Werkcolleges, practica en Demo’s samenvatting
E-module thermoregulatie
Lichaamstemperatuur:
- Er zijn verschillende fysiologische mechanismen om de
lichaamstemperatuur te reguleren.
- Je kunt het zien als een balans met aan de ene kant warmteproductie en
warmteopname en aan de andere kant warmteafgifte. Warmte komt vrij
tijdens metabole processen. Bij winterslaap zal het metabolisme
afnemen. Opnemen en afgeven van warmte kan via stroming, geleiding
en straling. Warmte verliezen kan ook via verdamping van water.
- Een dier bevat veel water, dat bij lichaamstemperaturen onder 0 graden
tot vorming van ijskristallen zal leiden. Ook zal bij lage temperaturen de
vloeibaarheid van vetten verminderen. Bij te hoge temperaturen (vanaf 41*)zal
eiwitdenaturatie optreden
- Snelheid waarmee chemische reacties plaatsvinden zal omhooggaan bij een
hogere temperatuur, doordat moleculen met een hogere snelheid reageren (Q10-
regel). Hoe sneller ze bewegen hoe groter de kans op botsen.
- Verdeling van warmte over het lichaam:
o Kerntemperatuur: wordt zoveel mogelijk constant gehouden, maar
extremiteiten vertonen grote variatie in temperatuur
o Rectale temperatuur: representatief voor de
kerntemperatuur
Thermale classificatie:
- Jonge zoogdieren zijn net als volwassen zoogdieren
endotherm, maar wel deels afhankelijk van warmte
van de omgeving (vaak het nest/de moeder). Ze zijn
dus meer ectotherm dan volwassen zoogdieren
- Vissen en amfibieën zijn meestal poikilotherm-
ectotherm, en honden, dolfijnen en vogels zijn meestal homeotherm-endotherm
Warmteproductie:
- Warmte ontstaat door de wet van behoud van energie: omzetting van chemische
energie (bijv. in voeding) tot weefsel of melk gebeurt niet helemaal efficiënt,
waardoor warmte ontstaat. Energie gaat namelijk niet verloren (wet van behoud
van energie). Energie komt vrij in de vorm van warmte.
- Dier met een verhoogde warmteproductie kan beter tegen koude
lichaamstemperaturen door de warmteproductie op te voeren. Deze dieren
zullen bij hoge omgevingstemperaturen meer moeite hebben om hun warmte
voldoende kwijt te raken. Dieren met verhoogde warmteproductie hebben meer
last bij hogere omgevingstemperaturen om hun warmte kwijt te kunnen.
Warmteuitwisseling:
- Lichaamsweefsel geleidt warmte slecht (dus
isoleert goed). Warmte wordt vooral via de
circulatie getransporteerd. Er is dus sprake van
stroming/convexie, waardoor warmte vanuit de
kern naar het oppervlak gebracht wordt
1
,Samenvatting PR, WC en Demo’s HH Seline Donkers
- Warmteuitwisseling met de omgeving vindt plaats via straling (radiatie),
conductie/geleiding, convectie/stroming en verdamping (evaporatie; kost energie
om water over te laten gaan in gas fase)
- Hoeveelheid warmte die uitgewisseld wordt is
afhankelijk van temperatuurverschil,
lichaamsoppervlak en geleidingscapaciteit:
o Hoe groter het temperatuurverschil met de
omgeving, hoe meer warmte er
uitgewisseld wordt
o Hoe groter het lichaamsoppervlak, hoe
meer warmteuitwisseling (let op:
oppervlakte en gewicht van het dier nemen
niet evenredig toe!): hoe kleiner het dier, hoe groter de oppervlakte:inhoud
ratio, waardoor ze relatief veel warmte verliezen aan de omgeving. Kleine
dieren dus hoger metabolisme.
o Isolerende laag verlaagt de geleidingscapaciteit, zoals haren en veren (zorgen
voor stilstaande luchtlaag rondom het lichaam), en een subcutane vetlaag
(verlaagt geleidingscapaciteit)
Thermoregulatie:
- Warmteproductie verhogen:
o Shivering thermogenese: rillen verhoogt
het spiermetabolisme waardoor er
warmte vrijkomt op korte termijn
o Non-shivering thermogenese: verhoging
van basaalmetabolisme en/of
verbranding van bruin vet zorgt voor
meer warmte op de lange termijn
- Geleidingscapaciteit reguleren: pilo-erectie
(rechtop gaan staan van haren) en ‘bol zitten’
bij vogels zorgt voor een dikkere isolerende
luchtlaag waardoor de korte termijn
geleidingscapaciteit verlaagd wordt. Ook kan
dikte in isolatielaag aangepast worden op lange termijn door een dikkere vacht te
ontwikkelen (wintervacht vs zomervacht) of een subcutane vetlaag te
ontwikkelen
- Effectieve oppervlakte verkleinen: door in een bepaald houding te gaan liggen
(bijv. helemaal opgerold) of door tegen soortgenoten aan te gaan liggen
- Vasodilatatie/vasoconstrictie van bloedvaten in de
huid. Bij vasodilatatie veel bloed door huid zodat
warmte afgegeven kan worden.
- Zweten en panten (hijgen): lichaam verliest warmte
door verdamping ter hoogte van de huid (zoals bij
zweten) of van de luchtwegen (zoals bij hijgen).
Paard en rund kunnen zweten, terwijl hond, kat,
rund en vogel panten. Varkens kunnen niet zweten
en niet panten, waardoor ze gevoelig zijn voor
2
,Samenvatting PR, WC en Demo’s HH Seline Donkers
hittestress. Ze hebben gedragsmatige thermoregulatie om warmte te verliezen
bijv. het nemen van een modderbad.
- Feedback systeem: pre-optische gebied van de hypothalamus ontvangt signalen
voor de lichaamstemperatuur van thermosensoren in de huid, viscera en centraal
(in de hypothalamus; belangrijkst!) die vergeleken worden met het setpoint,
waarna de hypothalamus zelf ook signalen afgeeft aan weefsels.
Temperatuurgevoelige ionkanalen (gevoelig voor kou of warmte) dragen bij een
temperatuurregulatie. Opvoeren kan door te zorgen dat er minder warmte wordt
afgegeven of door warmteproductie hoger te maken en andersom natuurlijk.
- Jonge dieren kunnen hun lichaamstemperatuur tussen minder uiteenlopende
omgevingstemperaturen constant houden.
- Homeothermie zone: zone van omgevingstemperaturen waarin dieren
lichaamstemperatuur constant kunnen houden. Iets toenemen net voor deze
zone komt door shivering en non-shivering dat energie kost. Iets toenemen aan
eind van deze zone komt door panten of zweten.
- Grafiek: thermo-neutrale zone bestaat uit de omgevingstemperaturen waarbij het
dier zijn lichaamstemperatuur constant kan houden door pilomotoriek,
vasoconstrictie en vasodilatatie in de huid, zonder dat het metabolisme verhoogd
wordt om extra warmte te genereren of verliezen. Thermo-neutrale zone wordt
begrensd door de ‘lower critical temperature’ en ‘upper critical temperature’
Werkcollege 1: thermoregulatie
Thermoneutrale zone:
- De omgevingstemperatuur heeft invloed op de lichaamstemperatuur. Bij een
verlaagde of verhoogde omgevingstemperatuur zal een dier meer moeite moeten
doen om de lichaamstemperatuur constant te houden. De metabole snelheid
moet aangepast worden. Bij homeothermie is er sprake van
omgevingstemperaturen waarbij het dier zijn lichaamstemperatuur niet meer
constant kan houden, maar waarbij er nog geen sprake is van hypo- of
hyperthermie. Een thermoneutrale zone omvat omgevingstemperaturen waarbij
het dier zijn lichaamstemperatuur nog constant kan houden d.m.v. pilomotoriek,
vasoconstrictie of oververhitting
- Bij een dier in rust kunnen de volgende thermoregulatiemechanismen actief zijn:
o Lager dan de Lower Critical Temperature (< LCT): pilomotoriek, verbranding
bruin vetweefsel, verhoogd metabolisme, spiercelrillingen, vasoconstrictie
o Tussen de Lower en Upper Critical Temperature (LCT – UCT): CZS,
pilomotoriek, vasodilatatie en vasoconstrictie.
o Boven de Upper Critical Temperature (> UCT): zweten, vasodilatatie van
bloedvaten in de huid en panten/hijgen
- Jonge dieren hebben een smallere homeothermiezone
omdat ze zichzelf minder goed warm kunnen houden.
Dit komt door de oppervlakte/inhoud ratio. Hoe
kleiner het dier, hoe groter de oppervlakte/inhoud
ratio, waardoor deze dieren relatief veel warmte aan
de omgeving verliezen. Ze hebben echter wel veel
meer bruin vet (BAT), waardoor er warmte vrijkomt en
de dieren minder snel koud hebben. Dit weegt echter
3
, Samenvatting PR, WC en Demo’s HH Seline Donkers
niet op tegen het verlies van de warmte. Minder dikke vacht en minder dik
vetweefsel (isolatie slecht). Bovenkant van de homeothermiezone krijgen ze het
sneller te warm. Hebben minder lichaamswater. Jonge dieren kunnen moeilijker
warmte kwijt.
- Verplaatsing van LCT & UCT t.o.v. gezond dier:
LCT UCT
Hond met obesitas - -
Door extra vetlaag wordt Door extra vetlaag heeft de
meer warmte vastgehouden hond het sneller te warm
Kat met linker hartfalen → = -
zone in totaal kleiner Hart kan minder goed Er gaat minder bloed naar
pompen, er is dus meer de huid waardoor warmte
energie nodig om het minder snel verloren gaat
lichaam warm te houden. waardoor de kat het sneller
Hij kan nogsteeds hetzelfde warm krijgt
Paard met hypothyreoïdie = + +
de schildklier minder actief, Er is te weinig Het paard heeft het sneller
waardoor er minder TSH schildklierhormoon, koud en kan daardoor hoge
geproduceerd wordt en dus waardoor het metabolisme temperaturen beter
minder warmte. → rechts vertraagd is en het paard weerstaan
verschuiving het sneller koud heeft
Neonataal lammetje + -
Kan zichzelf minder goed Doordat het dier minder
warmhouden en is meer goed kan hijgen enzo.
afhankelijk van de
omgevingstemperatuur,
omdat de hypothalamus nog
goed ingesteld moet
worden
Hoogproductieve melkkoe - -
Koe heeft een actief Koe heeft het sneller warm,
metabolisme en heeft het omdat het metabolisme
dus sneller warm, waardoor verhoogd is en de koe zelf
de koe het minder koud dus al meer warmte
heeft produceert.
Als de LCT omhoog gaat dan heeft een dier het nu bij 10* koud terwijl hij daarvoor pas bij 5*
koud had.
Warmteoverdracht:
- Pinguïns gaan dicht op elkaar staan in grote groepen, waardoor er betere
conductie/geleiding van warmte is en ze dus beter warm blijven. Ook zetten ze
hun veren op, waardoor er lucht tussen de veren komt. Lucht heeft een lage
thermische geleidbaarheid en is een goede isolator. Koude lucht stroomt minder
langs en de effectieve oppervlakte wordt ook kleiner. Straling van elkaars
lichaamswarmte blijft bij elkaar. Kuikentjes staan op de warmere voeten van de
ouders (geleiding).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller selinedonkers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.