HOORCOLLEGE 2 NATUURLIJKE SELECTIE 10-9
Hs 21 How evolution works campbell
Leerdoelen staan in Werkboek.
The orgin of species
Op de galapagos eilanden deed Darwin onderzoek soorten aangepast aan de omgeving
Hij schreef een essay on the orgin of species and natural selection.
Darwin: ‘Descent with modification’ = the passing on of traits from parent organisms to their
offspring ipv evolution
Artificial selection
Kenmerken worden door de mens geselecteerd, domestication bv honden
Onderzoek gedaan om tammen kenmerken van een vos te selecteren en die door te fokken.
Domesticatie syndroom: Het domesticatiesyndroom is het geheel van kenmerken
dat planten en dieren verkrijgen door domesticatie.
Domestication syndrome in plants: ex. Increased seed size
Domesticated organisms are not well adapted to live in the wild
Domesticated crops require artificial protection = pesticides, later selectie op wie pesticides
overleefd.
Evolutie van eigenschappen door jagen
Genetische modificatie= genetisch materiaal veranderd, door bv natuurlijke mutatie, of door
kunstmatige verandering, dit is geen natuurlijke selectie.
Natuurlijke selectie
Darwins observatie: Variatie, individuen in een populatie variëren in eigenschappen
Darwins observatie: Overproductie; meer nakomelingen dan milieu kan dragen
Darwins observatie: Competitie; struggle for survival; overproductie zorgt voor competitie
Darwins observatie: Erfelijkheid; Doorgeven van gunstige eigenschappen
Darwins conclusie: Individuen die goed aangepast zijn aan hun omgeving laten gemiddeld meer
nakomelingen na
Darwins conclusie: Na verloop van tijd accumuleren gunstige eigenschappen in de populatie
Selectie intensiteit = hoe sterk de selectiedruk is op een bepaalde kenmerk, Bv een extra droge
zomer
Selectie: De variaties in (uiterlijke kenmerken) liggen aan de basis van verschillen in fitness (De
doorgifte van genen aan de volgende generatie), reproductief succes
Evolution door natuurlijke selectie
Door selecteren op fenotype, heb je invloed op het genotype, genotype geef je door
Genotype + enviroment = Fenotype
Bewijs voor evolutie
, Fossiel
Transitie fossiel, combinatie van karakteristieke bv vogel en reptiel, zit tussen de overgang in
Homologies and traces of evolutionary history (vestigial structures) in existing organisms
Homologie/homologe structuren = Homologe structuren bij organismen wijzen op
biologische verwantschap . Bij homologie hebben organen of orgaanstelsels eenzelfde
bouwplan, gedeeld door verschillende soorten.
bv, DNA en eiwitten, nakomelingen hebben allemaal het zelfde eiwit, maar door mutaties is
het niet meer exact hetzelde.
Analogous = structures that correspond in function but not in an evolutionary origin.
Vestigial structures = are remnants of features that served a function in the organism’s
ancestors.
Continental drift , De oorspronkelijke populatie gaat uit elkaar doordat de continent uit
elkaar gaan.
Convergente evolutie is de evolutie van dezelfde functie bij verschillende, niet-verwante
taxonomische groepen
Fitness
Fitness = beste overleving en reproductie kansen
Fitness componenten = overleving en nakomelingen
Absolute fitness = hoeveel nakomeling je maakt, is de bijdrage van een individu aan de genenpoel
van de volgende generatie
relatieve fitness = nakomelingen in vergelijking tot anderen (tot meest succesvolle type)
Antibiotica resistentie
Door natuurlijke selectie en de snelle ontwikkeling van nieuwe generaties, raken bacteriën bestand
tegen antibiotica.
1. Bacteriën die al opgewassen zijn tegen het antibiotica;
2 Vereenvoudigen zich snel;
3 De natuurlijke selectie verschilt per antibiotica
Homology/homologous structures = Related species can have characteristics that have an underlying
similarity yet function differently.
Convergent evolution = The independent evolution of similar features in different
lineages(afstamming).
Werkcollege populatie genetica
Allelfrequentie = getal onder 1, hoevaak komt het allel voor?
hardyweinberg
p2+2pq+q2=1
BV.
Genotype AA
allel A
Allelfrequentie in populatie = Alle allelen x 2/totaal aantal allelen x 2
Werkcollege natuurlijke selectie
V= Viability = overleving van jong individu tot adult – percentage
F = fecunditeit = aantal geproduceerde nakomelingen
W = abosulte fitness = vxF
w = relatieve fitness degene met de hoogste fitness is 1
, HC 3 SEKSUELE SELECTIE EN KINSELECTIE DEEL 1
Natuurlijke selectie gaat over overleving
Seksuele selectie
Wie krijgt de meeste kinderen/beste voortplanten
- individuele variatie
-genetisch bepaald > overerf baar
- beste eigenschappen meer nakomelinge/meer genen
Eigenschappen die voortplantingssucces verhogen verspreiden in populaties
Asymmetrie in seksuele reproductie
Mannen moeten wat anders doen om meer kinderen te krijgen dan vrouwen
-Eitjes komen zelden vrij, Eicel is groter > veel energie om te maken, beperkt aantal eicel gedurende
leven.
- Productie zaadcellen non-stop, zaadcel klein > weinig energie
Investering in nageslacht (parental investment)
vrouw: zwangerschap, bevalling, zogen, zorg jongen
Man: paar minuten seks
Mannen voorplatingsucces verhogen:
mannen zorgen voor zo veel mogelijk bevruchtingen
vrouwen: kieskeurig wil beste man hebben = ‘Female choice’
Hoe zorgen mannen voor zoveel mogelijk bevruchting voor de paring?
1. Intraseksuele selectie, binnen het geslacht competitie, vechten
Grote mannen en grote ornamenten (vecht attributen) winnen meer gevecht > selectie op grootte en
ornamenten.
Nadeel aan groot zijn > kost veel energie om te onderhouden.
2. Interseksuele selectie, ervoor zorgen dat vrouwen jou het aantrekkelijkst vindt
Ornamenten (inter), kunnen ook intimiderend zijn voor mannen (intra)
Selectie op ornamenten.
Seksueel dimorfisme = Verschil in uiterlijk tussen mannetjes en vrouwtjes (niet de geslachtsorganen)
Selectie tijdens / na de paring
Sperma competitie
- meer sperma
- sneller sperma
- chemische samenstelling; blokkeren toekomstig sperma
- sperma dichter bij eicel
Hoe zorgen vrouwtjes voor zoveel mogelijk nageslacht?
Female choiche
-uiterlijke kenmerken > ornamenten
-gedrag > zang
-groot territorium en dominant
-symmetrie uiterlijk
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fiekedezwart. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.60. You're not tied to anything after your purchase.