Samenvatting basisboek recht van het vak "inleiding recht", van de opleiding ruimtelijke ontwikkeling/bestuurskunde in Deventer. Zelf heb ik een 7 gehaald voor het tentamen.
Hoofdstuk 1 Inleiding in het recht
Recht = geschreven + ongeschreven
Geschreven: overeenkomstig de voorschriften van de wet
Ongeschreven: kunnen rechtskracht hebben
NEMO CENSETUR IGNORARE LEGEM= eenieder wordt verondersteld de wet te kennen. Het betekent
dat de Nederlander de wet dient te kennen die op haar van toepassing is in de omstandigheden
waarin zij zich bevindt.
Een last onder dwangsom wil zeggen dat de overtreder voor bijvoorbeeld elke dag dat hij de
overtreding niet ongedaan maakt, een geldbedrag moet betalen.
Organisatie rechterlijke macht
1. Een juridisch probleem wordt eerst door een lagere rechter in 1 van de 11 rechtbanken
bekeken en beoordeeld. De rechtbank kent enkelvoudige kamers (1 rechter) en meervoudige
kamers (3 rechters). Voorbeeld rechters: kantonrechter en de politierechter.
2. Als een van de partijen het niet eens is met de uitspraak (vonnis), kan hij de zaak aan een
hogere rechter voorleggen. Hij gaat dan in hoger beroep bij 1 van de 4 gerechtshoven. Deze
rechters worden raadsheren genoemd.
3. Als een van de partijen het niet eens is met de uitspraak van het gerechtshof (dit wordt een
arrest genoemd), dan is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om het geschil voor te
leggen aan het hoofste rechtscollege in Nederland. De hoge raad. Dit heet in cassatie gaan.
Ook een rechter in de hoge raad wordt een raadsheer genoemd.
Rechtssysteem: Juridische regels en instrumenten fungeren als een systeem dat de samenleving en
het sociale leven ordent en stuurt.
Functies rechtssysteem:
1. Scheppen orde (gedragspatronen)
2. Bevorderen niet- geweldadige conflictbeslechting (battle by law)
3. Garanderen individuele ontplooing en autonomie burgers (gelijke kansen)
4. Bewerkstellingen rechtvaardige verdeling schaarse goederen (lusten en lasten)
5. Kanalisering van verandering (procedures)
Soorten rechtsregels: gedragsnormen, sanctienormen en bevoegdheid verlenende normen
De rechterlijke macht bestaat uit de zittende en staande magistratuur.
Zittende magistratuur: de rechters
Staande magistratuur: OM (openbaar ministerie, zoals Ovj)
1. Privaatrecht en publiek recht
Privaatrecht of burgerlijk recht, is het gedeelte van het objectieve recht dat zich bezighoudt met de
rechtsverhouding tussen personen onderling. Met burgers onderling worden natuurlijke personen en
rechtspersonen bedoeld.
Regels voor relaties waarbij partijen gelijkwaardig zijn, ook als een van de partijen een
overheidsinstantie is. Ook de overheid kan als rechtspersoon aan het privaatrecht deelnemen. Als er
,een geschil is met betrekking tot een privaatrechtelijke rechtshandeling met een burger, dan is het
privaatrecht van toepassing. Bijvoorbeeld: de gemeente sluit met een leverancier een
koopovereenkomst voor het leveren van kantoorartikelen. Dan neemt de gemeente als gelijke wijze
als een burger aan het privaatrecht deel.
Rechtssubject:
Natuurlijk persoon: mensen van vlees en bloed
Rechtspersoon: een organisatievorm die voor veel handelingen als natuurlijk persoon aan het
rechtsverkeer mag deelnemen (bijv. een stichting.)
Rechtsobject:
Betreffen meestal zaken dat zijn stoffelijke voorwerpen, geen mensen, bv auto of dieren
Publiekrecht
Het publiekrecht regelt de rechtsverhouding tussen de overheid en burgers, algemeen belang staat
centraal
2. Materieel en formeel recht
Materieel recht (inhoud): Het deel van het recht waarin de rechten en verplichtingen zijn geregeld
tussen burgers onderling en tussen burgers en overheid, maar ook tussen overheden onderling. Het
zijn regels waarmee iedereen in het beginsel dagelijks mee te maken heeft. (wat zijn mijn rechten?)
vb: je bent eigenaar van een fiets
Formeel recht (procedure): Als er conflicten ontstaan, bijvoorbeeld wanneer de verkoper weigert de
verkochte zaken te leveren, dan zal een beroep moeten worden gedaan op het formele recht
(procesrecht). Het zijn regels omtrent de wijze waarop het materiele recht kan worden
afgedwongen. De formele regels geven bijvoorbeeld aan: welke rechter bevoegd, procedures
,vergunningen. (Hoe krijg ik mijn gelijk?) vb: als mij fiets gestolen is wat kan ik dan doen om hem
terug te krijgen, als je de dader weet.
3. Objectief en subjectief recht:
Objectief recht (positief of geldend recht), de regels, law: Omvat alle rechtsregels die gelden in de
maatschappij, ze zijn vastgesteld of erkend door de overheid met als doel de samenleving te ordenen
en die in beginsel door sancties gehandhaafd kunnen worden. Vb: het is verboden iemand van het
leven te beroven.
Subjectief recht: Het woord ‘recht’ wordt ook gebruikt in de betekenis van ‘het recht’ van de
eigenaar of het hebben van recht op een studiebeurs. Het woord ‘recht’ is in deze betekenis
gekoppeld aan een persoon, een subject. Het slaat dan op de bevoegdheid die een persoon heeft
tegenover een of andere personen. Deze bevoegdheid wordt subjectief recht genoemd. Een vb:
iemand heeft als zekerheid een verstrekte geldlening een hypotheekrecht op het huis (subjectief
recht), de rechten en plichten hiervan zijn geregeld in het objectief recht.
4. Dwingend en aanvullend recht
Recht omvat geschreven en ongeschreven rechtsregels. In de wet vind je zowel regels van dwingend
als van aanvullend recht.
Dwingend recht: Rechtsregels waarvan partijen niet mogen afwijken. (Bv: maximaal snelheid)
Dwingend recht dwingt onvoorwaardelijk, ook als betrokkenen dit niet willen. Wanneer er toch van
wordt afgeweken, dan ontstaat er geen rechtsgevolg. Er is dan sprake van nietigheid. Het wordt
geacht nooit te hebben bestaan omdat het in strijd met de wet is. Bv: je hebt te weinig coke
gekregen van een dealer, daarmee kan je niet naar de rechter gaan.
Aanvullend recht: Rechtsregels waarvan partijen mogen afwijken. Wanneer er van de rechtsregel
wordt afgeweken, geldt de afwijkende rechtsregel. Wanneer er niet van de rechtsregel wordt
afgeweken, geldt de standaard rechtsregel. Kortom: wanneer er niets wordt geregeld, geldt de regel
van het aanvullend recht.
Semidwingend recht: Naast de regels van dwingend en aanvullend recht kent een wet soms in een
beperkt aantal bepalingen het zogenoemde semidwingend recht. Daarin is het partijen toegestaan
om van de wettelijke grenzen af te wijken, binnen bepaalde, door de wet gestelde grenzen. Bv:
proeftijd, partijen mogen afspreken dat de proeftijd korter wordt dan twee maanden, maar de
partijen mogen niet afspreken dat de proeftijd langer wordt dan twee maanden.
Rechtsbronnen
Rechtsbronnen zijn:
• Nationale wet-en regelgeving
• Verdragen en besluiten internationale organisaties
• Gewoonterecht
• Jurisprudentie
De wet
Wet in formele zin:
Wetten gemaakt door regering en Staten-Generaal tezamen
• De regering bestaat uit de koning en de ministers tezamen
• De Staten-generaal bestaat uit de Eerste en Tweede kamer (parlement)
• Er is sprake van een wet in formele zin als in de benaming gesproken wordt van ‘wet’ of
‘wetboek’. De wetten in bijvoorbeeld het wetboek van strafvordering zijn wetten in formele
zin, dit geldt ook voor de grondwet en het burgerlijk wetboek.
, Wet in materiele zin:
• Wetten die alle burgers binden. Het is gemaakt voor een onbepaalde situatie en voor
onbepaalde personen. Bijv: de regel dat het verboden is een ander te mishandelen geldt
voor iedereen in Nederland en is bij elke mishandeling weer van toepassing.
• Hieronder vallen alle naar buiten werkende, algemene, de burgers bindende regeling die
uitgaat van een daartoe bevoegd overheidsorgaan.
Rangorde wet in materiele zin:
1. Internationale verdragen
2. Statuur van het koninkrijk der Nederlanden
3. Grondwet
4. Formele wet
5. Algemene maatregel van bestuur
6. Ministeriële regeling
7. Provinciale verordening
8. Overige verordeningen (gemeente, waterschap etc.)
De hogere wet gaat voor de lagere wet en de nieuwe wet gaat voor de oude wet.
Verdragen
• Een verdrag is een internationale overeenkomst tussen twee of meer staten. Een verdrag
wordt in het Nederlandse recht als aparte rechtsbron genoemd. Een verdrag bevat
internationaal recht als er gedragsregels voor de verdragsluitende staten zijn opgesteld.
Monistische opvatting: volkenrechtelijke verdragen binnen de nationale rechtsorder hebben
automatisch werking. Dit betekent dat wanneer Nederland met een ander land een verdrag
sluit, deze automatisch werking heeft in Nederland.
• Staten generaal moet de gesloten verdragen goedkeuren. Dan volgt de ratificatie. Dit staat
voor bekrachtiging: aan de verdragsluitende partij wordt medegedeeld dat Nederland zich
aan het verdrag verbonden acht.
Jurisprudentie (rechterlijke uitspraken)
Als er sprake is van een vaste lijn in de uitspraken van de hogere rechters, wordt gesproken van
jurisprudentie. Niet alleen de lagere rechters, maar ook overheidsorganen en rechtzoekende burgers
zullen rekening houden met vaste jurisprudentie.
Bij het vinden van het recht in een concreet geval (rechtsvinding) wordt gezocht naar en antwoord
volgens Nederlands recht op talloze vragen die dagelijks worden opgeworpen. Om antwoord te
vinden op dit soort vragen zijn twee dingen nodig: kennis van de feiten en kennis van de
(ongeschreven) rechtsregels.
De rechter vindt in een concreet geval veelal niet het recht door uitsluitend gereedliggende regels
toe te passen op vastgestelde feiten. De rechtsvindding moet vaak plaatsvinden door interpretatie.
Hiervoor worden interpretatiemethoden gebruikt:
1. Grammaticale interpretatie
De taal, de betekenis van de woorden naar spraakgebruik, is in het recht van groot belang.
Rechten en plichten worden voor een belangrijk deel uitgedrukt in taal. Bv: het woord ezel,
kan op 2 manieren worden geïnterpreteerd, het hangt van de context van het verhaal af wat
er daadwerkelijk mee bedoeld wordt.
2. Historische interpretatie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller BrittHoogenboom. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.