AFP.....................................................................................................................................................1
Anatomie en fysiologie van het spijsverteringsstelsel....................................................................1
Voeding en gezondheid..................................................................................................................9
Pathologie van het spijsverteringsstelsel......................................................................................14
Anatomie en fysiologie van het urinaire stelsel............................................................................18
......................................................................................................................................................23
Pathologie van het urinaire stelsel...............................................................................................23
KERN.................................................................................................................................................27
Wat te leren voor
Zelfmanagement..........................................................................................................................27
Gedrag..........................................................................................................................................31
Preventie en technologie..............................................................................................................35
Laatste levensfase........................................................................................................................36
KTF toets
Zorg in de wijk..............................................................................................................................38
Ziekten..........................................................................................................................................39
PERIODE 3
Maaike Swartjes
FONTYS, LEERJAAR 1
, Wat te leren voor KTF toets, periode 3
AFP
Anatomie en fysiologie van het spijsverteringsstelsel
Het spijsverteringsstelsel levert de brandstof, waardoor alle lichaamscellen kunnen blijven
functioneren, plus de bouwstoffen die nodig zijn voor celgroei en -herstel.
Het spijsverteringsstelsel bestaat uit:
- Het spijsverteringskanaal (=Tractus digestivus)
- Accessoire organen
Mond
Het spijsverteringskanaal bestaat uit vier grote lagen: de mucosa, de submucosa, de
muscularis externa en de serosa:
Mucosa: of binnenbekleding van het spijsverteringskanaal is een voorbeeld van een
slijmvlies.
Submucosa: is een tweede laag van los bindweefsel die onmiddellijk onder de mucosa ligt.
Deze laag bevat niet alleen grote bloedvaten en lymfevaten, maar ook een netwerk van
zenuwvezels, sensibele neuronen en parasympatische motorische neuronen.
Muscularis externa: is een laag van gladde spiercellen die verdeeld is in een binnenste laag
van kringspieren en een buitenste laag van lengtespieren. Door contracties van deze lagen
in verschillende combinaties worden stoffen gemengd en door het spijsverteringskanaal
voortgestuwd.
Serosa: een sereus membraan, bedekt de muscularis externa langs het grootste deel van
het spijsverteringskanaal in de buikholte.
1
, Wat te leren voor KTF toets, periode 3
De verplaatsing van de spijsbrij:
Autonome spiercellen in het gladde spierweefsel van het spijsverteringskanaal
veroorzaken contractiegolven: deze leiden tot ritmische cycli van activiteit. De
gecoördineerde samentrekkingen in de wanden van het spijsverteringskanaal spelen een
belangrijke rol bij twee processen:
- Peristaltiek, de verplaatsing van materiaal door het spijsverteringskanaal
- Segmentatiebewegingen, waarbij de stoffen mechanisch worden gemengd.
Vertering en opname van koolhydraten
De vertering van koolhydraten begint in de mond door de werking van speekselamylase.
Amylase breekt complexe koolhydraten tot kleinere fragmenten af, waarbij een mengsel
ontstaat dat voornamelijk bestaat uit disachariden en trisachariden. In de maag gaat
speekselamylase nog door met de afbraak van zetmeel en glycogeen in het voedsel, daarna
wordt het enzym door maagzuur geïnactiveerd. In het duodenum worden de overblijvende
complexe koolhydraten afgebroken door de werking van amylase uit het pancreassap.
Voordat disachariden en trisachariden worden opgenomen, worden ze tot monosachariden
afgebroken door enzymen. Daarna absorbeert het darmepitheel de ontstane enkelvoudige
suikers via transportmechanismen die door dragerstoffen worden gemedieerd.
Monosachariden die een darmcel binnenkomen, diffunderen door het cytoplasma en
verplaatsen zich daarna via gefaciliteerde diffusie door de basaalmembraan naar de
interstitiële vloeistof. Daarna komen ze darmcapillairen binnen en worden aan de
leverpoortader en de lever afgegeven.
Vertering en opname van vetten
Vetten, of triglyceriden, zijn de meest voorkomende lipiden in de voeding. Triglyceriden en
andere vetten worden in de maag nauwelijks omgezet en komen het duodenum binnen in de
vorm van grote vetdruppels. Galzure zouten emulgeren deze druppels tot kleine druppels
die door lipase uit pancreassap kunnen worden afgebroken. Dit enzym breekt de
triglyceriden af; galzure zouten werken op het ontstane mengsel van vetzuren en
monoglyceriden in. Hierbij worden kleinen complexen van vet en galzure zouten gevormd,
micellen. Als een micel in contact komt met het darmepitheel, diffunderen lipiden die in de
micellen zijn ingesloten door de plasmamembraan en komen zo het cytoplasma binnen. De
darmcellen gebruiken de binnengekomen vetten en monoglyceriden om nieuwe triglyceriden
te vormen die vervolgens met eiwitten worden bekleed. Bij deze stap wordt ene oplosbaar
complex gevormd, dat chylomicron wordt genoemd. De chylomicronen worden via
exocytose aan de interstitiële vloeistof afgegeven, waar ze de chylusvaten binnenkomen
2
, Wat te leren voor KTF toets, periode 3
door de grote openingen tussen aangrenzende endotheelcellen. Vanuit de chylusvaten en
via lymfevaten en de ductus thoracicus komen de chylomicronen in de linker v. subclavia de
bloedsomloop binnen.
Vertering en opname van eiwitten
Eiwitten zijn zeer complex van opbouw. Voordat de eiwitvertering kan beginnen, moet het
voedsel eerst worden bewerkt, zodat proteolytische enzymen op de afzonderlijke
eiwitmoleculen kunnen inwerken. Dit bestaat onder meer uit mechanische verwerking via
kauwen en chemische verwekring in de maag. Door blootstelling van het voedsel aan een
zure omgeving worden plantaardige celwanden en bindweefsel in dierlijke producten
afgebroken en worden de ziekteverwekkers gedood. De zure inhoud van de maag biedt ook
de juiste omgeving voor de werking van pepsine, het proteolytische enzym dat door de
zymogene cellen van de maag worden afgegeven. Pepsine voltooit de eiwitvertering niet,
maar breekt de relatief grote eiwitten uit de chymus af tot kleinere polypeptidenfragmenten.
Nadat chymus het duodenum is binnengekomen en de pH is gestegen, kunnen de
proteolytische enzymen uit het pancreassap beginnen te werken. trypsine, chymotrypsine en
carboxypeptidasen breken peptidenbanden tussen verschillende aminozuren af en voltooien
de afbraak van de polypeptidenfragmenten tot een mengsel van korte peptidenketens en
afzonderlijke aminozuren. Peptidasen, enzymen op het oppervlak van de microvilli in de
darm, voltooiden dit proces door de peptidenketens tot afzonderlijke aminozuren af te
breken. De aminozuren worde in de epitheelcellen van de darmwand opgenomen.
Dragereiwitten aan de basale oppervlakken van de cellen geven de opgenomen aminozuren
aan de interstitiële vloeistof af.
Slikproces
1. Orale fase: de bucale fase begint met het tegen het harde gehemelte aan drukken
van het voedsel.
2. Pharyngale fase: de faryngeale fase begint wanneer het voedsel in contact komt met
de gehemeltebogen en de achterwand van de farynx
3. Oesophagale fase: de oesofageale fase begint wanneer contractie van de
faryngeale spieren het voedsel door de toegang naar de oesofagus duwen.
4. Bolus komt maag binnen: de nadering van het voedsel zorgt voor het openen van
de oesofageale sfincter, zodat het voedsel in de maag komt.
Organen spijsverteringskanaal
Het spijsverteringskanaal, ook wel het gastro-intestinale kanaal genoemd.
Mondholte, gebitselementen, tong
Mechanische bewerking, bevochtiging, mengen met speeksel
Pharynx
Spieren stuwen het voedsel doe oesophagus in
Oesophagus
Vervoer van voedsel naar de maag
Maag
Chemische afbraak van stoffen door zuur en enzymen; mechanische bewerking via
spiercontracties
Dunne darm
Enzymatische vertering en opname van water, organische substraten, vitaminen en
ionen
Dikke darm
Onttrekking van water en indikken van onverteerbare materialen in voorbereiding op
de verwijdering
Eindigt bij rectum en de anus
Mond
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maaikeswartjes. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.59. You're not tied to anything after your purchase.