bepalen populatieaantallen en biodiversiteitsmetingen
intraspecifieke factoren en populatie regulatie
de veranderingen in aantallen van een populatie
Written for
HAS Den Bosch (HAS)
Toegepaste Biologie
Populatie Ecologie
All documents for this subject (12)
Seller
Follow
Fleur2002
Reviews received
Content preview
Leerdoelen
1. Verklaren welke factoren patronen in biodiversiteit beïnvloeden
Verspreidingspatronen: de spreiding is het patroon van afstand tussen individuen binnen de
populatie. Gegroepeerd (clumped)-> individuen verzamelen zich samen op een hoopje. (bij
schimmels waar de bodem en andere omgevingsfactoren het meest gunstig zijn voor kieming in groei
of voor succesvol voortplanten en predatie en verdediging met een groep) gelijkmatig verdeeld
(uniform) ( door interactie onderling -> planten die chemische stoffen uitscheiden die kieming en
groei van andere onderdrukken) random verspreiding-> onvoorspelbare spreiding, positie van het
ene individu onafhankelijk van een ander individu ( bv paarden bloemen die door de wind verspreid
worden)
Eilandtheorie: 2 voorspellingen;
1. Er is een dynamisch evenwicht in aantal soorten
2. Hoe groter een eiland hoe meer soorten
Sommige soorten komen erbij door migratie (minder als er meer soorten zijn) of soorten sterven uit
door extinctie (stijgt met meer soorten door competitieve exclusie)-> het wordt bepaald door de
groote van het eiland ( klein eiland is er grotere kans op extinctie, minder resources, minder
verschillende habitats en kleinere pops) en de afstand tot het vasteland (eiland dichter bij vasteland
heeft meer kans op immigratie, en een lagere extinctie-> doordat bronpops de soorten op het eiland
kunnen onderhouden)
2 andere die ook een rol spelen bij de biodiversiteit zijn; geisoleerde eilanden (lokale evolutie en
soortvorming) en de afstand tot bronpopulaties (een bronpop kan de eilandpop makkelijker
onderhouden wanneer de afstand klein is)
meta-populaties: allemaal kleine populaties die zelf niet duurzaam zijn maar samen wel
gradiënten: latitude gradient (geeft de diversiteit van een soort op verschillende breedtegraden aan)
altitude gradient(hoog in de bergen en diep in de zee is weinig leven, "natuurlijke" setting om de
effecten van omgevingsveranderingen op ecosysteemprocessen te testen, vanwege de drastische
veranderingen in klimaat, biotische en abiotische attributen over korte afstanden binnen een
landschap)
resources versus condities: Condities: physische chemische parameters van de omgeving, tolerantie-
> niet comsumeerbaar, wel verander baar. (klimaat, temp, zonlicht, neerslag)-> kan direct(geboorte
en sterfte) en indirect(hoeveelheid resources) invloed hebben op de populaitie grote. Resources:
aanwezigheid van bronnen die nodig zijn voor overleven (energie, onderdak, bescherming predators,
nutriënten beschikbaarheid, water en geschikte nestplaatsen)
response curves:
, I. Linear verband tussen de aanwezigheid van prooien en het percentage dat word opgegeten-
> neemt aan dat de predator nooit verzadigd is
II. Predator raakt verzadigd en het consumeren van een prooi neemt tijd in beslag
III. Prooien bij een lage dichtheid hebben meer de gelegenheid om te schuilen, hoe meer er zijn
hoe makkelijker ze gevangen worden ( en sneller)
Schaalniveau: de juiste gebieden onderzoeken. Ook is het belangrijk om langertermijn onderzoek te
doen om goede resultaten te krijgen.
- Klimaat: bepalen patronen op grote schaal (biomen: toendra, tropisch regenwoud, gematigd
bos, woestijn)
- Topografie, bodem: bepalen patronen op kleine schaal (biotopen,ecotopen)
(laagveen,heide,duin)
intermediate disturbance theory: de hypothese zegt dat gematigde verstoringniveaus een grotere
soortendiversiteit kunnen veroorzaken dan lage of hoge storingsniveaus. Hoge mate van verstoring->
reduceert de diversiteit doordat het omgevingsstress creeert die de tolerantie van vele soorten
overschijdt. Lage mate van verstoring-> kan ook diversiteit reduceren doordat competitieve soorten
andere weg drukken. Gematigde verstoring-> kan habitats openstellen voor minder competitieve
soorten zonder dat het te grote schade aanricht.
Ecologische succesie-> overgang in de soortensamestelling van een levensgemeenschap na een
verstoring
Primaire succesie-> wanneer de ecologische succesie begint in een gebied waar niks was begint dit
vaak bij soorten die door windverspreiding sporten verspreiden
Secundaire succesie-> vindt plaats wanneer een bestaande levensgemeenschap gewist wordt door
een verstoring maar waardoor de bodem intact gelaten wordt.
competitive exclusion: 2 soorten moeten concurreren om dezelfde gelimiteerde resources, de ene
zal het efficienter gebruiken dan de ander-> die zullen een voordeel hebben, kan leiden tot eliminatie
van de zwakkere. (2 soorten in dezelfde gemeenschap/omgeving). Als de niches identiek zijn kunnen
de 2 soorten niet naast elkaar leven.
Enkele situatie wanneer het niet kan:
- Als er genoeg resources zijn
, - Instabiele omgeving die nooit bij een hoge dichtheid van dieren zorgt
- Flucuteren van omgeving-> de ene keer heeft de een een voordeel en later de ander
predator mediated co-existence: een bepaalde predator houdt andere predatoren in bedwang
waardoor andere soorten kunnen overleven -> als de toppredator weg valt, dan krijgen andere de
kans en kunnen soorten wegvallen. Door predatie kunnen een aantal soorten onder hun draagkracht
gehouden worden -> de concurentie word minder groot-> daardoor overlap tussen niches-> grotere
biodiversiteit.
2. Methoden van bepalen populatieaantallen en biodiversiteitsmetingen waarderen
Mark en recapture: om de dichtheid te bepalen merk je de dieren en dat wordt bij het opnieuw
vangen geteld. Het nadeel is dat de dieren gelokt worden met voer, ze weten dat ze eten krijgen dus
zullen ze na de eerste vangt de 2e keer ook makkelijk gevangen worden.
r/N=m/n of N= r*n/m
r= aantal gemerkte dieren 1e keer, N= totale populaite, m= aantal gemerkte gevangen dieren 2 e keer,
n= totaal aantal gevangen dieren 2e keer.
Equitability (E): gelijkheid waarin indiviuen in een gemeenschap (gelijkmatigheid) zijn verspreid over
de aanwezige soorten. Als E hoger is, dus het aantal soorten gelijkmatiger verdeeld dan is H ook
hoger.
Shannon Weaver index (H): methode voor het meten van de biodiversiteit. een maat die in de
ecologie veelvuldig wordt gebruikt om de diversiteit aan soorten te beschrijven.
Vb:
P= de relatieve aanwezigheid ( aantal individuen van soort/ aantal individuen van
alle soorten in de omgeving)
• S = aantal soorten
• pi =Aantal individuen van soort i als fractie van het totaal aantal individuen
• Equitability (E): Gelijkheid waarin individuen in een gemeenschap (gelijkmatigheid) zijn
verspreid over de aanwezige soorten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Fleur2002. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.22. You're not tied to anything after your purchase.