Hoorcollege 1 & 2
Wat stelt de disengagement theorie NIET?
A. Ouderen moeten zich langzaam terugtrekken uit de samenleving en het leven
B. Ouderen en jongeren lijken veel meer op elkaar dan in de literatuur wordt beschreven
C. Ouder worden en je terugtrekken is een natuurlijk reactie op verminderde vitaliteit
D. Ouder worden en je terugtrekken is een natuurlijke reactie op het naderende levenseinde
B
Wat is GEEN verschil tussen de disengagement theorie en de neuropsychologie?
A. Ze spreken elkaar tegen als het gaat om terugtrekken uit de samenleving en het leven
B. Ze spreken elkaar tegen als het gaat over dat ouderen en jongeren op elkaar lijken
C. Ze spreken elkaar tegen als het gaat over goed ouder worden, dat het geen harmonisch
stervensproces is maar ‘een leven lang leven’
D. Al het bovenstaande zijn verschillen.
C want dat gaat niet over de disengagement theorie maar over hoe we nu in het heden naar
ouderen en jongeren kijken
De activity theorie past beter bij
A. De disengagement theorie
B. De neuropsychologie
C. Beide
D. geen van beide
B want je wil blijven deelnemen aan de samenleving en bij disegagement trek je je terug
Wat kan zorgen voor een neerwaarts spiraal vanuit de neuropsychologie?
A. Minder doen
B. Minder kunnen
C. Minder zeggen
D. Minder lerenn
A doordat je minder doet kun je minder. Maar andersom kan ook: wat je niet gebruikt aan
functies gaat verloren dus er is onderbouwing van B maar te vaag omschreven dus A
Wat is GEEN factor wat de ouderenparticipatie tegen gaat?
A. Het vooroordeel over ouderen in de samenleving
B. Hoe ouderen zelf met hun ouder worden omgaan
C. Hoe actief ouderen blijven
D. Al het bovenstaande zijn factoren
C dit valt onder vooroordeel
Op wat hebben vooroordelen over ouderen effect?
A. Het internaliseren van negatieve stereotypen
B. Het welbevinden
C. De gezondheid
D. De bijdrage van ouderen aan de samenleving
,D want dit is een vooroordeel (dat ouderen minder bijdragen aan de samenleving)
Maar het is een moeilijke, vage vraag
Wat valt NIET onder zingeving bij ouder worden?
A. Genoeg energie in je leven steken
B. Je niet bij de eerste tegenslag uit het veld laten slaan
C. Allerdaagse activiteiten blijven doen
D. Doelen stellen
C want het valt onder zingeving wanneer het om kleine alledaagse doelen stellen gaat. En deze
moeten verwoord worden en een plaats krijgen in het leven van de client
Shirley was altijd een actieve putjesschepper van beroep. Nu ze oud is vind ze het
moeilijk om om te gaan met haar achteruitgang. Volgens welk model kan shirley het
beste gaan midgetgolfen om zo te compenseren van haar achteruitgang?
A. Positieve psychologie van Machteld Huber
B. Soc model van Paul en Margeret Baltes
C. Life review van Butler
D. Geen van bovenstaande
B. omdat het gaat om compenseren van shirley haar achteruitgang. Als ze zich ging aanpassen
en bijv alsnog putjes kon scheppen maar dan met een extra helpende hand dan was het A. Of
wanneer ze focust op wat ze nog wel kan.
Levenslooptheorieen liggen dicht bij..
A. Life review
B. Neuropsychologie
C. Engagement theorie
D. Disengagement theorie
D
Boek hoofdstuk 1
Waar komt in de ouderenpsychologie NIET steeds meer aandacht voor?
A. Zingeving
B. Welbevinden
C. Mogelijkheden
D. Veerkracht
C
Vanuit de neurpsychologie weten we dat ouderen nog steeds kunnen bijdragen aan de
samenleving. Waar kan een te grote verantwoordelijkheid en autonomie voor zorgen?
A. Het loslaten van doelen die niet meer haalbaar zijn
B. Ouderen kunnen niet goed meer hun eigen belangen inschatten
C. Durven afhankelijk zijn van andere
D. Al het bovenstaande
B want de andere twee zijn juist voordelen wanneer er focus is op zingeving, welbevinden en
,veerkracht.
Wat doet het CALTAP-model?
A. Het besteed aandacht aan specifieke problemen die vaak voorkomen rondom ouderdom,
maar die niet een natuurlijk onderdeel van ouderdom betreffen (specifieke uitdagingen
B. Het stimuleert om zowel aan de positieve als negatieve biopsychosociale aspecten van het
ouderdom aandacht te geven (positive en negatie maturation)
C. Helpt bepalen welke aanpassingen nodig zijn in de behandeling van oudere vanuit
verschillende perspectieven en legt nadruk op de sociale context van oudere en hun bredere
sociaalhistorische context
D. Al het bovenstaande
D
Hoofdstuk 2
Wat is een levensloopontwikkeling?
A. Multidimensioneel
B. Multidirectioneel
C. Multidimensioneel en Multidirctioneel
D. Gee van beide
C
Als we kijken naar het dual-continua model, wat is dan correct wanneer we kijken naar
welbevinden en psychische problemen?
A. Je richt je vooral op stoornissen voorkomen en behandelen
B. Je richt je vooral op het welbevinden behouden en bevorderen
C. Je richt je op beide: stoornissen voorkomen en behandelen & het welbevinden en
bevorderen
D. Je richt je op beide: stoornissen voorkomen en behandelen & het welbevinden en
bevorderen, ook wanneer iemand aan een psychische soortnis lijdt.
D
Hoofdstuk 3
Wat is geen interventie tegen eenzaamheid?
A. Leren omgaan met gevoelens van eenzaamheid
B. Relatienetwerk verbeteren
C. Psychotherapie
D. Behoefte en wensen aan relaties veranderen
C. Staat niet zo specifiek benoemd
Hoorcollege 3
Wat is het verschil tussen seksualiteit en sensualiteit?
A. Sensualiteit is niet per se gericht op genitaal verkeer
B. Sensualiteit zijn alleen de handelingen gericht op genot
C. Sensualiteit is het toelaten van de ander in de binnenste leefwereld
, D. Seksualiteit zijn handelingen gericht op genot en sensualiteit is het lichamelijk seksueel
reageren in termen van de seksuele responcyclus
A want B= seksueel gedrag, C= emotionele intimiteit en D= seksueel functioneren
Waar hebben oiuderen meer problemen mee in vergelijking met jongeren?
A. Vroegtijdig orgasme
B. Orgasme problemen
C. Erectieproblemen
D. Minstens 1 probleem met het seksueel functioneren
C, rest is allemaal meer aanwezig bij jongeren (15-24 jaar)
Waarmee hangen seksuele disfuncties samen?
A. Minder seksuele tevredenheid
B. Hoe er met veranderingen wordt omgegaan
C. Hoe er met veranderingen wordt omgegaan en hoe veranderingen worden beoordeeld
D. Minder seksuele tevredenheid en hoe veranderingen worden beoordeeld
C
Wat is GEEN lichamelijke verandering bij mannen als ze ouder worden?
A. De desire daalt
B. Testosteron productie daalt
C. De refractaire periode duurt langer
D. Er is sprake van een andropauze
A
Spanning, irritatie en somberheid horen bij de menopauze en vallen onder…
A. Vasomotorische symptomen
B. Psychosomatische symptomen
C. Refractaire symptomen
D. Climaterium symptomen
B (c & d zijn verzonnen) A= nachtelijk zweten en opvliegers
Hendrik is 67 jaar en komt naar je toe vanwege erectie problemen op seksuologisch
gebied. Je hebt een gesprek met hem en werkt volgens de probleemanalyse. Wanneer je
vraag: “wat is de last van je erectieprobleem in het dagelijks leven” in welk stadium van
de probleemanalyse zit je dan?
A. Analyse van het probleen
B. Gevolgen van de klacht
C. Last van de klacht
D. Beloop van het probleem in de tijd
C
Je gaar verder met het ondervragen van onze Hendrik. Het gesprek loopt lekker en je
vraagt “Ewa Hendrik, wat is er tot nu al gedaan aan je erectieprobleem?”. In welk stadium
van de probleem analyse zit je dan?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller TiuSam. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.