Alle jurisprudentie van Gemeenterecht staat hierin opgenomen, met een handige automatisch gegenereerde inhoudsopgave die je zo naar het juiste arrest brengt. Dit kan je erbij houden tijdens het tentamen. De belangrijkste rechtsoverwegingen zijn gemarkeerd en er staan handige stukjes uitleg tussen!
Master Rechtsgeleerdheid: Jurist En Overheid
Gemeenterecht
All documents for this subject (3)
Seller
Follow
ffkruijt
Reviews received
Content preview
ALLE ARRESTEN GEMEENTERECHT
Inhoudsopgave
Week 1.......................................................................................................................................................... 3
J.L.W. Broeksteeg en I. van Haaren-Dresens, Ingrijpen op Sint Eustatius, De herontdekking van de grove
taakverwaarlozing? NJB 2018, 406......................................................................................................................3
J.L.W. Broeksteeg en I. van Haaren-Dresens, Ingrijpen op
Sint Eustatius, De herontdekking
van de grove taakverwaarlozing? NJB 2018, 406
Op 6 februari jl. namen beide kamers van de Staten-Generaal een wetsvoorstel aan op grond
waarvan wordt ingegrepen in het openbaar bestuur op Sint Eustatius. Een
regeringscommissaris oefent tijdelijk alle taken en bevoegdheden van het eilandsbestuur uit.
Het is bijna 70 jaar geleden dat de wetgever dit meest vergaande instrument van bestuurlijk
toezicht voor het laatst heeft toegepast. Dit artikel analyseert de geschiedenis van ingrijpen bij
grove taakverwaarlozing, bespreekt waarom de wetgever ingrijpt op Sint Eustatius en
onderzoekt op welke wijze wordt ingegrepen. Vanzelfsprekend wordt daarbij ingegaan op de
bijzondere juridische status van het openbaar lichaam Sint Eustatius.
1. Grove taakverwaarlozing: grondslag en toepassing
Decentrale overheden staan onder bestuurlijk toezicht van het Rijk. Een van de instrumenten
van bestuurlijk toezicht is ingrijpen in geval deze overheden hun taken verwaarlozen. Artikel
132 lid 5 Grondwet geeft daarvoor twee voorzieningen. De eerste volzin betreft de
indeplaatsstelling door een bestuursorgaan bij verwaarlozing van medebewindstaken, dat wil
zeggen de uitoefening van taken, gevorderd bij of krachtens de wet in formele zin.2 De
Gemeentewet regelt deze vorm van taakverwaarlozing in artikel 124-124h Gemw.3 De tweede
volzin van het grondwetsartikel – hier van belang – luidt: ‘Bij de wet kunnen met afwijking
van artikel 125 en 127 voorzieningen worden getroffen voor het geval het bestuur van een
provincie of een gemeente zijn taken grovelijk verwaarloost’. Deze volzin heeft naar de letter
betrekking op zowel de uitoefening van taken in autonomie als in medebewind; uit de
grondwetsgeschiedenis blijkt echter dat de bepaling ziet op grove verwaarlozing van
autonome taken.4 Bij verwaarlozing van medebewindstaken kan hoe dan ook veel eerder, op
grond van de eerste volzin en de Gemeentewet, worden ingegrepen.
De tweede volzin bepaalt dat ‘bij de wet’ voorzieningen kunnen worden getroffen.5 Dit
betekent dat de wetgever een wet in formele zin moet vaststellen voor elk geval van ingrijpen,
een ad hoc-wet dus. Of ingegrepen wordt, is derhalve een oordeel van de wetgever. Tot nu toe
heeft deze vijf keer zo’n wet vastgesteld: voor Opsterland en Weststellingwerf in 1895, voor
Beerta in 1933, voor (andermaal) Opsterland in 1946 en voor Finsterwolde in 1951.6
In 1895 betrof het een conflict tussen de betreffende gemeenten en de Friese gedeputeerde
staten over de gemeentelijke begroting, waardoor deze gemeenten de begroting niet wilden
vaststellen. Bij wet werd de bevoegdheid tot het vaststellen van de begroting bij de
burgemeester gelegd en gedeputeerde staten hadden de bevoegdheid daarin wijzigingen aan te
brengen.7 Hiermee was het probleem opgelost: in de verwaarloosde taak werd voorzien. In
Beerta speelde in 1933 ongeveer dezelfde problematiek: ook deze gemeente had een conflict
met (de Groningse) gedeputeerde staten over de opstelling van de begroting. De gevolgen van
de wet waren nu vérstrekkend. Alle bevoegdheden, zowel in autonomie als in medebewind,
werden neergelegd bij de burgemeester, die onder toezicht stond van de Minister van
Binnenlandse Zaken en van de commissaris van de Koning.8 In 1946 weigerde in Opsterland
de noodgemeenteraad9 samen te werken met de burgemeester. De leden van deze raad namen
ontslag. Daarmee was er geen groot probleem, omdat inmiddels nieuwe raadsleden waren
3
, gekozen en slechts hun geloofsbrieven nog goedgekeurd dienden te worden. De regering
vreesde echter, dat gemeenteraden invloed zouden krijgen op de benoeming van
burgemeesters. In Opsterland gold hetzelfde regime als in Beerta: alle bevoegdheden vielen
aan de burgemeester toe, die onder toezicht staat.10 Alleen in de wet inzake Opsterland wordt
de burgemeester aangeduid als regeringscommissaris; in Beerta wordt de burgemeester niet
als zodanig aangeduid, maar moet hij, evenals in Opsterland, de bevelen van de minister en de
commissaris van de Koningin uitvoeren.
De casus-Finsterwolde wijkt af van de eerdere casus. In 1950 beschikte de CPN in
Finsterwolde over een meerderheid in de raad en het college. De regering stelde vast dat de
raad opvattingen huldigde, die in strijd waren met kers uitkeringen worden verstrekt,
steunfraude worden bevorderd, industrialisatie afgewezen, straatbelasting getraineerd,
ambtenaren bedreigd en ontslagen.11 De regering diende op 3 november 1950 het wetsvoorstel
‘tot voorziening in het bestuur van de gemeente Finsterwolde’ in bij de Tweede Kamer.12 Op
de inhoud komen wij hierna terug. In de memorie van toelichting werden de beweegredenen
van de wet nader uiteengezet. Daarin werd onder meer gesteld, dat de houding van de
communistische leden in zowel raad als college sinds 1946 zodanig was veranderd, dat ‘van
een normaal overleg of van een redelijke behartiging’ van de gemeentelijke belangen niet
meer kan worden gesproken. De ‘plaats van de gemeente als onderdeel van onze staatsorde
[is] uit het oog verloren’. Vervolgens kwam de vraag aan de orde of hier sprake was van
grove taakverwaarlozing: de regering ‘is na zorgvuldige overweging van de strekking van het
[grondwettelijke] voorschrift tot de conclusie gekomen, dat het in het licht der huidige
verhoudingen staatsrechtelijk ten volle verantwoord is artikel 146, vierde lid, der Grondwet
mede toe te passen in de gevallen, waarin een gemeentebestuur stelselmatig in strijd handelt
met de beginselen van behoorlijk bestuur.’13
Bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel waren de CPN-Tweede Kamerleden
zeer kritisch.14 Er was, zo meenden zij, geen sprake van grove taakverwaarlozing: welke taken
waren dan verwaarloosd? Zij voeren daarbij aan dat de gemeente normaal kan functioneren:
zo waren de begrotingen van de gemeente immers goedgekeurd door gedeputeerde staten.
Opmerkelijk is, dat de memorie van antwoord pas vijf maanden na het Voorlopig Verslag
werd uitgebracht. Op 23 juli 1951 – ruim een half jaar na indiening – werd de wet in het
Staatsblad gepubliceerd.15 In Finsterwolde was – en daarmee wijkt deze casus af van de
eerdere – geen sprake van grove verwaarlozing van concreet aan te wijzen (autonome) taken.
Het negeren van de beginselen van behoorlijk bestuur is uiteindelijk iets anders dan grove
taakverwaarlozing.16 De wetgever heeft daarmee een rekkelijke interpretatie gegeven van (wat
nu is) art. 132 lid 5 Gw.
Als we alle casus overzien, valt een aantal zaken op. In de eerste plaats is de regeling van
grove taakverwaarlozing nauwelijks toegepast. Sterker nog: de regeling is bijna 70 jaar niet
gebruikt. Kennelijk voeren gemeentebesturen hun autonome taken in voldoende mate uit.17 In
de tweede plaats betreft het – de casus-Finsterwolde daargelaten – vooral de verwaarlozing
van autonome taken die de Gemeentewet oplegt. Dölle & Elzinga spreken in dat verband van
‘werkweigerende gemeenteraden’:18 de raad stelt geen begroting vast of wil niet samenwerken
met de burgemeester. In ieder geval moet het gaan om autonome taken, die zodanig essentieel
zijn voor het functioneren van de gemeente, dat zonder de behartiging daarvan de gemeente
niet normaal kan functioneren en waardoor ingezetenen ernstige overlast ondervinden.
2. De bijzondere juridische status van Sint Eustatius
In de vorige paragraaf ging het over gemeenten. Dat is Sint Eustatius niet. Bij de
herstructurering van het Koninkrijk in 2010 zijn de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba
onderdeel geworden van het land Nederland. Zij worden wel aangeduid als ‘bijzondere
gemeenten’, maar juridisch zijn het openbare lichamen. De grondwettelijke grondslag werd
daarom gevonden in artikel 134. Toch voldeed deze bepaling niet, (onder meer) omdat zij
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ffkruijt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.73. You're not tied to anything after your purchase.