Very extensive summary, however, a number of writing errors (forgotten words)
By: tompaymans • 6 year ago
By: robpeters • 6 year ago
Translated by Google
Great summary, but easily accessible
By: Omerta • 6 year ago
By: kkishen • 7 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
jankindt
Reviews received
Content preview
Literatuur hoorcollege 1
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1: Algemeen
Omzetbelasting is een belasting ter zake van omzet, dus de overdracht van
materiële en immateriële goederen. Veel landen heffen deze belasting. In NL
brengt hij meer dan € 40 miljard op.
1.2: Ontwikkeling van de omzetbelasting in vogelvlucht
Omzetbelastingen worden gebruikt om de uitgaven van regeringen te dekken. De
Romeinen kenden al een soort van omzetbelasting en zo verspreidde deze zich
over Europa. In de Middeleeuwen en daarna werd nog op ruime schaal
omzetbelasting geheven. Wat betreft NL kan met name worden gewezen op de
pogingen van Alva om een belasting van 10% op de verkoopopbrengsten van
roerende goederen in te voeren (de tiende penning). Daarna werden
omzetbelastingen vooral ingevoerd in tijden van nood, zoals in de Eerste
Wereldoorlog. Nederland voerde op 1 januari 1934 een omzetbelasting in, tijdens
een crisis. Sindsdien heeft NL nooit meer zonder omzetbelasting gezeten.
1.3: Rechtskarakter van omzetbelastingen
Een omzetbelasting belast de overdracht van producten op hun weg van
producent naar consument. Het rechtskarakter van de belasting kan erg belasting
zijn. Een omzetbelasting kan het rechtskarakter hebben van een
verkeersbelasting, van een productiebelasting en van een verbruiksbelasting.
Hierna worden deze karakters besproken.
1.4: Verkeersbelasting
Een verkeersbelasting betrekt bepaalde handelingen die in het rechtsverkeer
plaatsvinden in de heffing. Elke omzetbelasting grijpt aan bij juridische
handelingen, zoals de levering van goederen, dus omzetbelasting is altijd een
verkeersbelasting. De rechtshandeling is echter meer een aanknopingspunt om
aan te sluiten bij het werkelijke doel, namelijk het belasten van verbruik.
Helemaal een verkeersbelasting is het dus niet, want bij een verkeersbelasting is
het het doel om de rechtshandeling te belasten.
Binnen een verkeersbelasting staat de handeling die in het rechtsverkeer
plaatsvindt op de voorgrond. Een verkeersbelasting is dan ook een objectieve
belasting. Als de rechtshandeling plaatsvindt, dan wordt geheven.
1.5: Productiebelasting
In een productiebelasting vormt de productie het object van de heffing. Het
berust op de gedachte dat door de overheid gedane uitgaven die het
bedrijfsleven duidelijk ten goede komen (denk aan infrastructuur) van de
ondernemers kunnen worden teruggevorderd. Het berust dus op het
profijtbeginsel.
In een productiebelasting vallen belastingplichtige en belastingdestinaris samen.
Het heeft dus een subjectief en direct karakter. Een productiebelasting hoort te
worden geheven in en toen goede te komen aan het land waar de goederen
vandaan komen, dit is gebaseerd op het oorsprongslandbeginsel.
, 1.6: Verbruiksbelasting
Een omzetbelasting kan ook het karakter van een verbruiksbelasting hebben. De
omzetbelasting die wij onder die naam kennen is zo’n belasting. Een
verbruiksbelasting beoogt het verbruik van goederen en diensten in de heffing te
betrekken. Aangenomen wordt dat het productief verbruik niet in de heffing
betrokken moet worden, enkel het consumptieve verbruik. Een verbruiksbelasting
is het beste te omschrijven als een belasting die consumptie beoogt te belasten
en dat doet door de besteding als maatstaf van de consumptie te hanteren.
Kennelijk is het zo dat wat een consument uitgeeft, dat dat hetgene is wat hij
overheeft om te consumeren. Uitgave en verbruik lopen niet geheel synchroon,
denk aan een koelkast. Het achterblijven van daadwerkelijke consumptie, bijv.
het weggooien van een rotte appel, komt niet in aanmerking voor
belastingteruggaaf.
Een verbruiksbelasting kan langs 2 wegen geheven worden: direct en indirect.
Direct wil zeggen dat de consument die zelf de besteding heeft ook belasting
moet betalen en hij is ook belastingdestinaris. Heffing van een verbruiksbelasting
vindt altijd op indirecte wijze plaats, namelijk bij degene bij wie de consument
zijn bestedingen doet. Als het lukt om de belasting juist op de consument af te
wentelen, dan is de indirecte belasting in feite niet anders dan de directe.
Verbruiksbelastingen worden onderscheiden in algemene en bijzondere
verbruiksbelastingen. Algemeen betrekt alle bestedingen van de consument in de
heffing. Bijzonder zijn de accijnzen.
Een verbruiksbelasting beoogt het verbruik van goederen en diensten door de
consument belasten. Belastingheffing moet dus plaatsvinden in het land van
verbruik. Bij uitvoer van producten zal dan logischerwijs geen btw geheven
moeten worden. Een verbruiksbelasting moet dus een heffing bij invoer kennen.
Brengt dit bestemmingslandbeginsel ook met zich mee dat al het verbruik door
de consument in het land waar hij woonachtig is belast moet worden, zelfs als de
consumptie in het buitenland plaatsvindt? Nee, dit moet belast worden in het
land van consumptie. Echter, als je een goed meeneemt uit het buitenland, zul je
aan onze grens vaak ook invoer moeten betalen. Hier wordt vaak soepel mee
omgegaan ter voorkoming van dubbele belasting. Eigen gebruik van een
ondernemer zou ook met btw belast moeten zijn.
Hoofdstuk 2: Het stelsel van heffing over toegevoegde
waarde
2.1: Algemeen
De OB in NL is een algemene indirecte verbruiksbelasting: een belasting die
beoogt al het consumptieve verbruik te treffen door middel van een heffing die
niet bij de consument zelf plaatsvindt, maar bij diens toeleverancier. We kennen
een meermalige heffing, de belasting heeft verschillende heffingspunten, ook wel
cascadestelsels. We hebben hierin twee varianten: cumulatieve en niet-
cumulatieve heffingen.
2.2: Eenmalige heffingen
Fabrikantenbelasting: Een fabrikantenbelasting wordt geheven in 1
schakel, bij de fabrikant. Voordeel is dat er een klein aantal bel.pl. is. Er zijn
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jankindt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.30. You're not tied to anything after your purchase.