I (dit is dus een
uitzondering, maar zit er bij omdat
collageen I grote trekkracht heeft)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joebin. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.89. You're not tied to anything after your purchase.