Samenvatting 2.1 Biologische determinanten
Probleem 1
LD1: Evolutietheorie van Darwin?
Natuurlijke selectie
alle leden van soort lijken genetisch op elkaar maar niet identiek
bepaald genverschillende varianten voorkomt bij vergelijken van
individuen
2 soorten varianten:
1. coderend voor succesvolle strategieën
2. coderend minder succesvolle strategieën makkelijke prooi
selectie: varianten die best coderen voor eigen overdracht evolutie
vindt plaats via proces van natuurlijke selectie
Natuurlijke selectie:
- variatie essentieel voor werking evolutieproces
- overerving enkele variaties zijn overgeërfd, dus doorgegeven van
ouders op nakomelingen die het weer doorgeven. (niet door
- selectie organisme met enkele erfelijke varianten, meer
nakomelingen doordat die eigenschappen helpen bij overleving &
voortplanting.
survival of the fittest:
degene die het best zijn aangepast aan eisen v/d omgeving, zullen
overleven & voortplanten
erfelijke eigenschappen associatie met hoog overlevings &
voortplantingspercentages meeste kans om door te geven aan
toekomstige generaties
vind eerder plaats via genen op individuen dan op die van een
soortselfish gen egoïstisch genen niet geselecteerd om voor welzijn
v/d hele soort te handelen kunnen genen wel voordelig zijn voor hele
soort.
fitness: vermogen van dier om zich succesvol voort te planten
maatstaaf voor vermogen om genen door te geven termen van aantal
levensvatbare nakomelingen
classical fitness:
meten van reproductief succes door het doorgeven van genen aan het
nageslacht
inclusive fitness:
vermogen om genen door te geven & naaste te helpen met overleven om
zo genen te behouden.
,seksuele selectie
richt zich op aanpassingen die ontstonden als gevolg van succesvolle
paring.
2 primaire manieren:
1. intraseksueel: competitie tussen leden van 1 geslacht, waarvan de
resultaten bijdragen tot paringstoegang voor de sterkere
kwaliteiten die leiden tot succes worden doorgegeven aan
volgende generatie door paringssucces van overwinnar
(intraseksuele competitie evolutie)
2. interseksueel (preferentiële partnerkeuze): als leden van soort
overeenstemming hebben over gewenste kwaliteiten bij leden v/h
andere geslacht alleen die worden gekozen. evolutionaire
verandering omdat gewenste kwaliteiten elke generatie toenemen.
voorbeeld
evolutie bracht 3 producten voort:
1. adaptatie: overgeërfde & ontwikkelde kenmerken die door
natuurlijke selectie zijn ontstaan zijn oplossing van bestaande
problemen & bevorderen reproductie van een soort.
2. bij producten: worden bijgedragen aan kenmerken die wel een
functie hebben
a. vb: zoals de navel een bijproduct is v/d navelstreng
3. ruis: random effecten die worden geproduceerd door krachten als
mutaties, veranderingen in omgeving & veranderde effecten tijdens
de ontwikkeling. variatie die altijd zal blijven bestaan, maar geen
invloed heeft op het voortbestaan van een soort
a. vb: de oogkleur
adaptatie: (toates H2)
de geschiktheid v/e fysieke eigenschap of gedrag aangepast aan
omgeving na testen geschiktheid
beste aanpassingen overleven & geven goede genen door.
voorbeeld: voorheen in tijd van stress wegrennen strategie van
doorgaan bevorderlijker strategie werkt beter dan vluchten
3 veranderingen van Williams op gebied van evolutie:
o volgens evolutietheorie sprake van groepsselectie (streven
naar reproductie van genen die in voordeel zijn van hele
groep) kritiek van Williams was: stel er zijn 2 vogels binnen
een soort, ene offert zich op en eet niet, ander is egoïstisch en
eet zoveel mogelijk dan kan de egoïstische vogel zich
voortplanten gaat dan dus niet om welke genen het best zijn
voor de groep
, o verduidelijkt theorie van Hamilton linkt theorie van inclusive
fitness aan vraag waarom organismen altruïstisch zijn vb:
ouders geven eigen leven op voor het leven van hun kind
voordeel voor kind moet groter zijn dan de kosten voor zichzelf
o hij definieert adaptatie als: geëvolueerde oplossingen voor
specifieke problemen die direct of indirect bijdragen aan
succesvolle voortplanting
3 criteria van Williams voor wanneer sprake van adaptatie:
o betrouwbaarheid: is het mechanisme iets dat groeit bij alle
leden van de soort en in alle omgevingen?
o efficiëntie: lost het mechanisme een aanpassingsprobleem
op
o zuinigheid/ economie: wordt het aanpassingsprobleem
opgelost zonder dat het hoge kosten van het organisme
vraagt.
o precisie: het is gespecialiseerd een bepaald doel te behalen
3 theorieën over oorsprong van adaptatie:
o seeding theorie: leven is niet op aarde ontstaan, maar is
ontstaan door een meteoriet of buitenaardse wezens die
zaden naar de aarde brachten zo konden mensen & andere
levende wezens gevormd worden. je zou theorie kunnen
testen kijken of er leven is op meteorieten. zijn echte 3
problemen:
geen solide wetenschappelijk bewijs op aarde dat die
uitzaaiingen hebben plaatsgevonden
niet geleid tot nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen
hoe zijn die buitenaardse wezen dan ontstaan raadsel
o creationisme/ intelligent design: het is een creatie van een
oppergod die alle dieren & planten heeft geschapen religie
of geloof wordt daarom om 3 redenen niet beschouwd als
wetenschappelijke theorie:
kan niet worden getest
heeft niet geleid tot nieuwe wetenschappelijke
ontdekkingen
niet bruikbaar als wetenschappelijke verklaring voor
reeds ontdekte organische mechanisme
o theorie van evolutie door natuurlijke selectie
verklaard bekende feiten
leidt tot nieuwe voorspellingen
bied belangrijke gebieden van wetenschappelijk
onderzoek
convergente evolutie:
, verschillende soorten ontwikkelen dezelfde functie aan de hand van de
omgeving die verandert
genetic drift (Buss)
willekeurige veranderingen in genetische samenstelling v/e populatie
soorten
1. mutaties: willekeurige verandering in het DNA.
a. als een mutatie doorgegeven wordt is het een mutatie op
geslachtscellen
2. founder effect: klein deel populatie, kolonie, nieuwe kolonie is niet
volledig representatief voor oorspronkelijke populatie
3. genetic bottleneck: genetische belemmeringen populatie
verkleint door bv een natuurramp van de overlevende is er maar
een klein deel dat nog de oorspronkelijke genen heeft
homologie: (pinel H2)
gelijkenis tussen soort gemeenschappelijke evolutionaire oorsprong
analogie:
gelijkenissen tussen soort niet door een gemeenschappelijke
evolutionaire oorsprong
functionalism:
overtuiging dat kenmerken van levende organisme nuttige functies
vervullen. om de fysiologische basis van verschillende gedragingen te
begrijpen, moeten we eerst begrijpen wat die gedragingen tot stand
brengen. moeten iets begrijpen over natuurlijke geschiedenis v/d
bestudeerde soort, zodat we de gedragingen in hun context kunnen zien
kritiek Darwin
- slechte theorie over overerving
misvattingen over evolutie theorie van Darwin:
1. genetisch determinisme: gedrag is genetisch vastgelegd
invloed omgeving uitgesloten bij evolutietheorie is dit niet het
geval. er is namelijk een interactioneel model bij de evolutie theorie:
er is interactie tussen genen & omgeving
a. vb: eelt ontstaat doordat huid wordt blootgesteld aan harde
grond (omgeving), maar er heeft ook adaptatie
plaatsgevonden, waardoor eelt kan ontwikkelen (genen)
2. evolutietheorie beweert dat je menselijk gedrag niet kunt, maar je
kan je gedrag wel veranderen als je er bewust van bent.
3. optimaal ontwikkelde mechanisme: constante adaptatie betekent
niet dat het optimaal ontwikkeld is 2 redenen:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Chiaraaaa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.