Literatuur en jurisprudentie
- OECD Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations:
Hoofdstuk 9;
- Besluit van 14 november 2013, nr. IFZ2013/184M, Staatscourant 2013, nr. 32854,
Verrekenprijzenbesluit inzake toepassing ‘arm’s length’ beginsel. VN 2013/62.2;
- OECD public discussion draft on BEPS 8, 9 and 10: discussion draft on revisions to chapter I of
the Transfer Pricing guidelines (including risk, recharacterisation, and special measures) van
19 december 2014 (op college zal worden aangegeven welke onderdelen tot de stof
behoren).
- HR 23 april 2004, VN 2004/27.17.
,Vraag 1
De A groep is een multinational die auto’s produceert en verkoopt in Europa. De A groep heeft
productievennootschappen in Polen, Spanje, Duitsland en Nederland, die de auto’s ontwikkelen,
ontwerpen en produceren. Daarnaast heeft de A groep distributievennootschappen in alle Europese
landen.
De productievennootschappen kochten in het verleden zelfstandig grondstoffen en halffabricaten in.
De productievennootschappen onderhandelden zelf met leveranciers, sloten zelf contracten af en
verrichtten alle andere inkoopfuncties. De A groep wil kostenvoordelen behalen door centraal in te
kopen voor alle productievennootschappen. De A groep richt hiervoor NL BV op. Vanaf nu
onderhandelen de werknemers van NL BV met de leveranciers en besparen op inkoopkosten door
centraal in te kopen. De productievennootschappen blijven alle overige functies verrichten.
a. Welke verrekenprijsmethode(n) zou(den) kunnen worden toegepast om een at arm’s length
beloning van de nieuwe vennootschap te bepalen? Indien meerdere verrekenprijsmethoden
toegepast kunnen worden, beschrijf de feiten en omstandigheden waaronder elke
verrekenprijsmethode toegepast kan worden. Noem alle relevante bepalingen. Komt u tot een
verschillende uitkomst indien u zich uitsluitend baseert op respectievelijk de Nederlandse
jurisprudentie, het verrekenprijzenbesluit van 14 november 2013 en de OECD Transfer Pricing
Guidelines?
Relevant voor de beantwoording van deze vraag zijn:
• HR 23 april 2004, VN 2004/27.17
• §9 van het Verrekenprijzenbesluit
• §9.154 t/m 9.160 van de OECD TP-Guidelines
Functionele analyse
Een deel van de inkoopactiviteiten worden overgenomen door NL BV. NL BV zal voortaan, namens de
productievennootschappen, gaan onderhandelen met de leveranciers. Er is dus sprake van een
inkoopkantoor met een routinematig karakter, waar weinig risico wordt gelopen. We verwachten bij
NL BV een lage, maar stabiele winst. De productievennootschappen blijven overigens alle overige
inkoopfuncties verrichten! Daarnaast blijven deze vennootschappen de ontwikkeling, design en
productie verrichten. De productievennootschappen zijn de ondernemers, lopen een hoog risico en
zijn gerechtigd tot de restwinst.
OECD TP-Guidelines: centrale inkoopfunctie
In de paragrafen 9.154 t/m 9.160 OECD TP-Guidelines wordt een voorbeeld uitgewerkt over de
implementatie van een centrale inkoopfunctie. Doel hiervan is het belang van een
vergelijkbaarheidsanalyse en in het bijzonder een functionele analyse voor het begrijpen van de rol
die ieder van de partijen heeft bij het creëren van synergie-effecten1 en kostenbesparingen te
benadrukken.
1
De synergie-effecten zijn de voordelen die worden behaald door voortaan grotere hoeveelheden bij één
centrale figuur in te kopen. Stel A, B en C moeten elk voor 10 producten (los van elkaar) € 10 betalen.
Gezamenlijk zijn zij dan voor 30 producten € 30 kwijt. Stel X betaalt door te onderhandelen voor 30 producten
in één klap € 20. Dan is er sprake van een synergievoordeel van (€ 30 – € 20=) € 10 euro!
,Inleiding
Na de functionele analyse volgt de vraag wat een passende verrekenprijsmethode is voor de door
het inkoopkantoor uitgeoefende activiteiten ter bepaling van een arm’s-length beloning (voor NL
BV). Deze beloning kan variëren van een routinematige beloning (gebaseerd op de gemaakte eigen
operationele kosten, dan wel een fee over de inkoopwaarde bij agentschap) voor het inkoopkantoor
met een routinematig karakter tot een profit split-achtige beloning indien de activiteiten als een
kernfunctie van de onderneming kunnen worden gezien.
Optie 1: CUP-methode
Op grond van de OECD TP-Guidelines zou allereerst de CUP-methode van toepassing kunnen zijn, nu
het ingekochte grondstoffen (en halffabrikaten) betreft. In §9.156 worden twee manieren genoemd
om de zakelijke prijs tussen NL BV en de productievennootschappen te berekenen:
• Zo kan voor de raw materials (grondstoffen) aangesloten worden bij de prijs die op een
commodity market (markt voor grondstoffen) wordt gevraagd; of
• er wordt aangesloten bij de prijs die gold als inkoopprijs, voordat er een centraal
inkooporgaan (NL BV) was ingesteld. Oftewel, als je voorheen als productievennootschap
zelf inkocht, kan aangesloten worden bij die oude inkoopprijs.
We lezen vervolgens in §9.156: “However, such a CUP, if unadjusted, may well mean that all the
costs savings would be attributed to the central purchasing entity.” Het gevolg van de CUP-methode
is dat de behaalde synergievoordelen volledig naar de inkoopfunctie van NL BV gaan.2 De vraag is of
dit zakelijk is, nu NL BV op grond van de functionele analyse gerechtigd zou zijn tot een lage, maar
stabiele winst… NL BV verricht niét de kernfuncties.
Optie 2: Cost plus methode
In §9.157 staat dat wanneer de CUP-methode niet kan worden toegepast, de cost plus methode
moet worden overwogen. Bovenop de inkoopprijs van de grondstoffen dient dan door NL BV een
mark-up te worden berekend aan de productievennootschappen. Onder de inkoopprijs dient dan te
worden verstaan de kostprijs-omzet plus de eigen operationele kosten van NL BV.
Agentschap
In §9.158 lezen we vervolgens over het inkoopkantoor dat handelt als agent. In figuur zal het verschil
worden geïllustreerd tussen NL BV als doorstroomlichaam (§9.157), en als agent (§9.158):
L NL BV
Legenda
L = leverancier
commission fee NL BV = inkoopkantoor
P = producent
P
2
Stel NL BV koopt 30 producten in voor € 20. Hij verkoopt het aan A, B en C voor de oude inkoopprijs, te
weten: € 10 voor 10 producten. NL BV maakt nu € 10 winst! Hoort deze winst echter bij NL BV te vallen…?
, Als NL BV de ingekochte grondstoffen doorverkoopt aan de productievennootschappen (P), dan
hebben we te maken met een buy-sell. Kortom, dan neemt NL BV als doorstroomlichaam de verkoop
aan de productievennootschappen als omzet op. De inkopen van leverancier L zijn dan de kostprijs-
omzet, en verder zullen er operationele kosten (OPEX) gemaakt zijn voor het onderhandelen. Tot slot
resteert de EBIT (resultaat vóór interest en belastingen). Immers, EBIT = brutowinst – operationele
kosten. En brutowinst = omzet – kostprijs-omzet.
Als NL BV als agent zou fungeren, dan verkoopt de leverancier L rechtstreeks aan de producent. NL
BV moet daarvoor een commission fee (commissie) krijgen.
N.B.: theoretisch loopt het inkoopkantoor bij de buy-sell een hoger risico, en moet je dan ook een
iets hogere EBIT (vergoeding) krijgen bij de buy-sell.
Optie 3: Profit split methode
Tenslotte rekenen de OECD TP-Guidelines in §9.160 de profit split methode ook nog tot de
mogelijkheden. Dit zal het geval zijn, als het inkoopkantoor een kernfunctie verricht. NL BV verricht in
ieder geval niet de kernfuncties voor de A-groep.
OECD TP-Guidelines: §9.159
In §9.159 staat dat je altijd moet kijken vanuit het perspectief van inkoopkantoor NL BV en de
producent. We lezen: “Key to the analysis will be determination of the benefits that could reasonably
be expected by the parties (manufacturing entities and central purchasing entity) from the
implementation of the central purchasing function, and of the options realistically available to them,
including in appropriate cases the option not to participate in the central purchasing in case the
expected benefit were not as attractive as under other options.”
We dienen ons altijd af te vragen: wordt de producent er nu daadwerkelijk beter van door NL BV er
tussen te schuiven? Of is de producent duurder uit door het centrale inkoopkantoor? NL BV mag niet
méér winst maken, met als gevolg dat de producent meer gaat betalen. De restwinst moet, gelet op
het functie- en risicoprofiel i.c. bij de producent komen te liggen, en niet bij NL BV! Voor een centrale
inkoopfunctie zou een derde- productievennootschap immers nooit gekozen hebben, wanneer
rechtstreeks inkopen voor hem goedkoper zou kunnen zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AmbertjeToorn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.